Hoofdaanbevelingen
Wij pleiten in dit advies voor een inclusieve, pluriforme theatersector die een breed en landelijk kwalitatief hoogstaand aanbod koppelt aan de lokale worteling van instellingen. Dit pleidooi baseren wij op een analyse van artistieke, maatschappelijke en economische ontwikkelingen in de theatersector. De voorgaande hoofdstukken hebben we afgesloten met uiteenlopende aanbevelingen, gericht aan overheden, fondsen en de sector zelf. Hieronder vatten wij deze aanbevelingen samen in een viertal prioriteiten.
1. Zorg voor een inclusieve theatersector
Ontwikkel een theaterbeleid dat inclusief is. Het gesubsidieerde theateraanbod vormt onvoldoende een afspiegeling van de Nederlandse bevolking.
Theater is er voor iedereen. Toch lukt het (nog) onvoldoende om het grote potentiële publiek aan te spreken. Het theaterveld moet daarom worden gestimuleerd zijn maatschappelijke voetafdruk te vergroten. Het is belangrijk dat iedereen zichzelf kan herkennen in de verhalen die er op de Nederlandse podia worden verteld en dat iedere Nederlander, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen, opleidingsniveau of woonplaats optimaal toegang heeft tot kunst.
Belangrijkste aanbevelingen
- Herzie de subsidiesystematiek zodanig dat deze inclusiever wordt en ruimte biedt aan instellingen en makers met een cultureel diverse achtergrond, of aan makers en instellingen die werken vanuit nieuwe disciplines.
- Beoordeel bij subsidieaanvragen de implementatie van de Code Culturele Diversiteit even streng als de andere onderdelen van het beleidsplan. Een negatieve beoordeling is grond om een aanvraag af te wijzen.
- Onderzoek de effectiviteit van een quotum voor culturele diversiteit bij theaterorganisaties, om diversiteit voor en achter de schermen te bevorderen.
- Investeer als podia en bespelers, ondersteund door een (netwerk)instelling, in (doorlopend) publieksonderzoek. De kennis die er bij podia en bespelers is over het eigen publiek moet beter met elkaar worden gedeeld.
- Zet de regeling ‘Cultuureducatie met kwaliteit’ voort en breid deze uit.
2. Verstevig de lokale worteling en houd oog voor (inter)nationale spreiding
Maak binnen het stelsel worteling en een scherpere profilering van instellingen mogelijk, als basis voor een kwalitatief hoogwaardig landelijk gespreid aanbod.
Zowel in Cultuur voor stad, land en regio als in dit advies constateren we dat culturele instellingen zich – meer en beter – lokaal wortelen. Theatergezelschappen gaan in hun eigen stad en regio intensiever met elkaar samenwerken. Of het nu gaat om een theater dat zijn aanbod beter aanpast aan de lokale vraag, of een gezelschap dat intensief samenwerkt met partners in de omgeving, het versterkt de band tussen het publiek en de theatersector. Door intensiever en slimmer samen te werken, kunnen podia en gezelschappen beter inspelen op de behoefte van het eigen publiek en de maatschappelijke omgeving. Zo’n stevige lokale worteling is de basis voor een nationale en internationale profilering. Reiken naar de top, begint in de eigen omgeving.
Om de randvoorwaarden voor een bloeiend regionaal theaterklimaat te scheppen, is samenwerking tussen gezelschappen en podia, en tussen de verschillende overheden binnen een stedelijke regio cruciaal. Gezelschappen en podia kunnen zich scherper profileren binnen een stedelijke regio door zich meer van elkaar te onderscheiden en daardoor beter aan te sluiten bij de vraag van het (lokale) publiek. Overheden kunnen vanuit het perspectief van een regionaal cultureel ecosysteem een realistischer beleid voeren over maatvoering (hoeveelheid podia) en over de maatschappelijke en culturele opdracht van podia.
Lokale worteling biedt theatergezelschappen een solide basis om in binnen- en buitenland op tournee te gaan. In het Nederlandse theaterbestel is het essentieel dat theatergezelschappen door het land reizen en gelegenheid hebben om in het buitenland te spelen. De nationale functie kan een extra impuls krijgen door de band tussen producenten en speelplekken te stimuleren en podia in staat stellen meer hoogstaand aanbod te programmeren. Seriebespelingen kunnen daarbij een rol spelen. Producenten en podia kunnen ook gezamenlijk produceren en randprogramma’s ontwikkelen, waardoor voorstellingen aantrekkelijker voor publiek kunnen worden.
