Hoofdaanbevelingen
In dit hoofdstuk komen we tot een aantal hoofdaanbevelingen aan de minister van OCW, volgend uit voorgaande analyse van de muzieksector. We laten ons hierbij tevens leiden door de vier cultuurpolitieke doelen zoals omschreven in Naar een integrale, inclusieve visie op muziek en door de aanbevelingen uit onze verkenning Cultuur voor stad, land
In dit advies pleiten wij voor een integraal, inclusief muziekbeleid, vormgegeven en gedragen door de verschillende overheden. De vorige hoofdstukken hebben we afgesloten met uiteenlopende aanbevelingen aan overheden, fondsen en sector om de artistieke, maatschappelijke en economische kwaliteit van de muzieksector de komende jaren verder te versterken. Hieronder vatten wij onze aanbevelingen samen in een zestal prioriteiten.
1. Ontwikkel een integraal, inclusief muziekbeleid.
Ontwikkel een integraal, inclusief muziekbeleid. Bezie hierbij alle genres, actoren en functies in het ecosysteem in samenhang met elkaar en sluit geen genres, makers of publieksgroepen uit.
In het eerste hoofdstuk van dit advies kondigden we aan met een integrale, inclusieve blik naar de muzieksector te willen kijken. In deze analyse hebben we gezien hoe in de loop der tijd andere speelvelden zijn ontstaan voor professionals in verschillende muzikale genres. Voor een deel komt dat voort uit de onderling verschillende beroepspraktijken van muziekprofessionals. Het schrijven van een popsong door een singer-songwriter brengt nu eenmaal een heel andere praktijk met zich mee dan het uitbrengen van een nieuwe compositie door een twintigkoppig strijkorkest. Het is dus ook evident dat deze spelers een andere behoefte aan overheidsondersteuning zullen ervaren.
Zoals we hebben gezien is er echter meer aan de hand: de mate van overheidsaandacht lijkt ook sterk een gevolg van de verschillende perioden waarin genres in Nederland zich hebben ontwikkeld en waarin de overheid zich met deze genres is gaan bemoeien. Zo bewegen ensembles, die voor ondersteuning terechtkunnen bij het Fonds Podiumkunsten en bij gemeenten, zich heel anders door de markt dan de symfonieorkesten die al van oudsher rechtstreeks door het Rijk worden gesubsidieerd. Voor muziekprofessionals uit de pop, de hiphop of de urban muziek, die zich pas later professionaliseerden en het grotendeels zonder overheidsaandacht stellen, zien de speelvelden er weer heel anders uit.
Studenten die met goede resultaten afstuderen aan verschillende muziekopleidingen stuiten na school op heel verschillende kansen op banen, ontwikkeltrajecten en ondersteuning. Niet overal waarborgt de overheid de randvoorwaarden om talent tot wasdom te laten komen, genres zich verder te laten ontwikkelen en publieksgroepen een pluriform aanbod te bieden. Niet overal stimuleert de overheid innovatie, niet overal koestert ze excellentie en topkwaliteit. Deze overheidszorg is vooral voorbehouden aan de traditionele genres – en ook daar hebben we laten zien dat beleid op veel plekken tekortschiet. Van een integraal (alles in samenhang beziend) en inclusief (niets of niemand uitsluitend) muziekbeleid is noch op rijksniveau, noch op regionaal en gemeentelijk niveau sprake.
Deze constatering is in strijd met onze vier cultuurpolitieke doelen zoals toegelicht in Naar een integrale, inclusieve visie op muziek, waarin we vastleggen dat creatief talent in staat moet worden gesteld zich optimaal te
We bepleiten in dit advies niet dat alles en iedereen in aanmerking moet komen voor aandacht of subsidiëring vanuit de overheid; wel dat in alle genres creatie, innovatie, experiment, toptalent en topkwaliteit deze aandacht verdienen. Hetzelfde geldt voor een aantal basisvoorzieningen zoals educatie en participatie en voor stimulerende maatregelen die de hele sector zouden moeten aangaan, zoals maatregelen ter bevordering van culturele diversiteit, professionalisering (onder andere via talentontwikkeling) en de versterking en verduurzaming van de arbeidsmarkt. Deze voorzieningen en maatregelen moeten ten goede komen aan de gehele Nederlandse muzieksector.
Wat lost dit op?
- Te eenzijdige aandacht voor de oudere genres, zonder deze in relatie te zien tot jongere genres.
- Te grote nadruk op productie en afname van muziek en gebrek aan aandacht voor functies als educatie en participatie, talentontwikkeling en professionalisering, innovatie en experiment, en beheer en behoud.
- Een te weinig divers gesubsidieerd muzieklandschap, voor een te weinig divers publiek.
2. Besteed meer aandacht aan essentiële functies.
Besteed meer aandacht aan talentontwikkeling, educatie, beheer en behoud, en creatie, innovatie en experiment. Dit zijn functies die de sector duurzaam en veerkrachtig maken, maar die sinds de bezuinigingen in het gedrang zijn gekomen. Zonder deze essentiële functies is een gezond muzikaal ecosysteem ondenkbaar.
