Maatschappelijk perspectief

Het maatschappelijk perspectief op de ontwerpsector staat hier centraal. We belichten hoe ontwerpers bijdragen aan de verkenning, analyse en (soms ook) oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Ook beschrijven we de relatie die ontwerpers hebben met hun publiek en partners. Die is anders dan in andere delen van de culturele sector waar het publiek bijvoorbeeld een kaartje voor het theater of een museum moet kopen. Ontwerpers hebben ook te maken met ‘gebruikers’, ‘belanghebbenden’, ‘deelnemers’ of ‘co-creators’. In die context is de inclusiviteit van de sector een belangrijke uitdaging.

Ontwerp en samenleving

In alle sectoren van de samenleving is inmiddels doorgedrongen dat voor nieuwe plannen, ontwikkelingen, projecten en programma’s de inbreng van ontwerpers van groot belang kan zijn. Dit uit zich om te beginnen in een veelheid van initiatieven van ontwerpers zelf om maatschappelijke uitdagingen via hun werk te agenderen, te bevragen en te bekritiseren.

Kritisch ontwerp

In het veld is de term critical design geïntroduceerd om een praktijk te benoemen waarin ontwerpers eerder vragen oproepen of discussies uitlokken dan oplossingen bieden. 1 De Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam programmeert bijvoorbeeld al vanaf het begin rondom een urgent stedelijk thema, zoals mobiliteit, milieu of macht. De jaarlijkse conferentie ‘What design can do’ (in Amsterdam, Mexico Stad en Sao Paulo) faciliteert en programmeert vanuit de gedachte dat de grote maatschappelijke transities niet zonder de inbreng van ontwerpers kunnen. In publicaties als ‘Cross Over Works’ staan domeinoverschrijdende ontwerpen die onder meer gericht zijn op een betere hygiëne in crisisgebieden, op het hergebruik van plastic in denim of op traumaverwerking door gameontwerp. 2 Ook de tentoonstelling ‘Change the System’ in museum Boijmans Van Beuningen liet de enorme diversiteit aan maatschappelijk geëngageerd design zien en het belang van (bèta)wetenschappelijke ontwikkelingen: Next Nature presenteerde bijvoorbeeld de mogelijkheid om laboratoriumvlees te consumeren door ‘gekweekte hamburgers’ te serveren die het milieu minder belasten dan traditioneel geproduceerd vlees.

Transitieontwerp

Ook vanuit de samenleving wordt bij de verkenning van transitiethema’s, zoals klimaatadaptatie, circulaire economie, mobiliteit, gezonde verstedelijking, voedsel, zorg, water, veiligheid en ruimtelijke ordening, veel verwacht van de ontwerpsector. 3 De Raad voor Cultuur en de Raad voor de Leefomgeving constateerden in hun gemeenschappelijke advies ‘Brede blik op erfgoed’ (over de rol van erfgoed in maatschappelijke transities) dat er steeds vaker gebruik wordt gemaakt van de verbindende en vernieuwende kracht van ontwerpers om tot een betere gebiedsontwikkeling en herbestemming te komen. 4 De raden stelden voor om de stedelijke cultuurregio’s hierbij te faciliteren door onder meer ontwerpcapaciteit ter beschikking te stellen. 5 Zo’n benadering wordt ook gestimuleerd vanuit het nieuwe topsectorenbeleid, waarin sterk ingezet wordt op kruisbestuiving en waarin onder meer de topsectoren Energie, Logistiek en Gezondheid de noodzaak van de specifieke benaderingen (‘design thinking’), kennis en vaardigheden uit de ontwerpsector hebben erkend. 6 De tendens om vanuit de culturele en creatieve sector maatschappelijke waarde te creëren, is in omringende landen ook aan de orde. De Engelse Design Council richt zich bijvoorbeeld uitdrukkelijk op de grote maatschappelijke uitdagingen. 7

Ontbrekende voorwaarden

Het is duidelijk dat ontwerpers en een reeks van potentiële opdrachtgevers de kracht van de sector erkennen om oplossingen voor complexe maatschappelijke vraagstukken te verkennen en te ontwerpen. We onderschrijven deze opvatting van harte, maar we hebben ook geconstateerd dat de praktijk weerbarstig is en de voorwaarden voor een optimale inzet van ontwerpers nog ontbreken. In onze gespreksrondes bleek dat dit vooral te maken heeft met de beperkte beeldvorming over ontwerp, met ontbrekende kennis en inzicht over hoe ontwerpkracht het beste kan worden benut en met ontbrekende vaardigheden bij de ontwerpers zelf.

