Het huidige muziektheaterbestel
In dit advies bekijken we hoe het huidige subsidiestelsel voor muziektheater functioneert, waarbij we ons oog ook richten op ontwikkelingen buiten dat stelsel. Zoals al in eerdere sectoradviezen is geconstateerd en zoals ook het Sociaal en Cultureel Planbureau onlangs weer signaleerde in zijn beschrijving van de kunst- en cultuursector, is het nagenoeg onmogelijk om de sector geheel in beeld te brengen; informatie is versnipperd en data van producenten en makers die buiten het gesubsidieerde stelsel opereren, zijn moeilijk vindbaar of moeilijk toegankelijk. Daarbij spreken gegevens van subsidiënten, producenten/gezelschappen, theaters en onderzoeksbureaus elkaar vaak tegen of overlappen gegevens door verschillende wijzen van meten.
Het is nog relatief eenvoudig om de stand van zaken bij het ministerie van OCW en de cultuurfondsen in beeld te krijgen, maar wie probeert de situatie in elke Nederlandse gemeente of provincie in detail te bekijken, zal al snel moeten opgeven. De cultuurprofielen die stedelijke regio’s onlangs hebben ingediend bij de minister van OCW geven wat dat aangaat enig extra inzicht in beleid en spelers per regio. We proberen in dit advies daarom geen compleet overzicht te geven van spelers in het muziektheaterveld. Wel schetsen we hieronder globaal hoe de sector is ingericht om de lezer enige context te verschaffen bij onze analyse.
Rijksgesubsidieerd muziektheater
Spreiding rijksgesubsidieerde muziektheaterinstellingen 2017 – 2020
(in aantallen)

Rijksgesubsidieerde muziektheaterinstellingen 2017 – 2020
(aantallen x 10.000 euro)


• Aanvankelijk op de B-lijst van het Fonds Podiumkunsten (positief advies, onvoldoende budget) maar kreeg door een extra impuls van het kabinet alsnog een meerjarige activiteitensubsidie voor de periode 2017 – 2020.
Culturele Basisinfrastructuur
Drie operagezelschappen maken deel uit van de BIS: De Nationale Opera (onderdeel van Nationale Opera & Ballet), de Nederlandse Reisopera en Opera Zuid. Daarnaast zijn er enkele BIS-theatergezelschappen die (ook) muziektheater maken, zoals Theater Sonnevanck in Enschede en Het Filiaal in Utrecht (voor jeugd), Toneelgroep Maastricht en het Noord Nederlands Toneel, dat zich steeds meer toelegt op combinaties van toneel met dans en muziek.
De Nationale Opera (DNO) maakt samen met Het Nationale Ballet sinds 2013 onderdeel uit van Nationale Opera & Ballet, gevestigd in het Muziektheater in Amsterdam. Dit gezelschap heeft een eigen koor en een eigen kostuumatelier. DNO kreeg bij de bezuinigingen van 2013 een korting op de rijkssubsidie van 5 procent te verwerken en ontvangt nu op jaarbasis 24,4 miljoen euro subsidie vanuit de BIS (voor de operataak); daarnaast financiert de gemeente Amsterdam DNO met 6,9 miljoen euro per jaar. De totale baten van Nationale Opera & Ballet (NO&B) waren in 2017 63,7 miljoen euro. DNO werkt samen met het Nederlands Philharmonisch Orkest | Nederlands Kamer Orkest, dat het verzorgen van opera-aanbod als hoofdtaak heeft, en met enkele andere rijksgesubsidieerde symfonieorkesten.
