De gewenste rol van de overheid
In onze adviezen over de muziek- en theatersector constateren we dat het huidige overheidsbeleid voor de podiumkunsten niet goed functioneert.
- Het weinig adaptieve vermogen van het subsidiestelsel (waartoe nieuwe genres, nieuwe makers en makers met andere achtergronden niet
tot nauwelijks toegang vinden). - De maakdwang voor meerjarig gesubsidieerde ensembles en gezelschappen en het gebrek aan
maatwerk in subsidiëring. - De nadrukkelijke focus in subsidiëring op productie en presentatie, ten koste van andere wezenlijke factoren die de kwaliteit, het draagvlak en de pluriformiteit van het kunstlandschap kunnen vergroten, zoals educatie, talentontwikkeling, publieksontwikkeling, eerlijke bedrijfsvoering (fair practice), behoud en beheer,
onderzoek en reflectie, et cetera. - Het gebrek aan inspanningen vanuit overheden om aanbod (voorstellingen, concerten, bijzondere programma’s) af te stemmen op de vraag vanuit theaters,
concertzalen en festivals. - Het gebrek aan afstemming tussen
BIS- en fondsregelingen. - Het gebrek aan afstemming tussen rijksoverheidsbeleid en beleid van provinciale en lokale overheden (stedelijke cultuurregio’s) bij het bevorderen van kwaliteit, draagvlak en pluriformiteit
van de kunsten. - De onevenredige nadruk in het stelsel op kunst- en cultuuraanbod voor een hoogopgeleid, stedelijk,
van oorsprong westers publiek. - Het gebrek aan beleidsinstrumenten ter bevordering van vrije (ongesubsidieerde) productie, zoals leningen om meer artistiek en financieel risico te kunnen nemen bij
het ontwikkelen van nieuw aanbod.
We bepleiten in genoemde adviezen daarom voor
- Gemakkelijker toegang biedt aan nieuwe genres,
ontwikkelingen en makers. - Maatwerk toepast in de subsidiëring van gezelschappen en bij het aangaan van subsidierelaties niet alleen kijkt naar de productie van aanbod, maar ook naar maatschappelijke inbedding, educatie, talentontwikkeling, publieksontwikkeling, fair practice, behoud en beheer, onderzoek
en reflectie et cetera. - Niet alleen regisseurs, dirigenten en uitvoerend artiesten faciliteert, maar ook een gezond maakklimaat creëert voor
componisten en schrijvers. - Zich meer inspant om de afstemming tussen producenten/gezelschappen en theaters/concertgebouwen
te verbeteren. - Subsidieregelingen en -voorwaarden op rijksniveau afstemt met subsidieregelingen en -voorwaarden van fondsen en van provinciale
en gemeentelijke overheden. - De toegang tot gesubsidieerde kunst en cultuur voor publieksgroepen die nu ondervertegenwoordigd zijn, vergroot.
- De kloof tussen gesubsidieerd en ongesubsidieerd aanbod verkleint door stimulerende beleidsmaatregelen, waardoor een gelijker speelveld ontstaat voor vrije
en gesubsidieerde producenten.
Deze kritiek en aanbevelingen gelden onverkort ook voor de muziektheatersector. Daarnaast signaleren we een aantal problemen met betrekking tot de bestaande subsidiesystematiek die we hier specifiek voor het muziektheater
1. De BIS is op het gebied van muziektheater te eenzijdig samengesteld
Binnen de BIS worden slechts drie operagezelschappen gesubsidieerd, terwijl het muziektheater inmiddels veel meer behelst. Alle overige muziektheaterorganisaties en -makers kunnen voor subsidiëring alleen een beroep doen op een meerjarige activiteitensubsidie of projectsubsidies van het Fonds Podiumkunsten.
- Het verduurzamen en professionaliseren van de organisatie (onder andere
fair practice ). - Het ontwikkelen van een onderscheidend profiel in relatie met zalen
en andere partners. - Het ontwikkelen van beleid en activiteiten op het gebied van educatie, talentontwikkeling, publieksontwikkeling, beheer en behoud,
et cetera.