Het heersende beeld van een ontwerper is iemand die producten of in ieder geval concrete dingen maakt. Het idioom van de ‘individuele maker, de kunstenaar’ is dominant. Maar ontwerp gaat juist over een speculatieve bezigheid, waarin de ontwerper als onderzoeker centraal staat, waar er in collectieven wordt samengewerkt en per project wordt gezocht naar weer nieuwe vormen van verbeelding en bemiddeling. Dat zou bijvoorbeeld een aanpak kunnen zijn tegen jeugdwerkloosheid, of een ontwerp voor een nieuw type onderwijssysteem. Zolang opdrachtgevers dit onvoldoende herkennen als mogelijke ontwerpresultaten, of verwachten dat de ontwerper het vraagstuk met een concreet product gaat oplossen, blijft de rol van ontwerp voor maatschappelijke vernieuwing onderbenut.

Een tweede constatering is dat veel gemeenten interesse hebben om maatschappelijke thema’s creatief aan te pakken, maar dat er onvoldoende kennis en knowhow is om dit succesvol te organiseren. Er wordt volop geëxperimenteerd, maar weinig van geleerd. Een ontwerpproces heeft pas een goede kans van slagen als er een organisatorische inbedding is en als er bewust een leertraject van wordt gemaakt, voor alle betrokkenen: de ontwerper, de professional, de burger, de beleidsmaker, de wetenschapper. Dit soort ontwerpprocessen vraagt om nieuwe vaardigheden, om een kritische houding, om verbindende kwaliteiten en om strategisch inzicht. Deze vaardigheden hebben ontwerpers niet altijd in huis en tijdens de opleiding wordt hieraan onvoldoende aandacht besteed.

Samen ontwerpen

Wat uit de bestaande initiatieven naar voren komt, is de noodzaak om allianties te smeden tussen ontwerpers, overheden, bedrijven, investeerders, burgers en kennisinstellingen. Deze ‘multistakeholder’-samenwerking is complex en vraagt om nieuwe organisatorische vormen en rollen; zo zijn bijvoorbeeld regisseurs en ambassadeurs nodig, maar ook nieuwe manieren om kennis te delen en samen te werken. We zien overal in Nederland de invloed van het design denken terugkomen; in de vorm van labs bijvoorbeeld en als onderdeel van concrete beleidsinstrumenten (city deal, regio-envelop). Onduidelijk is echter of en hoe ontwerpers of ontwerpbureaus hier een centrale rol spelen.

Labs

In de ontwerpsector wordt in zogenaamde stadslabs, living labs, fieldlabs of fablabs intensief samengewerkt. Deze labs zijn net zo divers als de sector zelf, maar hebben met elkaar gemeen dat er egalitair geëxperimenteerd wordt, dat experimenten mogen mislukken en dat het proces net zo belangrijk is als de uitkomst. Het Rathenau Instituut constateerde onlangs dat er landelijk 120 living labs zijn die zich vooral in de Randstad en rond een paar grote provinciale steden bevinden. 8 Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ondersteunt zo’n 51 stadslabs die de energie en kracht van de lokale gemeenschap rond concrete praktijkexperimenten mobiliseren. De waarde en betekenis van stadslabs voor nieuwe vormen van samenwerking tussen overheid, markt en maatschappij zijn groot volgens het fonds. De ‘Atlas Onderzoek met Impact’, een coproductie van de Vereniging Hogescholen en regieorgaan SIA, laat weer een andere verzameling labs zien, namelijk die waarin hogescholen praktijkonderzoek doen met een samenstel van verschillende partijen. 9

City deals en regio-enveloppen

Sinds de vorige kabinetsperiode wordt er in het kader van ‘Agenda Stad’ ingezet op het sluiten van zogenaamde city deals, die moeten leiden tot innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken en/of maatregelen bevatten die het economische ecosysteem van stedelijke cultuurregio’s versterken. In veel van de city deals is de invloed van ‘design thinking’ duidelijk: zo is ‘Zorg voor veiligheid in de Stad’ bedoeld als ‘leertuin’ voor een ‘lerende overheid’, en moeten uit de lokale experimenten in zeven steden betere manieren van samenwerking voortkomen. 10 Het in deze kabinetsperiode gestarte beleidsinstrument van de ‘regio-envelop’ biedt vergelijkbare kansen voor ontwerpers, omdat ook hier de nadruk ligt op alliantievorming en integraliteit in de context van de nieuwe omgevingswet en ten behoeve van maatschappelijke transities. 11

Regie gevraagd

Hoewel labs, city deals, regio-enveloppes en hun concrete invullingen de geest van ontwerpdenken ademen, blijkt dat bij de grote transitievraagstukken ontwerpkracht onvoldoende tot zijn recht komt. Men leert te weinig van de bestaande experimenten en er is (mede daardoor) te weinig herkenning van wat de ontwerpsector kan betekenen voor de maatschappij. In klimaat en energie wordt de komende jaren miljarden euro’s geïnvesteerd zonder dat het culturele perspectief op de ruimtelijke consequenties een belangrijke plaats aan tafel heeft. Dat geldt ook voor de toekomst van de zorg, de duurzame stad en andere relevante thema’s. De culturele, creatieve kant van de ontwerpsector kan en moet bij veel grotere projecten en trajecten in de stedelijke cultuurregio’s betrokken worden; er moet worden geëxperimenteerd, geleerd (ook van wat er fout gaat) en kennis gedeeld.