Belangrijkste aanbevelingen
- Geef podia meer financiële middelen in de vorm van afnamesubsidies om veelzijdig, avontuurlijk en kwalitatief hoogstaand aanbod voor de grote zaal en de vlakke vloer te kunnen programmeren.
- Stimuleer de samenwerking tussen podia en gezelschappen voor een betere lokale én landelijke uitstraling, bijvoorbeeld ten behoeve van seriebespelingen, coproducties en contextprogramma’s.
- Houd bij de (ver)bouw van podia meer rekening met de regionale behoefte en het maakklimaat. Stem de programmering van podia in een stedelijke omgeving beter op elkaar af, zodat er een rijk – elkaar aanvullend – aanbod ontstaat.
3. Ga uit van maakbehoefte en leg geen maakdwang op
Herzie het huidige subsidiestelsel en zorg ervoor dat de BIS, de regionale culturele infrastructuur en Fonds Podiumkunsten aanvullend werken. Maak flexibiliteit en maatwerk uitgangspunten van het nieuwe beleid.
Het subsidiesysteem past niet meer bij de huidige situatie in het veld. Het cultuurbeleid en het bijbehorende subsidiestelsel zijn bedacht vanuit een ketengedachte die lang functioneerde, maar nu niet meer voldoende rekening houdt met artistieke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen in het theaterveld. In de BIS bieden de subsidiekaders niet het maatwerk dat past bij de profilering die de instellingen kiezen. Bij fondsgezelschappen zorgt de kwantificering van prestaties voor ongewenste effecten, zoals productiedwang. Daarom pleiten we voor een aanpassing van het theaterbestel.
Belangrijkste aanbevelingen
- Stel instellingen beter in staat zich te profileren, ga uit van de maakbehoefte en niet van maakdwang.
- Ontwerp een subsidiesystematiek waarin (jeugd)theatergezelschappen aan de hand van hun profiel, kwaliteiten en ambities worden gehonoreerd voor de uitvoering van specifieke taken, zoals het produceren van grotezaalvoorstellingen, talentontwikkeling, educatie en internationalisering.
- Bied jeugdgezelschappen dezelfde (financiële en artistieke) ruimte als de reguliere theatergezelschappen.
- Investeer in collectieve marketing en kennisdeling tussen podia en gezelschappen op het gebied van publieksgegevens zodat (nieuwe) publieksgroepen beter worden bereikt.
- Verklein de lastendruk voor instellingen en het grote aantal eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Verleng de meerjarige subsidietermijn naar zes jaar.
- Ondersteun de arbeidsmarktagenda van
Kunsten ’92 , waartoe ook de Fair Practice Code behoort. Stel gezelschappen in staat om hun personeel volgens de CAO te betalen door de subsidiehoogten daarop af te stemmen.
4. Koester het verleden en omarm de toekomst
Het theaterbeleid biedt niet alleen ruimte aan de artistieke en maatschappelijke ontwikkelingen in het heden, maar kijkt ook naar het verleden en de toekomst van de theatersector.
Een bloeiende theatersector heeft oog voor de toekomst en is verankerd in het verleden. De generatie theatermakers die nu nog op school zit, is de grondlegger van de canon van de toekomst. Het is dus nodig dat er aandacht blijft voor talentontwikkeling die duurzaam is, die maatwerk biedt en die zich zonder productiedwang richt op de lange termijn.
Als het gaat om het vastleggen van het verleden heeft het opheffen van het Theaterinstituut een gat in het landschap geslagen. Verschillende personen en instellingen proberen dat gat te dichten, maar de raad vindt de inspanning te versnipperd en de initiatieven worden onvoldoende financieel ondersteund. In een toekomstbestendig theaterbestel dienen beheer, behoud, debat en reflectie structureel gefaciliteerd worden.
Belangrijkste aanbevelingen
- Creëer in een theaterbestel ruimte voor een aantal voorzieningen voor talentontwikkeling, waaronder een productiehuis met een focus op jeugdtheater. Heb oog voor midcareer talent en interdisciplinair werkende makers in uiteenlopende theatergenres.