Onze analyse laat zien dat verschillende wezenlijke functies sinds de bezuinigingen van 2013 zijn weggevallen, zonder dat daarvoor alternatieven zijn ontstaan. Met het wegvallen van Muziek Centrum Nederland verdween een belangrijke documentatie- en archieffunctie uit het bestel, waarvan de hele sector de negatieve gevolgen ondervindt. De sector zelf is niet in staat gebleken dit te ondervangen, eenvoudigweg omdat hem daarvoor de mankracht en de middelen ontbreken.
Hetzelfde geldt voor structurele plekken voor talentontwikkeling, die uit de BIS en ook uit veel gemeentelijke cultuurbegrotingen verdwenen. Ondanks vele informele, vaak kleinschalige en tijdelijke initiatieven ontbreekt een duurzaam beleid voor talentontwikkeling. Door het wegbezuinigen van een groot deel van de muziekscholen wordt daarnaast niet overal meer voorzien in een belangrijke basisvoorziening in gemeenten en regio’s: muziekeducatie. Net als het gebrek aan aandacht voor muziekeducatie in het primair en voortgezet onderwijs baart dit ons zorgen.
Ten slotte zijn ook creatie, innovatie en experiment in het gedrang gekomen; gesubsidieerde instellingen verkopen onder invloed van de bezuinigingen minder speelbeurten, ontvangen vaak lage uitkoopsommen en gages en werken dikwijls met krappere budgetten dan voorheen, waardoor ze zich minder artistiek risico kunnen veroorloven. Componisten krijgen bovendien minder of kleinere opdrachten, en het aantal instellingen dat door het Fonds Podiumkunsten kan worden ondersteund ter innovatie en doorstroming in de sector is beperkt geworden. De bescherming van excellentie en topkwaliteit in de BIS is onder druk komen te staan door fikse bezuinigingen.
Wij signaleren kortom dat de infrastructuur voor de muzieksector onvoldoende in staat is om de in het eerste hoofdstuk gepresenteerde doelstellingen onder handbereik te brengen.
We bepleiten in dit advies dat overheden niet enkel aandacht besteden aan de productie en afname (programmering en presentatie) van muziek; wij zien het als een even belangrijke overheidsopdracht om de muzieksector te helpen versterken op het gebied van educatie, talentontwikkeling, creatie, innovatie en experiment, en beheer en behoud.
Wat lost dit op?
- Gebrek aan aandacht voor wezenlijke functies als educatie en participatie, talentontwikkeling en professionalisering, innovatie en experiment, en beheer en behoud.
- Gebrek aan mogelijkheden voor kinderen en jongeren om actief en receptief kennis te maken met muziek en zich in muziek te bekwamen.
- Gebrek aan initiatieven of plekken waar talentvolle musici, artiesten, componisten en dj’s hun talent onder begeleiding verder kunnen ontwikkelen en waar zij worden begeleid bij het opzetten van een volwaardige beroepspraktijk.
- Gebrek aan mankracht en middelen om wat er in de muziek wordt gemaakt en gespeeld te bewaren, te archiveren en te ontsluiten, waardoor veel productie verloren gaat voor de geschiedenis en wat kennisdeling, onderzoek en kritische reflectie in de weg staat.
- Afgenomen ruimte voor innovatieve en experimentele projecten.
- Gebrek aan bescherming van excellentie en topkwaliteit.
3. Erken de kenmerken en kracht van een regionaal muziekklimaat.
Erken de kenmerken en kracht van een regionaal muziekklimaat. Ontwerp muziekbeleid in nauwe afstemming met stedelijke regio’s (provincies, gemeenten) en de muzieksector zelf. Breng samen met alle muzikale partijen per stad of stedelijke regio in kaart hoe het muzikale ecosysteem eruitziet, waar de muzieksector sterk in is, waar problemen bestaan en wat overheden en sector voor elkaar kunnen betekenen om kwaliteit te behouden en knelpunten te ondervangen. Koester hierbij het bestaande en omarm het nieuwe.
We signaleren dat het beleid ten aanzien van muziek (en van kunst in het algemeen) versnipperd is; afstemming tussen overheden onderling en tussen overheden en fondsen vindt onvoldoende plaats. Dit is om verschillende redenen problematisch. Wat er aan muziekinstellingen en
Hier dient zich direct een bijkomend probleem aan: elke financier ontwerpt en hanteert zijn eigen set subsidiecriteria en prestatieafspraken, wat het voor muziekorganisaties bemoeilijkt om subsidierelaties te onderhouden met verschillende financiers (en wat bovendien de aanvraagprocedures voor veel instellingen compliceert). Daarbij beconcurreren landelijk gesubsidieerde, fondsgesubsidieerde en gemeentelijk gesubsidieerde instellingen elkaar hierdoor dikwijls op ongelijke gronden; hun subsidiënten stellen andere eisen aan het aantal speelbeurten, aan het publiek in de zaal, aan te behalen eigen inkomsten et cetera. Dit leidt ertoe dat partijen met verschillende (co)financiers andere uitkoopsommen kunnen vragen (of betalen), andere honoraria kunnen bieden (of accepteren) en andere artistieke risico’s kunnen nemen.