De Nederlandse Reisopera in Enschede en Opera Zuid in Maastricht spelen vooral in hun eigen regio’s en reizen, voor zover budget en capaciteit het toelaten, daarnaast beperkt door het land. De Nederlandse Reisopera verloor bij de bezuinigingen van 2013 60 procent van zijn subsidie en ontvangt nu een jaarlijks subsidiebedrag van het Rijk van 3,6 miljoen euro. De provincies Overijssel en Gelderland geven sinds 2017 samen 300.000 euro aan de Reisopera. Sinds 2013 heeft het gezelschap geen koor meer in dienst, maar huurt het artistieke teams per productie in. Het werkt samen met het Orkest van het Oosten en Het Gelders Orkest (momenteel in fusie) en met het Noord Nederlands Orkest, die hiervoor binnen hun subsidies een opera-opdracht hebben. Het maakt twee tot drie grote producties per jaar en organiseert daarnaast activiteiten als kleinschaliger voorstellingen of de ‘Meezing Messiah’.
Opera Zuid verloor bij de bezuinigingen van 2013 400.000 euro subsidie en ontvangt nu 1,0 miljoen euro. Het gezelschap krijgt daarnaast 78.000 euro van Maastricht en in totaal 650.000 euro van de provincies Limburg en Noord-Brabant. Opera Zuid heeft een eigen kostuumatelier, maar ook hier zijn geen zangers in dienst. Met zijn beperkte budget kan Opera Zuid twee producties per jaar maken, plus enkele kleinere samenwerkingsprojecten met conservatoria of kleinere gezelschappen. Het vaste orkest waarmee Opera Zuid samenwerkt is philharmonie zuidnederland.
Fonds Podiumkunsten
Zo’n dertig kleinere muziektheatergezelschappen en -initiatieven maken muziektheater met ondersteuning van het Fonds Podiumkunsten. Dit fonds verstrekt meerjarige subsidies, projectsubsidies en (op beperkte schaal) nieuwemakers-subsidies aan muziektheaterorganisaties en -makers, waarbij het geen onderscheid maakt tussen opera, muziektheater en musical. Hier vinden we een belangwekkend deel van het veld, in een brede mix aan vormen. In de meerjarige activiteitensubsidies vinden we gezelschappen terug die vaak stevig zijn geworteld in het veld en waar nieuwe makers kunnen in- en uitstromen, terwijl de projectenregelingen kansen geven aan makers die nog zoekende zijn of specifieke dingen willen uitproberen. Ook verstrekt het FPK geregeld opdrachtsubsidies voor nieuwe opera’s aan instellingen binnen en buiten de BIS. Het betreft zowel groot- als kleinschalige composities, die sterk variëren in vorm; denk aan experimenteel muziektheater, jeugdopera’s of meer klassiek operarepertoire. Ook worden er werkbijdragen verleend aan makers voor het ontwikkelen van kleinschalige, vaak experimentele muziektheaterprojecten.
Het valt op dat musicalproducenten en -makers in de toekenningen (net als in de aanvragen) zijn onderbelicht. Ook urban muziektheater krijgt in de praktijk nog weinig voet aan de grond. Het FPK werkt inmiddels nauw samen met het Fonds voor Cultuurparticipatie om de juiste wegen te vinden om urban arts de komende tijd intensiever te gaan ondersteunen. Hier hebben we goede verwachtingen van, mits hiervoor reële budgetten ter beschikking zullen worden gesteld (en mits podia bereid zijn mee te werken).
In de huidige subsidieperiode ondersteunt het FPK vijftien muziektheatergezelschappen meerjarig, waaronder twee operagezelschappen: Holland Opera en Opera2Day. (Hoewel de naam anders doet vermoeden, maakt Het Volksoperahuis theater op de grens van muziektheater en kleinkunst). Verder varieert het meerjarig gesubsidieerde muziektheateraanbod sterk in vorm: van het ongepolijste muziektheater met zelfgebouwde instrumenten van BOT, het bewegingsmuziektheater met live elektronica en virtual reality van Project Wildeman, muziektheater op het snijvlak van pop en hedendaagse muziek van het Rosa Ensemble of het met klassieke musici gemaakte verhalende werk van Via Berlin.