Dat vraagt volgens de raad om een programmatische, lerende aanpak waarin de ontwerpsector integraal benaderd wordt en waar actief aansluiting wordt gezocht bij ontwikkelingen in de stedelijke cultuurregio’s. Andersom zijn ook die regio’s aan zet om de ontwerpsector actief te betrekken bij maatschappelijke uitdagingen. Een instrument, vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp, biedt goede kansen om een gezamenlijke innovatieagenda op te stellen, waarin het ‘wat’ en het ‘hoe’ centraal staan. Dit zou het mogelijk maken om nieuwe coalities, ‘communities of practice’, op te zetten tussen de overheid, particulieren, het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de ontwerpsector rond specifieke thema’s en concrete locaties.

Publiek, diversiteit en inclusiviteit

‘Het publiek’ is voor de ontwerpsector een diffuus begrip. Hoewel er wel degelijk een klassieke publieksrol is, zoals bezoekers van festivals, biënnales, design weeks of musea, is er een minstens even belangrijke rol voor publiek als ‘co-creator’ omdat het ontwerpproces de gelegenheid biedt om in samenspraak met de (eind)gebruiker producten, gebieden of systemen te ontwikkelen. 12

Bezoekers

De publieksbelangstelling voor ontwerpinstellingen en -evenementen is groot. Het Nieuwe Instituut rapporteert in zijn jaarverslag van 2016 dat er 700.000 nationale en internationale bezoekers zijn geweest, waarvan 10 procent betalend. De Dutch Design Week in Eindhoven is sinds het begin alleen maar gegroeid en trekt naast professionele ontwerpers ook een steeds groter algemeen publiek. In 2017 stopte de teller bij 335.000, bijna 40.000 per dag. De IABR in Rotterdam rapporteert eveneens een indrukwekkend bezoekersaantal van meer dan 130.000 voor de laatste editie.

De raad vindt de samenstelling van het publiek misschien wel belangrijker dan de omvang. Hoewel er geen betrouwbare cijfers zijn, is het niet waarschijnlijk dat het publiek heel divers is qua opleiding, inkomen of migratieachtergrond. In andere culturele sectoren heeft de raad geconstateerd dat het publiek inclusiever wordt als de samenstelling van de beroepsgroep en het type product diverser is. De ontwerpsector moet hier net zo’n inhaalslag maken als de andere sectoren, en zal vooral buiten de eigen circuits moeten zoeken naar goede voorbeelden. Zo is in het social media-circuit van influencers een beweging van jonge ‘hijabistas’ gaande rond het ontwerp van de hoofddoek, waarbij het niet alleen om de esthetische aspecten gaat, maar ook om materiaalvernieuwing. 13

In het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten is een aantal ‘black in design-platforms’ opgericht. Niet speciaal omdat ontwerpers met een migratieachtergrond een andere aanpak of stijl zouden hebben, maar vooral om te laten zien dat ontwerpopgaven rond dringende maatschappelijke problemen (zoals politiegeweld in de VS) niet zonder de inbreng van de direct betrokkenen kunnen. 14

Co-creatie

Er zijn van oudsher talloze methoden en technieken ontwikkeld om professionele ontwerpers en beleidsmakers in gesprek te brengen met eindgebruikers. Zo zijn er inspraakprocedures, interviewmethodieken en participatietechnieken ontwikkeld om in samenspraak ruimtelijke ontwerpvoorstellen te maken. Een ontwikkelproces dat van onderop wordt georganiseerd, geeft de grootste kans op een zogenaamd ‘inclusief ontwerp’, waarin zowel de wensen als ervaringen van buurten, groepen en andere eindgebruikers mede sturend zijn voor het proces.

