Conclusies en aanbevelingen

In dit advies hebben we een beeld gegeven van de stand van zaken en ontwikkelingen in de ontwerpsector. We zien een veelkleurige sector: rijk aan tradities en uiteenlopende praktijken. Ontwerpers zijn werkzaam als zzp’er, in dienst van bedrijven of van ontwerp- en architectenbureaus. Ze manifesteren zich lokaal en internationaal, individueel en collectief. Ze werken in opdracht en autonoom, ze ontwerpen al onderzoekend en onderzoeken ontwerpend. Ze veranderen vormen, ketens en systemen. Ze verbinden hun creativiteit aan vele domeinen: van cultuur tot gezondheidszorg, van defensie tot stedelijke vernieuwing, van mobiliteit tot duurzame leefomgevingen. Ze werken disciplinair, multidisciplinair en transdisciplinair.

De kleinschaligheid en hybriditeit van de sector zijn enerzijds een kracht, omdat die de sector flexibel en wendbaar maken. Maar aan de andere kant maakt met name de kleinschaligheid, vooral door de lage organisatiegraad, de sector ook kwetsbaar, bijvoorbeeld voor schommelingen in de conjunctuur. Relatief kleine spelers blijven bovendien gemakkelijk onzichtbaar, zijn onvoldoende opgenomen in kennisnetwerken en hebben een zwakke onderhandelingspositie. Hierdoor blijft de potentie van de sector om bij te dragen aan maatschappelijke transitievraagstukken nog grotendeels onbenut.

Om een beter beeld te krijgen van de ontwerpsector heeft de minister aan ons gevraagd om in te gaan op de rol van de instellingen, de afbakening van de e-cultuur en de verbintenis met de maatschappelijke uitdagingen. Op basis van de voorgaande hoofdstukken komen we hieronder tot een antwoord op deze vragen. Daarna vatten wij ons advies samen in een aantal aanbevelingen, waarmee wij hopen dat de positie van de ontwerpsector versterkt zal worden.

De rol van instellingen in de ontwerpsector

Tijdens onze rondgang hebben we gesproken met vertegenwoordigers van instellingen en met ontwerpers, die al dan niet een klein, middelgroot of groot bureau hebben. De sector kent brancheverenigingen, fondsen, kennisinstellingen, festivals, presentatie-instellingen, veel prijzen en ondersteunende instellingen. Slechts een enkele instelling of fonds heeft een rijksopdracht en heeft zowel een agenderende als faciliterende rol. De rijksinstellingen hebben de taak om zowel de culturele als economische en maatschappelijke bijdrage van de sector te versterken. Allemaal met beperkte budgetten, waardoor er nauwelijks financiële armslag is om de rol te pakken die de samenleving voor de ontwerpsector, als een van de toonaangevende topsectoren, in gedachten heeft.

Mede door deze financiële schaarste is er in de sector continu discussie over de rol en functie van instellingen. De sector heeft moeite zichzelf te organiseren, met name op het terrein van presentaties, kennisdeling, internationalisering en onderzoek. Spelers in de sector ervaren hier leemtes in de bestaande infrastructuur. Er is behoefte aan festivals, platforms en manifestaties, niet alleen om Nederlands en internationaal ontwerp te kunnen presenteren of resultaten van onderzoek te delen, maar ook om (internationale) contacten aan te knopen met producenten en potentiële opdrachtgevers.

De sector kan sterker worden als bestaande instellingen en initiatieven samenwerken, beter op elkaar afstemmen en waar mogelijk samen optrekken. Zo is in het zuiden van Nederland een aantal ontwerpinstellingen, festivals en een archief gevestigd. De raad ziet in deze stedelijke cultuurregio kansen om ambities te verwezenlijken op het gebied van de promotie en presentatie van ontwerp. Hier is een potentieel netwerk dat kan worden geactiveerd voor een gezamenlijke agenda.

