Inleiding

De ontwerpsector: een afbakening

Meer dan de helft van de professionals die het CBS tot de kunstsector rekent, is werkzaam in de ontwerpsector. Deze sector is dan ook omvangrijk en zeer divers van karakter. Ontwerp richt zich niet alleen op het leveren van diensten en het maken van gebruiksobjecten, zoals een website of meubilair, maar ook op het ontwerpen van processen en het maken van autonome kunst. Als bijna onze hele leefomgeving het werk is van ontwerpers, rijst de vraag: wat en wie rekenen we tot de ontwerpsector, en wat en wie niet?

In dit advies onderscheiden we drie deelsectoren: architectuur, waaronder stedenbouw, landschapsarchitectuur en interieurarchitectuur; vormgeving, waaronder grafische vormgeving, productvormgeving en mode; e-cultuur, waaronder gameontwerp, digitaal ontwerp, interactiedesign en artscience. Elke deelsector kent een eigen geschiedenis en creatieve praktijk waaraan we in dit advies aandacht willen besteden. Tegelijkertijd willen we ook de dwarsverbanden en grensvervaging in de sector laten zien. Ontwerpers zijn vaak niet meer verbonden aan één discipline, maar werken dwars door (deel)sectoren heen. Een rigide afbakening doet dan ook geen recht aan de bewegelijkheid van ontwerpers. Bovendien zijn de deelsectoren in de afgelopen periode beleidsmatig naar elkaar toegebracht.

Adviesaanvraag en werkwijze

Dit advies is een van de tien sectoradviezen die de Raad voor Cultuur tussen november 2017 en de zomer van 2018 uitbrengt. Het doel van deze adviezen is trends en ontwikkelingen binnen de sectoren en disciplines te beschrijven, knelpunten en kansen te duiden en beleidsopties voor de korte en lange termijn te verkennen. De sectoradviezen gelden, samen met onze verkenning Cultuur voor stad, land en regio, als de bouwstenen voor een discussie over de toekomst van het cultuurbestel.

Vanuit dit perspectief heeft de minister van OCW ons gevraagd uitspraken te doen over de artistieke, maatschappelijke en economische stand van zaken in de Nederlandse ontwerpsector. Meer in het bijzonder is de raad verzocht om in zijn advies aandacht te besteden aan de rol van instellingen in de ontwerpsector. Ook is ons gevraagd na te denken over de vraag hoe vanuit het cultuurbeleid het beste verbindingen gemaakt kunnen worden met maatschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld rondom de zorg, klimaatverandering, energietransitie en het onderwijs. In de adviesaanvraag is ook het verzoek opgenomen om het domein van de e-cultuur af te bakenen.

Om meer over de actuele ontwikkelingen te weten te komen, heeft de raad ‘tafellakensessies’ georganiseerd met makers en denkers uit de drie afzonderlijke deelsectoren. In deze sessies kwamen professionals aan het woord over het onderwijs, de beroepspraktijk en het discours in hun specifieke sector. 1 Ook zijn er verdiepende gesprekken gevoerd met experts die over gespecialiseerde kennis beschikken en voornamelijk interdisciplinair opereren. 2 Op basis hiervan zijn de sterke en zwakke punten in de sector in kaart gebracht. Ook hebben we van gedachten gewisseld met vertegenwoordigers van een aantal koepelorganisaties en grote instellingen. 3

Voor de kwantitatieve gegevens over de sector heeft de raad gebruikgemaakt van diverse bronnen, zoals de monitor Creatieve Industrie van het CBS en de monitor die door iMMovator is samengesteld. Verder hebben we ook gebruikgemaakt van de Games Monitor, Cultuur in Beeld, de sectorbeschrijving van Panteia, Kwink en Rebel, en van een quick scan van buitenlands beleid van de Boekmanstichting. De verzamelde cijfers, bijvoorbeeld over de creatieve industrie, zijn onderling of door de tijd heen lastig te vergelijken, omdat de sector op verschillende manieren wordt afgebakend en er verschillende definities van de deelsectoren worden gehanteerd.