Wij zien dat bij sommige maatschappelijke thema’s en ontwerpdisciplines hier al grote stappen zijn gemaakt. Zo opereert Architectuur Lokaal al decennialang als bemiddelaar tussen overheid, opdrachtgevers en ontwerpers. Anderzijds is ook in de sector zelf geconstateerd dat sommige maatschappelijke uitdagingen nauwelijks op de ontwerpagenda staan. De ambassadeur van de Dutch Design Week 2017 constateerde bijvoorbeeld dat vragen rond economische macht, democratie en migratie achterblijven ten opzichte van ‘groen ontwerp’. 15 Van de living labs is eveneens bekend dat zij qua thematiek en aanpak vooral hoogopgeleide, overwegend witte deelnemers trekken. 16

Ontwerp en cultuureducatie

In het basis- en voortgezet onderwijs is een vernieuwingsbeweging ontstaan rond de gedachte dat de nieuwe eeuw ook nieuwe vaardigheden vereist. Onder het motto 21st century skills worden belangrijke elementen van het ontwerpdenken vertaald naar nieuwe onderwijspraktijken. Het gaat onder andere om kritisch denken, samenwerken, probleemoplossend denken, creatief denken, mediawijsheid en computervaardigheden. Voor scholen en leerkrachten die hiermee verder willen, zijn er diverse scholingsmogelijkheden. Daarmee wordt ontwerp niet zomaar zichtbaar als een specifiek proces of product. Initiatieven als ‘haal een ontwerper in de klas’ of ‘DesignWeek@School’ houden de sector op dit punt herkenbaarder. 17 18

De raad ziet hier zowel kansen als risico’s. Enerzijds wordt ontwerponderwijs geïntegreerd in het aanbod van cultuureducatie en draagt het bij aan de ontwikkeling van nieuwe curricula. 19 Anderzijds verdwijnt het onderscheidende karakter van ontwerpdenken in een algemene herziening van didactische principes en curriculuminrichting.

Conclusie

We zien dat de zowel de sector als de samenleving bij de grote maatschappelijke transities een belangrijke rol toedicht aan ontwerp(ers). Dit uit zich in ontwerponderzoek en concepten (kritisch ontwerp), maar ook in de vraag naar ontwerpkracht. Daarnaast zijn er in de sector ook belangrijke methodieken zoals labs en co-creatie ontwikkeld om tot een gedeelde en integrale ontwerpinspanning te komen. We zien aan de opkomst van ontwerpdenken in het onderwijs (21st century skills) dat dit soort methodieken overal aan belang winnen.

Tegelijkertijd moeten we constateren dat het nog ontbreekt aan inzicht in de actuele transitieopgaven en programma’s waarvoor ontwerpers nodig zijn. Er is geen sprake van kennisuitwisseling en opschaling op basis van eerdere ervaringen. Met de brede acceptatie van het ontwerpdenken ontstaat ook het risico dat de specifieke expertise en aanpak die de ontwerpsector levert in een algehele procesverandering verdwijnt, waar weinig ruimte is voor de scherpe randjes van de sector, in artistiek en kritisch opzicht.

We constateren ook dat niet alle maatschappelijke opgaven en transities even populair zijn in de sector. Inclusiviteit en sociale cohesie bijvoorbeeld, komen nauwelijks voor in de lijstjes en overzichten van wat ontwerp ‘kan doen’. De ontwerpsector heeft hier nog wel wat grote stappen te zetten.


 

Deze video is onderdeel van de expositie Designing Critical Design.
Fiona Raby, Anthony Dunne, U.K., 2007

Vanaf 2013 tot 2015 werden vijf publicaties gepresenteerd, waarmee de crosssectorale bijdrage van de ontwerpdisciplines werden geïllustreerd op initiatief van betrokkenen bij de Topsector Creatieve Industrie.

Een brede blik
op Erfgoed
(pdf)
Raad voor Cultuur,
Raad voor Leefomgeving
en Infrastructuur, 2017

idem
pagina 9

idem
pagina 10

Kennis- en Innovatieagenda Creatieve Industrie,
2016 – 2018
clicknl.nl

Designing a better Britain
Design Council, 2015, U.K.

De inventarisatie van Nederlandse living labs hebben we gebaseerd op twee criteria:
1. De kennisproductie is gezamenlijk (co-creatief).
Er werken ten minste twee partijen uit de ‘quadruple helix’ van overheid, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke partijen (bewoners) samen.
2. De kennisproductie is gericht op het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.
rathenau.nl

Atlas onderzoek met impact
vereniginghogescholen.nl

City deal om criminaliteit en overlast voorkomen
agendastad.nl

Omgevingsvisie Rijk.
Wat is de omgevingsvisie?
aandeslagmetdeomgevingswet.nl

De rol van het publiek als consument van ontwerpproducten laten we hier achterwege

Hijab fashion
facethis.nl

Black design still matters
citylab.com

Ontwerpers, red de wereld
nrc.nl

The defining characteristics of urban living labs.
Technology Innovation Management Review
Steen, K., Van Bueren, E., 2017

TOOL (pdf)
Handvatten om samen met een technisch, grafisch of industrieel ontwerper onderwijsactiviteiten te ontwikkelen op het gebied van ontwerpend leren.
ktwt.nl

designweekatschool.nl

curriculum.nu