Het percentage van het rijksbudget dat naar de ontwerpsector gaat is beperkt en wordt met name gefinancierd vanuit culturele middelen. De bijdragen van andere ministeries zijn zeer bescheiden, terwijl ook zij met vraagstukken worden geconfronteerd waarvoor ontwerpkracht nodig is. Wil men dat de ontwerpsector, naast zijn artistiek-culturele bijdrage, ook meer waarde toevoegt op economisch en maatschappelijk terrein, dan zullen andere departementen hierin ook moeten investeren. De raad roept de ministeries op de potentie van de ontwerpsector voor de aanpak van maatschappelijke opgaven beter te benutten en hieraan bij te dragen.

De afbakening van e-cultuur

De minister heeft ons gevraagd in te gaan op de afbakening van e-cultuur. Deze term is overigens stof voor menig discussie en onnodige controverse. Het begrip ‘e-cultuur’ is afkomstig uit een tijd, ruim twintig jaar geleden, waarin digitale en internettechnologie om nieuwe vormen van ontwerp en creativiteit vroegen. Hierbij werd e-cultuur als expliciete tegenhanger van e-commerce geïntroduceerd, voor en door een nieuwe generatie kritische ontwerpers. Aangezien de term ‘e-cultuur’ internationaal geen weerklank krijgt, zijn sindsdien twee andere begrippen in omloop: digitale cultuur en artscience. Zowel het Nieuwe Instituut als het Stimuleringsfonds gebruiken sinds kort het begrip ‘digitale cultuur’, aangezien dit internationaal de meeste herkenning oplevert en als de meest gangbare definitie wordt gehanteerd.

De raad constateert echter dat het begrip ‘digitale cultuur’ niet volledig de lading dekt: ten eerste zijn er andere vormen van cultuur die vrijwel geheel digitaal zijn geworden, zoals bepaalde muziek- en audiovisuele genres; ten tweede gebeurt er in dit deel van de ontwerpsector veel meer dan alleen met digitaal ontwerp kan worden geduid.

De focus in de jaren negentig op de nieuwe technologische ontwikkelingen van internet en digitalisering is uitgebreid met een grote kritische interesse voor de betekenis van andere wetenschappelijke doorbraken en nieuwe technologieën op het gebied van onder meer genetisch onderzoek, artifical intelligence, robotica en biotechnologie. Internationaal wordt deze ontwikkeling onder andere als ‘artscience’ bestempeld, maar hoewel die term hier en daar in Nederland opkomt, bijvoorbeeld in de interfacultaire samenwerking tussen de Universiteit van Leiden, het Haagse conservatorium en de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, is er van een algemeen gebruik hiervan nog geen sprake.

De raad verwacht dat verschillende termen en aanduidingen voorlopig nog wel naast elkaar zullen bestaan. Van groter belang dan deze definitiekwestie vinden wij dat er waardering en erkenning is voor de ontwerpkracht en het kritisch vermogen van deze sector. Hoewel e-cultuur steeds meer verweven raakt met de andere disciplines, is ook geconstateerd dat juist op het snijvlak van wetenschappelijke doorbraken, technologie en kunst zeer aansprekende, creatieve ontwerpexperimenten plaatsvinden die de politieke en ethische consequenties hiervan verkennen, onthullen en bekritiseren. Goede randvoorwaarden voor e-cultuur houdt Nederland in de voorhoede van de internationale ontwerpsector. De raad hecht er daarom aan dat dergelijke ontwerpambities voldoende ondersteund worden, ook al omdat ze zo direct verbonden zijn met de veranderingen in onze samenleving. Initiatieven, instellingen en programma’s die zich op dit terrein begeven, verdienen volgens ons dus erkenning en ondersteuning.