Om een relevante representatie te omvatten van de brede mix aan muziektheatervormen, moet de landelijke infrastructuur behalve voor opera ook toegankelijk worden voor kwalitatief hoogstaand hedendaags muziektheater, musical, urban muziektheater of innovatief muziektheater dat ontstaat in de ontmoeting met andere domeinen, zoals wetenschap, technologie,
Voor de ontwikkeling en duurzaamheid van het muziektheater is het noodzakelijk de discipline een steviger positie in het landelijke bestel te geven, hetzij in
De raad adviseert een aantal muziektheatergezelschappen, -platforms of -productiekernen, naast de operagezelschappen, op te nemen in
2. De twee reizende operagezelschappen moeten werken met te beperkte budgetten en er is onvoldoende afstemming tussen de subsidiërende overheden
Per 2013 bezuinigde het Rijk sterk op de operagezelschappen.
Deze instellingen kunnen elk maar twee volwaardige producties per jaar maken, wat hun zichtbaarheid als reisgezelschap niet ten goede komt. Daarbij hebben zij allebei te weinig vlees op de botten om alle gewenste activiteiten op het vlak van educatie, talentontwikkeling, publieksopbouw en samenwerking met culturele partijen binnen de eigen regio op te pakken.
De maatschappelijke voetafdruk van de reisgezelschappen
De twee reisgezelschappen verbinden zich binnen hun regio steeds sterker aan maatschappelijke, culturele en educatieve partners.
Voor Opera Zuid is het met zijn recente directiewisseling en beperkte budget nog te vroeg om de worteling in de regio centraal te stellen; dit gezelschap heeft eerst en vooral ruimte nodig om orde op zaken te stellen en zijn artistieke handtekening
De belangstelling voor het werk van deze gezelschappen is groot, maar zij lopen tegen de grenzen van hun capaciteiten aan en hun werk kan minder door het land reizen dan wenselijk is.
Sinds 2017 ontvangt de Nederlandse Reisopera behalve van de provincie Overijssel ook ondersteuning van de provincie Gelderland, in totaal
De raad adviseert de overheden hun bijdragen en prestatie-eisen voor de periode
De raad adviseert daarnaast om muziektheatergezelschappen in de landelijke infrastructuur meer af te rekenen op hun maatschappelijke betekenis, zoals ook bepleit in het muziekadvies ten aanzien van
3. Overheidsbeleid ten aanzien van het genre musical ontbreekt
Het is opvallend dat één genre binnen het muziektheater, namelijk de musical, voor zijn ontwikkeling nagenoeg geheel aan de vrije markt wordt overgelaten, terwijl ook binnen dat genre behoefte bestaat aan artistieke verdieping, vernieuwing en talentontwikkeling. Gedeeltelijk kunnen (vrije) musicalproducenten gebruikmaken van makers en uitvoerenden die zich hebben kunnen ontwikkelen in het (gesubsidieerde) theater of kleinschalige muziektheater, maar het genre musical beschikt ook over kenmerken in zang, spel en dramaturgie die heel eigen ontwikkeltrajecten vragen; niet elke muziektheaterstem kan musical zingen (zoals andersom musicalstemmen zelden worden gecast voor opera). Zo is ook het regisseren van muziektheater een ander metier
De veel geventileerde kritiek (vaak vanuit gesubsidieerde hoek) dat musicals te gemakkelijk inspelen op de smaak van de grote massa en dat producenten te vaak kiezen voor eenvoudig te behalen succes in plaats van voor originele kwaliteitsverhalen, vindt zijn wortels én zijn continuüm in het ontbreken van een experimenteerveld voor de musical, zoals dat wel bestaat voor het toneel.
De optelsom van deze factoren heeft ertoe geleid dat de ontwikkeling van de musical in Nederland in artistiek opzicht nagenoeg stilstaat. Dit vormt een contrast met de jaren zeventig en tachtig, toen er voor amusementsaanbod (waaronder musical) subsidies vanuit het Rijk beschikbaar waren, mits het nieuw Nederlandstalig aanbod betrof. In deze periode kwam het gros van het musicalaanbod van Nederlandse bodem, en schrijvers als
Op dit moment vervullen Stichting Putting it Together en
Volgens onze analyse lijkt steun van de overheid op sommige vlakken gewenst om de musicalsector veerkrachtiger en toekomstbestendig te maken en om een verdere ontwikkelslag
De noodlijdende musical
Musical heeft de naam populair, succesvol en winstgevend te zijn. Dit imago dankt het genre vooral aan enkele grote successen, zoals de oorspronkelijk Nederlandse producties ‘
Hun succes ontneemt echter het zicht op de veel grotere hoeveelheid producenten die moeite hebben voldoende financiering, speelplekken of bezoekers voor hun musicals te vinden. De musicalsector worstelt met financieringstekorten en met afnemende programmeringsbudgetten bij
Dit leidt ertoe dat het musicalaanbod vaak bestaat uit bewezen succestitels uit (meestal) de Verenigde Staten, en dat in het geval van nieuwe musicals wordt gekozen voor producties die bij voorbaat populariteit garanderen en goedkoop te produceren zijn. Veel nieuwe musicals zijn bijvoorbeeld gecentreerd rond bestaande liedjes van een bekende figuur (
Het ontbreken van musical bij het FPK
Hoewel het FPK geen onderscheid maakt tussen muziektheater en musical en alle subsidieregelingen openstaan voor elke vorm van muziektheater, komen er nauwelijks musicals tot stand met
In het veld bestaat de indruk dat commissies bij overheden en fondsen musical bewust of onbewust nog altijd niet als een volwaardige kunstvorm zien die even serieus te nemen is als bijvoorbeeld opera, toneel of klassieke muziek. Aanvragen met het label ‘musical’ zouden eerder worden afgewezen dan wanneer makers hun productie bijvoorbeeld een ‘gospelopera’ noemen.