Perspectieven

In dit advies wordt de sector geanalyseerd vanuit drie perspectieven; het artistiek-culturele perspectief, het economische perspectief en het maatschappelijke perspectief. Deze invalshoeken gelden ook voor de andere sectoradviezen van de raad en maken een vergelijking tussen de sectoren mogelijk. Daarnaast zijn ze voor de ontwerpsector herkenbaar als de belangrijkste, maar verschuivende, redenen voor het overheidsbeleid van de afgelopen 25 jaar.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw motiveerde de Rijksoverheid haar beleid door de esthetische kwaliteit en culturele betekenis van ontwerp te benadrukken. Het beleid van de toenmalige ministers Hedy d’Ancona (Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) en Hans Alders (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) is hier een goed voorbeeld van. Zij wilden de ruimtelijke kwaliteit vergroten door architecten meer bij het begin van het ontwikkelproces te betrekken. Ook het Nederlandse geld, het materieel en de huisstijl van de Nederlandse Spoorwegen en de logo’s van publieke diensten werden vormgegeven door toonaangevende Nederlandse ontwerpers als Robert Oxenaar of Bruno Ninaber van Eyben. Dit vooruitstrevende overheidsbeleid viel internationaal op; onder de vlag van Dutch Design en later ook Super Dutch kwam de weg open te liggen voor internationale promotie van Nederlands ontwerp en architectuur. 4

Vanaf de eeuwwisseling drong de economische waarde van de ontwerpsector door in het beleid. Het feit dat de sector zo’n waarde vertegenwoordigde, een positieve invloed op het vestigingsklimaat kon hebben en substantieel bijdroeg aan het bruto nationaal product, bood een nieuwe legitimering. In het eerste decennium van de twintigste eeuw ontwikkelden diverse Europese landen dan ook beleid voor de creatieve industrie. Zo ook werd in Nederland de creatieve industrie onderdeel van het topsectorenbeleid. Gemeentelijke overheden werden enthousiaste pleitbezorgers van cultuur; de investeringen hierin groeiden.

Midden in de economische crisis, rond 2010, nam de aandacht voor de maatschappelijke waarde van de culturele en creatieve sector toe. In 2012 maakte de toenmalig minister van OCW, Jet Bussemaker, die waarde vervolgens richtinggevend in haar cultuurbeleid. 5 Zij stelde dat maatschappelijke vraagstukken rondom bijvoorbeeld zorg, maatschappelijk verantwoord ondernemen, energie- en voedselvoorziening, krimp of vergrijzing steeds complexer worden. Deze vraagstukken en beleidsthema’s moesten worden verbonden met de creativiteit en innovatiekracht van de culturele en creatieve sector.

Ondanks de verschuiving van de aandacht, bleef de kern van het cultuurbeleid steeds de erkenning van de artistiek-culturele waarde van de ontwerpsector voor de samenleving. De verschillende invalshoeken zijn ook niet altijd makkelijk van elkaar te scheiden. Wel hechten we eraan om te benadrukken dat waar het om overheidsbeleid en subsidiëring van kunst en cultuur gaat, de artistiek-culturele waarde altijd het uitgangspunt vormt van waaruit alle andere waarden tot stand komen. Hoewel er tal van raakvlakken zijn tussen de ontwerpsector en de beeldende kunst en we ontwerpers hebben gezien die conceptueel werk autonoom presenteren in een museale context, onderscheiden we vanwege de toegepaste aard van ontwerp duidelijke grenzen tussen wat beeldende kunst en wat ontwerp genoemd kan worden.

Opbouw van het advies

Dit advies gaat in Beschrijving van de ontwerpsector verder met een beknopte schets van de drie deelsectoren waarover ons advies is gevraagd. We pretenderen niet volledig te zijn, maar willen kort de geschiedenis van het cultuurbeleid voor de sector schetsen en de lezer een indruk geven van de huidige trends en ontwikkelingen. Daarna kijken we achtereenvolgens vanuit artistiek-cultureel, economisch en maatschappelijk perspectief naar de sector. We besteden daarbij aandacht aan verschillende knelpunten en verkennen oplossingen daarvoor. Tot slot vatten wij ons advies in het laatste hoofdstuk samen in zes aanbevelingen.


 

Bijlage Overzicht gesprekspartners

Idem

Idem

Onder het bewind van Elco Brinkman (minister van Cultuur in 1985) kwam de buitenland promotie op gang. Spraakmakend was ook de tentoonstelling ‘Holland in Vorm’ die in 1987 door vijf verschillende kunstmusea werd gepresenteerd. De term Super Dutch werd gelanceerd in een publicatie uit 2000 van Bart Lootsma over nieuwe Nederlandse architectuur.
The construction of a national practice at the intersection of national and international dynamics
Meroz, J, Dutchnesses of Dutch Design, 2016

Cultuur beweegt.
De betekenis van cultuur in een veranderde samenleving
Ministerie van OCW, 2013