Aanbevelingen

De kracht van de ontwerpsector is niet alleen afhankelijk van ontwerpers en het veld zelf, maar ook van diverse overheden, instellingen en opdrachtgevers. Wij pleiten niet voor top-down beleid, stelselwijzigingen of nieuwe structuren, maar voor het stimuleren en verstevigen van de aanwezige basis. De sector heeft een overheid nodig die de bottom-up dynamiek versterkt rondom de artistiek-culturele, economische en maatschappelijke waarden die de sector produceert. Dat vraagt van de kant van de sector dat hij zich sterker maakt, onder meer door zich beter te organiseren. We hebben door het advies heen in algemene termen oplossingsrichtingen aangereikt. Hieronder vatten wij deze samen in zes aanbevelingen.

1. Versterk de infrastructuur

De ontwerpsector kent een uitgebreid netwerk actoren die actief zijn in diverse maatschappelijke domeinen en ondersteund worden op verschillende schaalniveaus door kennisinstellingen, ondersteunende instellingen en brancheorganisaties. Er zijn echter weinig instellingen met een rijkstaak in de culturele basisinfrastructuur opgenomen. Er is behoefte aan meer en ook andersoortige presentatiemogelijkheden zoals manifestaties en een variëteit in festivals. Dit soort manifestaties of presentatieplekken zijn cruciaal voor de sector, mede omdat de ontwerpsector hier in aanraking komt met potentiële partners; overheden, kennisinstituten en ondernemers, of producenten. Ook voor het publiek is het belangrijk om tijdens manifestaties kennis te kunnen nemen van innovatieve ontwikkelingen.

Aanbevelingen aan de ontwerpsector

  • Versterk het eigen netwerk in de sector, onder meer door kennisdeling en door beleid beter op elkaar af te stemmen, gezamenlijke agenda’s te maken en waar mogelijk samen op te trekken.
  • Betrek de stedelijke cultuurregio’s bij de gezamenlijke agenda’s en speel een rol in de profilering van deze regio’s.

Aanbevelingen aan de Rijksoverheid

  • Verruim de middelen en schep plaatsen in de culturele basisinfrastructuur voor manifestaties en festivals.
  • Onderzoek met regionale cultuurregio’s hoe hun profilering versterkt kan worden. Zo is in het zuiden een groot potentieel netwerk dat kan worden geactiveerd voor een gezamenlijke, nationale ontwerpagenda, gericht op talentontwikkeling, promotie, presentatie en internationalisering van ontwerp. Wijs deze regio expliciet aan om te werken aan een nationaal design platform, waar makers, opdrachtgevers en de industrie bijeenkomen en die gezamenlijk een bijdrage leveren aan het programma, de presentatie en het onderzoek ter versterking van het Nederlands design.

Aanbevelingen aan stedelijke cultuurregio’s

  • Versterk de infrastructuur door ruimte te geven aan initiatieven en aan broedplaatsen.
  • Profileer en versterk potentiële regionale netwerken.

Aanbevelingen aan opdrachtgevers

  • Breng ontwerp- en onderzoeksopdrachten in bij, bijvoorbeeld, broedplaatsen in de stedelijke cultuurregio’s.

2. Faciliteer en financier ontwerponderzoek

Gelet op de cruciale betekenis van autonoom onderzoek en experiment adviseren wij daarvoor extra financiën, faciliteiten en ruimte beschikbaar te stellen. Voor de verspreiding van kennis zijn platforms voor reflectie en debat van belang. De sector is gebaat bij een breed scala aan onderzoekspraktijken: van hightech academisch tot ambachtelijk materieel. Ontwerpers zouden dan ook beter aansluiting moeten krijgen bij de financieringsbronnen, zoals NWO en SIA. De raad moedigt de sector óók aan zijn eigen onderzoekstraditie te versterken, bijvoorbeeld door in de kunstvakopleidingen een onderzoekspraktijk te stimuleren. De raad vindt het belangrijk te benadrukken dat het experimentele onderzoek thuishoort bij het beleid van het ministerie van OCW. Het ministerie van OCW kan een initiërende en sturende rol spelen om het ontwerponderzoek dat ten behoeve van maatschappelijke opgaven gedaan wordt onder te brengen bij de betreffende ministeries en de topsector.