De raad adviseert een functie voor talentontwikkeling (zoals een productiehuis of talenthub) met specialisatie musical op te nemen in
Daarnaast adviseert de raad opnieuw, net als in onze adviezen over de theater- en danssector, om een garantiefonds of revolving fund in het leven te roepen voor vrije producenten, te bekostigen door de sector met een startsubsidie van de Rijksoverheid.
Ten slotte adviseert de raad overheden en fondsen om te bekijken hoe kleinschalige musicalproducenten beter in aanmerking kunnen komen voor reguliere subsidies voor innovatief of zeldzaam musicalaanbod, dat afwijkt van wat er al aan musical in de vrije sector
4. De internationale positie van De Nationale Opera moet worden verstevigd
De Nationale Opera is in internationaal perspectief een van de culturele vlaggenschepen van Nederland. Samen met
Met zijn totale baten bevindt NO&B zich ten opzichte van de veertien grootste operahuizen in Europa zo’n
Anders dan de meeste andere Europese operagezelschappen beschikt DNO niet over een eigen orkest; het Nederlands Philharmonisch Orkest|Nederlands Kamer Orkest (
Met het oog op de internationale werking van DNO adviseren wij de internationale positie van Nationale
Vergelijking van de 14 grootste Europese operahuizen
(in miljoenen euro’s per jaar)
● Totaalbudget
●● Overheidssubsidie
●●● Merk op dat er drie grote operahuizen zijn gevestigd in Berlijn (afgezien van de twee genoemde ook nog de Komische Oper), waarmee de overheidssteun voor opera in die stad opgeteld bijna vergelijkbaar is met de overheidssteun aan
bron: Revopéra
Het Zonnehuis ontving in de periode 2017 – 2018 een tweejarige subsidie van de gemeente Amsterdam; voor 2019 – 2020 werd de subsidieaanvraag afgewezen vanwege de wankele financiële positie van het huis.
Ditzelfde geldt overigens voor alle ongesubsidieerde, ‘vrije’ producenten, ook zij die theater- en dansvoorstellingen maken.
Het Blockbusterfonds is een samenwerking tussen VandenEnde Foundation, BankGiro Loterij, Prins Bernhard Cultuurfonds en VSBfonds. Het fonds verstrekt renteloze leningen en garanties aan culturele producties met ‘blockbusterpotentie’. Sinds 2012 verstrekten de fondsen voor een totaalbedrag van 6,4 miljoen euro aan renteloze leningen en garanties aan 34 culturele projecten.
Uitgezonderd van deze voorwaarde zijn Het Balletorkest en het Metropole Orkest voor pop- en jazzmuziek.
De cijfers zijn niet één op één vergelijkbaar. Zo zijn er repertoirehuizen en stagionehuizen met elk een eigen kostenplaatje (NO&B is een stagionehuis, net als de huizen in Milaan, Brussel, Madrid, Barcelona en Venetië. Deze huizen maken elk seizoen een aantal nieuwe producties met een nieuwe cast, in plaats van een aantal opera’s op repertoire te houden zoals de andere huizen.) Daarnaast hebben veel huizen hun eigen orkest, terwijl NO&B samenwerkt met BIS-orkesten die daarvoor een expliciete taak hebben vanuit OCW. Toch geeft de tabel een goede indruk van de budgetten van de operahuizen waarmee NO&B/DNO concurreert.
revopera.com