Grotere FPK-gezelschappen zijn Orkater, De Veenfabriek en Silbersee, die het muziektheater vooruit willen brengen met interdisciplinaire producties. Voor de jeugd is er Tafel van Vijf, dat muzikale verhalen over nu brengt in het licht van historische gebeurtenissen. Ook Oorkaan, gesubsidieerd als muziekensemble voor kinderen, maakt werk op het snijvlak met muziektheater. Daarnaast ontvangen zo’n tien gezelschappen per jaar ondersteuning van het Fonds Podiumkunsten voor specifieke muziektheaterproducties. Hier is het aanbod eveneens breed, van de one-man-operettes van Steef de Jong en het liedjesprogramma ‘De vogel in mijn borst’ van Kik Productions/Frans van Deursen tot jeugdmuziektheater van Pro Pro Producties of de muziektheaterproductie ‘Leo & Hassan! De eeuwige vluchteling’ van het Amsterdams Andalusisch Orkest. Of van de kleinschalige opera’s van Sjaron Minailo tot het werk van het World Opera Lab van Miranda Lakerveld.
Het FPK verstrekt daarnaast meerjarige festivalsubsidies, onder andere aan Operadagen Rotterdam. Omdat de druk op het budget voor muziektheater groot is, moest het FPK voor de periode 2017 – 2020 zes aanvragers voor meerjarige activiteitensubsidie afwijzen. Ook binnen de projectenregelingen kan een groot aantal aanvragen niet worden gehonoreerd; het budget van 700.000 euro per jaar voor deze regeling wordt doorgaans drie tot vier keer overvraagd.
Gemeentelijk en provinciaal gesubsidieerd muziektheater
Op gemeentelijk niveau worden enkele muziektheatergezelschappen meerjarig of projectmatig ondersteund en is er ook aandacht voor amateurverenigingen en -initiatieven op het gebied van muziektheater. Zo geeft de gemeente Amsterdam een vierjarige subsidie aan Max Tak (muziektheater voor kinderen), Oorkaan (theatrale concerten voor kinderen) en Silbersee. Rotterdam ondersteunt performancecollectief Urland, Arnhem subsidieert De Plaats en Amersfoort subsidieert Holland Opera. De provincie Friesland en de gemeente Weststellingwerf ondersteunen Opera Spanga, dat jaarlijks een professionele, toegankelijke opera maakt in een tent in de open lucht. De provincie Limburg subsidieert Het Geluid Maastricht. Veel amateurverenigingen krijgen ook gemeentelijke subsidie. Opvallend is het grote aantal amateur-opera- en -musicalverenigingen dat door het land heen actief is.
Regionale cofinanciering voor bijzondere projecten
De laatste jaren is er in het hele land een nieuw soort muziektheater in opmars dat een antwoord lijkt op het ontbreken van goed gemonteerd, laagdrempelig aanbod voor een breed publiek. Dit muziektheater vindt vaak plaats op speciale locaties en vertelt historische verhalen die het publiek in de desbetreffende stad of regio rechtstreeks raken, vaak gebruikmakend van elementen uit de opera of musical. Dit soort muziektheater vindt dikwijls ad-hoc-financiering bij gemeenten en (publiek-)private fondsen.
Het lokale en regionale draagvlak voor dit soort muziektheaterprojecten is onbetwist; zo ontvingen de producenten van ‘Het Verzet Kraakt, de grootste bankroof aller tijden’ (2017) financiering van alle betrokken gemeenten (Almelo, Hellendoorn, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden), aangevuld met subsidies van zeven private fondsen. Deze productie kostte in totaal 1,7 miljoen euro, trok 28.000 bezoekers naar Almelo en won een Musical Award voor beste kortlopende musical.
Andere voorbeelden van dit soort grote muziektheaterprojecten rond een historisch verhaal zijn de rockopera ‘Dirk III Superstar’ rond de Slag bij Vlaardingen en ‘De Stormruiter’, een voorstelling met honderd Friese paarden, tijdens Leeuwarden-Friesland Culturele Hoofdstad van Europa 2018. Ook de vrije (ongesubsidieerde) productie ‘Soldaat van Oranje’ is een voorbeeld van een dergelijk, op de Nederlandse historie geënt verhaal; met acht jaar looptijd, meer dan 2.500 voorstellingen tot nu toe en al ruim 2,7 miljoen bezoekers is het de succesvolste oorspronkelijke Nederlandse musical aller tijden. Deze productie kwam echter geheel ongesubsidieerd tot stand.