Aanbevelingen aan de ontwerpsector

  • Pas op met een vergaande academisering van het onderzoek. Onderzoek hoeft niet altijd volgens de wetenschappelijke methode te verlopen. Ontwerpend onderzoek of ontwerponderzoek heeft unieke kenmerken door zijn verwevenheid met ambachtelijke tradities en vaardigheden en speculatieve praktijken.
  • Sluit onderzoek naar nieuwe én oude materialen, nieuwe én oude ambachten en technieken in.
  • Sluit aan bij bestaande onderzoeksagenda’s, met name de agenda’s die gericht zijn op de grote maatschappelijke vraagstukken, en maak veel sterkere verbindingen met andere kennisdomeinen, onder andere met de technische, de sociale wetenschappen en de humanities.
  • Sluit structurele en strategische coalities met universitaire en hbo-onderzoeksgroepen om aanspraak te maken op NWO- en SIA gelden, in plaats van te proberen een zelfstandige status binnen deze fondsen te verwerven.
  • Neem expliciet onderzoek en experiment op in begrotingen voor projecten voor overheden en opdrachtgevers, en gebruik hierbij de Fair Practice Code als onderbouwing.

Aanbevelingen aan de Rijksoverheid

  • Verruim de middelen uit de cultuurbegroting door geoormerkte financiering voor artistiek, kritisch, ontwerpend onderzoek beschikbaar te stellen.
  • Coördineer de vraag naar ontwerponderzoek tussen de verschillende ministeries en maak deze vraag op periodieke basis bekend.

Aanbevelingen aan stedelijke cultuurregio’s

  • Maak ontwerpend onderzoek onderdeel van regionale en gemeentelijke transitieopgaven.
  • Gebruik de bestaande overlegstructuren (VNG, koepels en IPO) als platform om kennis over de rol die ontwerp heeft gespeeld in concrete transitieopgaven uit te wisselen, over te dragen en te bundelen.
  • Coördineer via deze kanalen de vraag naar ontwerponderzoek in de verschillende gebieden en maak deze vraag periodiek bekend.

Aanbevelingen aan opdrachtgevers

  • Maak ruimte voor ontwerpend onderzoek in opdrachten.
  • Accepteer dat onderzoek en experiment noodzakelijk zijn om een groot en kostbaar traject voor te bereiden; las onderzoeksfasen in als onderdeel van de kwaliteitscontrole.

3. Stimuleer de in- en doorstroom van startend talent

Wij adviseren de in- en doorstroom op de arbeidsmarkt voor met name startende, getalenteerde ontwerpers te verbeteren. Voor hen is het moeilijk om door te breken. Zij vinden het lastig om hun weg te vinden in het bos van financieringsmogelijkheden en -voorwaarden. De gedachte aan een enkel financieringsloket voor de sector is verleidelijk maar onrealistisch. Toch moet de toegankelijkheid ervan worden vereenvoudigd. Daarnaast heeft de sector nog een inhaalslag te maken rondom de toegang en mogelijkheden van ontwerpers met een migratieachtergrond of zonder hbo- of wo-opleiding. Ook hier ligt een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle betrokkenen in de sector.

Aanbevelingen aan ontwerpsector

  • Ondersteun starters met het vinden van verschillende financieringsmogelijkheden en regelingen. Met name het Stimuleringsfonds en de Topsector Creatieve Industrie kunnen hierbij een belangrijke taak vervullen.
  • Gebruik de Code Culturele Diversiteit bij de invulling van nieuwe bestuurlijke of uitvoerende functies in de sector.
  • Zie toe op een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, en van ontwerpers met verschillende achtergronden op festivals, discussieplatforms en andere presentatiemomenten.
  • Scout de maakfestivals en maakplaatsen voor ontwerptalent met een andere achtergrond.
  • Maak gebruik van de brancheorganisaties die veel praktische en inhoudelijke kennis en expertise hebben opgebouwd en deze beschikbaar stellen voor de sector.
  • Onderzoek hoe in andere landen de diversiteit van de ontwerpsector wordt gestimuleerd. In het bijzonder in het Verenigd Koninkrijk, maar ook in de Scandinavische landen en Frankrijk.
  • Entameer met de brancheorganisaties een gezamenlijke campagne om meer aandacht voor ontwerp te vragen bij overheden en particuliere opdrachtgevers.