- Beleg talentontwikkeling met name bij theatergezelschappen die hiervoor in hun profilering ook echt kiezen. Deze instellingen kunnen daarvoor een suppletie op hun subsidie ontvangen.
- Neem als Rijksoverheid de verantwoordelijkheid voor een (netwerk)instelling voor behoud, beheer en reflectie, dat zorgt voor het theatrale erfgoed, ruimte heeft om de collectie aan te vullen en het erfgoed verbindt met het heden.
Contouren herziening theaterbestel
In het verlengde van onze verkenning Cultuur voor stad, land en regio pleiten wij voor een beter samenspel tussen drie financieringsstromen: door het Rijk gefinancierd, vanuit gemeenten en provincies (de regionale culturele infrastructuur) en vanuit de fondsen. Deze drie regimes moeten complementair aan elkaar zijn. Enerzijds om een aantrekkelijk en pluriform theateraanbod in de regio te bewerkstelligen. Anderzijds om te garanderen dat er landelijk een goede spreiding van kwalitatief hoogstaand theateraanbod is.
Op dit moment is het nog te vroeg om te bepalen welke instellingen door welke subsidiebronnen gefinancierd worden. De raad komt daar later dit jaar op terug wanneer de minister hem vraagt te adviseren over het cultuurbestel. Volgens de raad zal het Rijk voor een periode van zes jaar directe (mede)verantwoordelijkheid moeten nemen voor de volgende functies:
- Theaterproductie voor jeugd en voor volwassenen, met een nationale en internationale uitstraling.
- Talentontwikkeling van landelijk belang.
- Behoud, beheer reflectie, dataverzameling en promotie.
Deze functies kunnen op verschillende manieren worden vervuld. Een flexibele invulling van het bestel veronderstelt dat diverse typen instellingen verantwoordelijkheid voor deze taken kunnen nemen.
Naast deze functies faciliteert een toekomstig bestel de artistieke dynamiek van de theatersector. De raad pleit ervoor dat overheden en fondsen werken met flexibele subsidiehoogten en subsidievoorwaarden voor producerende instellingen, die niet primair afhankelijk zijn van het aantal speelbeurten.
Subsidievoorwaarden moeten ruimte geven aan uiteenlopende artistieke ambities van gezelschappen/podia en aan fluïde vormen van werken voor interdisciplinaire initiatieven, nieuwe makers en genres. Geen maakdwang dus, maar aansluiten bij maakbehoefte (zowel van makers als van publiek). Theaterproducenten moeten daarbij in staat zijn om hun personeel volgens de CAO te betalen.
In plaats van het vooraf vaststellen van subsidiehoogten adviseren wij de financiering te laten afhangen van taken die een (jeugd)gezelschap op zich wil nemen, zoals het spelen in de grote zaal, reizen of talentontwikkeling. Voor zulke taken zou een suppletieregeling of -fonds kunnen worden ingericht, waarvoor instellingen met zulke ambities aanvragen kunnen doen. Zo kunnen maatgerichte subsidies worden toegekend op grond van specifieke ambities van gezelschappen. Door te werken met een model van suppleties kan er ook beter rekening worden gehouden met vraag en aanbod. Zo kan bijvoorbeeld de hoeveelheid (grotezaal)producties worden afgestemd op de landelijke behoefte aan dit aanbod. Het betekent ook dat er met name bij de grote theatergezelschappen een directer verband is tussen het kiezen voor spelen in de grote zaal en de subsidiehoogte.
De stedelijke regio’s spelen een belangrijke in het theaterbestel. Zoals we hebben geschreven in Cultuur voor stad, land en regio zijn zij verantwoordelijk voor de samenhang van het lokale culturele ecosysteem, waarmee de profielen van een schouwburg, een festival en andere theaterinstellingen samenhangen. Wij pleiten ervoor dat stedelijke regio’s tijdig worden uitgenodigd hun visie op en plannen voor de regionale culturele infrastructuur kenbaar te maken. Daarover kunnen het Rijk en decentrale overheden een inhoudelijke dialoog voeren. En zulke plannen geven het Rijk en de fondsen ook de mogelijkheid om bij de beoordeling van aanvragen rekening te houden met de inbedding van instellingen in de regio. Juist doordat het lokale en het nationale beleid beter op elkaar worden afgestemd, kan er recht worden gedaan aan zowel de lokale als (inter)nationale behoefte en positie.