Ongesubsidieerd (commercieel) muziektheater
Een heel ander speelveld dan voor opera en hedendaags muziektheater zien we voor de productie van musicals. Hier gaat slechts heel incidenteel overheidsgeld naartoe. Op rijksniveau gaat het om uitzonderingen; zo verleende het Fonds Podiumkunsten onder andere Theater Terra, Het Zonnehuis en Stichting Putting it Together sinds 2010 incidenteel subsidies voor musicals. Op gemeentelijk niveau is er iets meer duurzame ondersteuning voor musicalinitiatieven, maar vooral wanneer daarin ook amateurs een rol spelen.
De hoofdmoot van alle musicalproducties komt echter voor rekening van ongesubsidieerde of ‘vrije’ producenten. Zij opereren zonder overheidssubsidie, ook als het gaat om kleinschaliger initiatieven met een onderzoekend of vernieuwend karakter. Deze observatie contrasteert met wat we zien in het theater, waar grootschalig populair aanbod doorgaans door vrije producenten wordt verzorgd, terwijl kleinschaliger experiment, artistiek onderzoek en artistiek risicovoller aanbod voor de grote zaal dankzij overheidssubsidies tot stand kunnen komen.
Dertien musicalproducenten zijn aangesloten bij de Vereniging van Vrije Theaterproducenten (VVTP). Een eigen inventarisatie laat zien dat daarnaast nog minstens twintig andere vrije producenten musicals produceren. In 2015 en 2016 brachten alle producenten samen in totaal 54 professionele musicals in première. Deze varieerden in schaal van producties met twee acteurs, zoals ‘Louis!’ (INCROWD Entertainment) tot creaties met tientallen acteurs in grote producties van Stage Entertainment. Het ging om 21 vertaalde musicals en om 33 nieuwe Nederlandse musicals, waarvan 9 voor kinderen of jongeren.
De schoolmusical
Voor veel kinderen is hun eerste kennismaking met muziektheater de traditionele schoolmusical, aan het einde van groep 8 van het basisonderwijs. Voor het schrijven van script en liedjes voor de schoolmusical bestaat inmiddels een serieuze branche. Cijfers uit 2007 laten zien dat destijds 7 op de 10 scholen (in totaal 6.500 scholen) een eindmusical maakten; de grootste drie aanbieders van schoolmusicals verkopen hun musicals samen aan 4.000 scholen per jaar. De organisatie War Child kwam in 2011 met een gratis schoolmusical waarmee scholen geld konden ophalen voor een goed doel; hierbij werd meer dan 200.000 euro gedoneerd. Het schoolmusicalgenre kent ook vernieuwingen, zoals de musical van De Ontdekfabriek in Eindhoven, waar kinderen met virtuele technieken en het samplen van muziek zelf een musical in elkaar zetten. Dit project ontvangt ondersteuning van stichting Cultuur Eindhoven, het ministerie van OCW, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, het Fonds voor Cultuurparticipatie en de gemeente Eindhoven. In de schoolmusical zien we ook kansen voor de BIS-gezelschappen in hun educatiebeleid; door bijvoorbeeld musicals te maken (en aan scholen aan te bieden) op basis van de opera’s die dat seizoen op het repertoire staan, kunnen zij aansluiting vinden bij het basisonderwijs.
Waar is de operette gebleven?