Aanbevelingen aan de Rijksoverheid

  • Hanteer stringenter de Code Culturele Diversiteit bij de gunning van ontwerpopgaven; bij het overleg met de sectorvertegenwoordigers en de beoordeling van de sectorinstellingen; bij de nationale inzendingen voor internationale biënnales en festivals, en bij selectie van ontwerpers voor handelsdelegaties.
  • Ontwikkel nieuwe financieringsconstructies en trek er extra financiële middelen voor uit om startende ontwerpers in de vorm van vouchers, goedkope leningen, prijsvragen of revolverende fondsen, in samenwerking met het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, ministeries en organisaties zoals Cultuur + Ondernemen.
  • Pas de aanbestedingsregels ruimhartiger en ruimer toe om ook jong talent een kans te geven en om meer ontwerpmeters te maken.
  • Leg in navolging van het buitenland vast dat deelname aan ontwerpprijsvragen vergoed wordt.
  • Stimuleer innovatief opdrachtgeverschap en zorg ervoor dat de aanbestedingsregels innovatie niet in de weg staan.

Aanbevelingen aan stedelijke cultuurregio’s

  • Hanteer de Code Culturele Diversiteit bij de gunning van ontwerpopgaven.
  • Stimuleer, faciliteer en financier de makersbeweging door nieuwe gemeentelijke maakplaatsen te creëren en/of aan te sluiten bij bestaande activiteiten.
  • Stimuleer de vraag, bijvoorbeeld door vouchers te introduceren en aandacht te vragen voor goed opdrachtgeverschap.

Aanbevelingen aan opdrachtgevers

  • Hanteer de Code Culturele Diversiteit bij de gunning van ontwerpopgaven.
  • Ga actief op zoek naar ontwerpers met een diverse achtergrond, of naar ontwerpinbreng vanuit een diverse achtergrond.

4. Benut de potentie van de ontwerpsector bij de aanpak van maatschappelijke vraagstukken

In onze analyse stellen we vast dat de kracht van de ontwerpsector nog te weinig wordt benut bij de aanpak van maatschappelijke vraagstukken. Wel zien wij veelbelovende initiatieven in stedelijke cultuurregio’s, waar ontwerpers betrokken worden bij sociale, digitale en ruimtelijke vraagstukken. Het Rijk kan dit versnellen en versterken door met behulp van thematische actieprogramma’s in te spelen op kansen in de stedelijke cultuurregio’s en ervoor te zorgen dat ontwerpers en/of ontwerpbureaus hierbij betrokken worden.

Een actieprogramma is volgens de raad een kansrijk instrument om doelen te stellen, bruggen te slaan, partijen met elkaar te verbinden, kennis te delen en eventueel op te schalen of te verspreiden. Een ‘actieagenda’ is een gezamenlijke innovatieagenda waarin het ‘wat’ en het ‘hoe’ centraal staan.

Een kansrijke mogelijkheid zou zijn om in lijn met de Actieagenda voor Ruimtelijk Ontwerp parallel hieraan een Sociale en een Digitale Actieagenda te ontwikkelen, waarin grote maatschappelijke thema’s dragend zijn. Zo kan de kracht van ontwerp worden benut voor ruimtelijke, sociale en digitale vraagstukken in ons land, kunnen er coalities ontstaan tussen kennisinstellingen, particulieren, het bedrijfsleven, de overheid en de ontwerpsector en kan er kennisdeling en kenniscreatie plaatsvinden, zodat de impact kan worden verhoogd.

De raad ziet de noodzaak voor vruchtbare integratie van bestaande initiatieven. De bovengenoemde actieagenda’s zouden dan ook complementair moeten zijn aan bijvoorbeeld een initiatief als de Kennis- en Innovatieagenda van de Topsector Creatieve Industrie 2018 – 2020, waarin een agenda met maatschappelijke opgaven voor de ontwerpsector is opgenomen.