Het genre operette ontstond halverwege de negentiende eeuw in reactie op de steeds ernstiger wordende opéra comique en bood toeschouwers een wat luchtiger vorm van vermaak. Lange tijd maakte het genre onderdeel uit van het landelijk bestel. Sinds de stopzetting van de subsidie voor Hoofdstad Operette in 2001 ondersteunt het Rijk echter geen professionele operettegezelschappen meer. Hieraan lijkt een tanende belangstelling vanuit makers en gezelschappen ten grondslag te liggen; anders dan de opera bewoog de operette niet mee met de nieuwe tijd en kwamen er geen nieuwe producenten op. De rol van de professionele operette lijkt inmiddels grotendeels overgenomen te zijn door de musical. Van 2004 tot en met 2011 had de Nederlandse Reisopera de subsidieverplichting om eens per jaar een operette te maken – zo kwam onder andere de nieuwe operette ‘Snow White’ (2008) van Micha Hamel tot stand – maar deze verplichting werd beëindigd. De enige professionele muziektheatermaker die zich op dit moment losjes laat inspireren door operette is Steef de Jong met zijn gezelschap Groots en Meeslepend; hij wordt hiervoor op projectbasis ondersteund door het Fonds Podiumkunsten (bijvoorbeeld voor ‘Orfeo, een drama van karton’). In het amateurcircuit zijn nog zo’n 70 verenigingen actief die het woord ‘operette’ in hun naam dragen, maar een snelle inventarisatie leert dat vele daarvan inmiddels zijn overgegaan tot de enscenering van musicals.
Organisatie van de sector
Het muziektheater kent tot nog toe een zeer lage organisatiegraad. De BIS-gezelschappen werken in beperkte mate met elkaar samen maar er is tot nog toe weinig kruisbestuiving, samenwerking of overleg tussen de BIS- en de FPK-gezelschappen, tussen theaters en producenten, of tussen gesubsidieerde en vrije producenten.
Zeven muziektheatergezelschappen (zes FPK-gezelschappen plus Nationale Opera & Ballet/DNO) zijn aangesloten bij de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK). Dertien musicalproducenten zijn aangesloten bij de Vereniging van Vrije Theaterproducenten (VVTP). De NAPK, de VVTP en de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) hebben de afgelopen periode geprobeerd gezamenlijk één organisatie te gaan vormen, die echter (nog) niet van de grond is gekomen. Tot nu toe bestaat er geen georganiseerd, structureel gesprek tussen deze partijen. Dat is jammer, omdat samen optrekken geboden lijkt voor de verdere ontwikkeling van de podiumkunsten en voor het vinden van meer maatschappelijk draagvlak en nieuwe publieksgroepen. De gezamenlijke inspanningen om op korte termijn te komen tot een gedeelde digitale infrastructuur voor de podiumkunsten juichen we toe.
De harde scheiding tussen het gesubsidieerde en vrije (musical)circuit lijkt niet alleen in stand te worden gehouden door overheden en fondsen, maar ook door de spelers in deze circuits zelf; het muziektheater zou erbij gebaat zijn als zij elkaar meer zouden opzoeken voor debat en gesprek over onderwerpen die hen beiden aangaan: van ‘hoe waarborgen we de aanwas van nieuw talent’ tot ‘hoe ontwikkelen we interessant repertoire’ en ‘hoe vernieuwen we ons publiek’. Door zich op bepaalde vlakken strategisch te organiseren, kan de muziektheatersector de discipline voorbereiden op een nieuw tijdgewricht en een waardevolle gesprekspartner gaan vormen voor overheden en fondsen. De muziektheatersector kan hier bijvoorbeeld een voorbeeld nemen aan de recent opgerichte Klassieke Muziek Coalitie, de Jazz, World & Contemporary Coalitie en de (al langer bestaande) Popcoalitie. Zij zitten inmiddels gezamenlijk bij elkaar aan tafel om een agenda voor de muziek vanaf 2021 op te stellen.
Een aantal operagezelschappen, de meeste in de BIS en de meerjarige FPK-subsidieregeling, heeft zich onlangs informeel verenigd in het ‘Operagilde’; daar bespreken zij gezamenlijk prangende problemen in de sector, zoals rond repertoirevernieuwing, publieksverbreding, talentontwikkeling, financiering, behoud, beheer en reflectie. De raad juicht dit initiatief toe, mede omdat dit er mogelijk toe leidt dat kleinere spelers meer gebruik kunnen gaan maken van de expertise en faciliteiten van DNO. Daarmee kan deze instelling veel meer als aanjager voor de gehele operasector gaan gelden, naast haar internationale focus.