Aanbevelingen voor de sector zelf

  • Zoek actief aansluiting bij initiatieven rond de grote maatschappelijke vraagstukken in stedelijke cultuurregio’s.
  • Benut de ontwikkeling in hogescholen rond ‘werkplaatsleren’ en labs.
  • Breng gedetailleerd in kaart wat op regionaal niveau plaatsvindt aan ontwerpend onderzoek in bestaande citylabs, fablabs, design labs, etc.
  • Vergroot de vaardigheden van ontwerpers om succesvol verbindingen aan te gaan met andere sectoren.

Aanbevelingen aan de Rijksoverheid

  • Neem een aantal grote maatschappelijke uitdagingen als uitgangspunt en formuleer, in navolging van de Actieagenda voor Ruimtelijk Ontwerp, met andere betrokken ministeries en stedelijke cultuurregio’s een meerjarenprogramma, waarin diverse partijen en instellingen kunnen participeren. Stel hierin de doelen voorop. Naast urgente maatschappelijke thema’s kunnen hier sectorale invalshoeken een rol spelen. De raad denkt aan een Sociale en een Digitale Actieagenda, waarin maatschappelijke thema’s centraal staan.
  • Zorg ervoor dat de programma’s bekend zijn bij zowel de actoren uit de ontwerpsector als de bestuurders en particulieren en dat de programma’s extern worden vertegenwoordigd, zodat er verbinding gelegd wordt met de samenleving. Zie er ook op toe dat de interne regie wordt geregeld en dat de verbinding tot stand komt tussen de organisaties, overheden en instellingen die samenwerken ten behoeve van een bepaald actieprogramma.

Aanbevelingen aan stedelijke cultuurregio’s

  • Zorg ervoor dat er aansluiting komt bij initiatieven die in beeld brengen waar ontwerpers actief zijn en hoe daarvan gebruik gemaakt kan worden. Zoek contact met lokale netwerken van instellingen, professionals, brancheorganisaties en maak daar gebruik van om de ontwerpsector te versterken en beter in te bedden.

Aanbevelingen aan opdrachtgevers

  • Betrek ontwerpkracht in een vroeg stadium van projectontwikkeling die raakt aan maatschappelijke vraagstukken. Het gaat hier om overheden en ook andere grote opdrachtgevers, zoals bijvoorbeeld zorginstellingen, bedrijven en woningbouwverenigingen.

5. Zorg voor een beter beheer en behoud van het ontwerperfgoed

Het is niet goed gesteld met het geheugen van de sector. Er is geen beleid voor het ontwerperfgoed. De geschiedenis van digitale cultuur is nauwelijks te bestuderen, simpelweg omdat er geen partijen zijn die zich toeleggen op behoud, beheer en openbaarmaking ervan. Het vormgevingserfgoed is versnipperd en incompleet. De oprichting van een erfgoedinstelling kan hier werken als een vliegwiel of als een opstap om de omgang met waardevolle collecties en archieven te doordenken, en hiervoor beleid en nieuwe praktijken te ontwikkelen.

Aanbevelingen voor de sector zelf

  • Koppel de kennis uit de erfgoedsector aan de behoeften van de ontwerpsector om tot bruikbare richtlijnen te komen voor een beleidsvisie op ontwerparchieven.
  • Activeer een potentieel netwerk van instellingen en organisaties die zich bezighouden met behoud, beheer en presentatie van ontwerperfgoed.

Aanbevelingen aan de Rijksoverheid

  • Maak er werk van om de (beleids)opties voor het bewaren, ontsluiten en tentoonstellen van ontwerperfgoed te verkennen. Onderzoek bijvoorbeeld op welke wijze het erfgoedbeheer en –behoud het beste kan worden ondersteund; al dan niet door de oprichting van een instelling.
  • Onderzoek ook of bestaande instellingen met een erfgoedtaak de handen ineen kunnen slaan om samen met stedelijke cultuurregio’s een plan van aanpak te maken voor het behoud en beheer van Nederlands ontwerperfgoed.

6. Bouw voort op internationalisering

Het internationaliseringsbeleid van de ministeries van OCW, EZ en BZK heeft de afgelopen jaren in vele opzichten zijn vruchten afgeworpen. De ontwerpsector is steeds actiever aanwezig op het wereldtoneel, de opleidingen en het ontwerponderzoek zijn internationaal toonaangevend en er vinden volop internationale uitwisselingen plaats. Dit uit zich ook in de groei van aanvragen voor subsidiemogelijkheden en in de toename van internationale podia zoals festivals, biënnales en beurzen. Helaas kan maar een beperkt deel van de ontwerpers financieel en inhoudelijk bij hun internationaliseringspraktijken worden ondersteund.

Wij adviseren dat er meer middelen beschikbaar komen voor internationaliseringsambities, bijvoorbeeld in de vorm van reis- en studiebeurzen. Er zijn zowel artistiek-inhoudelijke als economische motieven om stevig te willen internationaliseren. Met name startende ontwerpers en makers zijn gebaat bij presentaties en goede ingangen, en streven ernaar om snel ingebed te raken in een buitenlands netwerk. Voor mid-career makers liggen er kansen op het gebied van samenwerkingen en voet aan de grond krijgen in het buitenland via residencies, maar ook via incubators of accelerators, waarvan coaching en ontsluiting van een lokaal netwerk vaste onderdelen zijn. Om de bestaande internationaliseringspraktijk te versterken, doen we de volgende aanbevelingen.

Aanbevelingen voor de sector

  • Ondersteun jonge en mid-career ontwerpers bij het ontwikkelen van een internationaliseringsstrategie, zorg voor kennisuitwisseling, coaching en professionalisering.
  • Verken welke internationale podia, festivals, biënnales etc. van waarde zijn voor de Nederlandse ontwerper om te zorgen dat er geen kansen onbenut blijven.
  • Zorg voor een heldere visie op het gebied van internationalisering en een betere afbakening tussen de verschillende instellingen via het netwerk Creative Holland.

Aanbevelingen voor de Rijksoverheid

  • Vergroot de internationaliseringsmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van beurzen, met name voor startende en mid-career ontwerpers om hun culturele en artistieke praktijk te versterken.
  • Ontwikkel een internationaliseringsagenda samen met de diplomatieke posten, waarmee programmatisch en thematisch samenwerken tussen landen mogelijk wordt gemaakt en sluit hiermee tevens aan op de geadviseerde actieagenda’s.
  • Zorg voor een heldere afstemming tussen de internationaliseringsmiddelen vanuit de verschillende departementen (OCW, BUZA en EZ), want het is belangrijk dat er een duidelijke overlegstructuur is, zodat het internationaliseringsbeleid, met name van de fondsen, beter binnen het algemene beleidskader past van het internationale cultuurbeleid.
  • Onderzoek welke belemmeringen er zijn voor Nederlandse ontwerpers om in het buitenland te acteren, en omgekeerd ook naar de belemmeringen voor buitenlandse ontwerpers om naar Nederland te komen voor de ontwikkeling en uitvoering van projecten.
  • Versterk het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie om programma’s en regelingen voor de internationaliseringsbehoefte in de sector te ontwikkelen. Vergroot de financiële armslag hiervoor.
  • Onderhoudt contact met buitenlandse ministeries; alle grote maatschappelijke thema’s zijn elders ook aan de orde. Maak hiervoor ook gebruik van gezanten, zoals de watergezant.

Aanbevelingen voor de stedelijke cultuurregio’s

  • Zoek actieve samenwerking tussen culturele platforms in stedelijke cultuurregio’s en lokale fondsen (zoals Brabant C) met landelijke kennisinstellingen op het gebied van internationalisering om kennisdeling mogelijk te maken.