Ten slotte staan de budgetten van overheden en fondsen sinds de bezuinigingen sterk onder druk en moeten er scherpere keuzes gemaakt worden, waardoor subsidierelaties veelal de vorm hebben gekregen van harde afspraken over bedragen, aantallen en percentages. Een inspirerende uitwisseling tussen subsidiënt en sector, waarin beide samen bekijken wat ze kunnen bijdragen aan het muziekklimaat in hun stad, regio of land, is daardoor nauwelijks mogelijk. Dit stimuleert noch excellentie, noch innovatie.
Wij bepleiten in dit advies een nauwere samenwerking tussen overheden onderling, tussen overheden en fondsen en tussen overheden, fondsen en sector. Zij staan gezamenlijk voor de opdracht om te bouwen aan een sterk, duurzaam muzikaal ecosysteem per regio, waarin amateurmuziek, muzikaal experiment en de nationale top in een inspirerende wisselwerking met elkaar worden gekoesterd en gestimuleerd. Of dit ecosysteem nu groot is (zoals in de vier grote steden) of kleiner (zoals in een dunbevolkte regio), van het grootste belang is dat het inclusief is en recht doet aan het muziekklimaat in de betreffende regio. Wij adviseren gemeenten en provincies om voor een stedelijke regio te komen tot een integrale visie op muziekbeleid met daarbij passende instrumenten. In ons recent verschenen verkenning Cultuur voor stad, land en regio pleiten we ervoor om zulke plannen, wanneer zij bijdragen aan vooraf te stellen doelstellingen en voorwaarden, ook in aanmerking te laten komen van een rechtstreekse financiële bijdrage van het
Wat lost dit op?
- Gebrek aan aandacht voor en erkenning van het belang van een regionaal muziekklimaat in nationaal beleid.
- Gebrek aan afstemming tussen overheden, waardoor het totale muziekbeleid versnipperd is; Het probleem dat de onafhankelijke keuzes van verschillende overheden niet optellen naar een compleet ecosysteem.
- Het probleem van uiteenlopende, soms tegenstrijdige subsidiecriteria en prestatieafspraken van verschillende financiers.
- Eenzijdige, vaak historisch gegroeide beleidsaandacht op regionaal en/of lokaal niveau voor slechts enkele muzikale genres.
- Gebrek aan uitwisseling tussen topinstellingen en de amateurvoorzieningen in hun regio.
4. Herbezie de samenstelling van de culturele basisinfrastructuur.
Herbezie de samenstelling van de culturele basisinfrastructuur en scherp daarbij ook de opdracht aan het Fonds Podiumkunsten aan. Onderzoek tevens de taak, inhoud en plaats van de omroepensembles.
Zoals we in voorgaande analyse hebben laten zien, is het Fonds Podiumkunsten met een zeer beperkt budget verantwoordelijk voor een onevenredig groot segment van de muzieksector. In de muziek is de producerende functie op landelijk niveau smal belegd; deze is voorbehouden aan de symfonische orkesten.
Voor producerende instellingen die misschien niet staan voor dynamiek en niet per se gebaat zijn bij de stimulering van doorstroming, is dit nadelig. Het gaat hier bijvoorbeeld om (middel)grote ensembles die soms al dertig, veertig jaar bestaan, die landelijk en internationaal stevig op de kaart staan en wier continuïteit niet is geholpen met de huidige systematiek. De gevolgen hiervan zagen we bijvoorbeeld recent met het wegvallen van Cappella Amsterdam uit de meerjarige regeling van het FPK. Dit koor (opgericht
De systematiek struikelt hier over haar eigen voeten; het FPK heeft doelbewust niet als opdracht gekregen bepaalde functies of topkwaliteit in een bepaald genre te waarborgen – hoofdtaak is dynamiek en doorstroming in de sector – terwijl de Rijksoverheid alleen de symfonische functie in de muziek garandeert. Topkwaliteit en excellentie die we willen behouden in andere genres is in de huidige systematiek nergens zeker. De vraag is daarom legitiem – en al vaker door de Raad voor Cultuur opgeworpen – of de BIS niet dient te worden uitgebreid met een aantal andere functies.
Wij pleiten in dit advies voor uitbreiding van de BIS met enkele middelgrote of grote ensembles of muziekhuizen in verschillende genres, die samen excellentie en topkwaliteit in de volle breedte van de muziek vertegenwoordigen. Ook kunnen hier enkele (extra) productiehuizen, een functie voor behoud en beheer, en enkele grotere festivals/platforms een plek vinden. Binnen deze aanbeveling past ook een onderzoek naar de taak, inhoud en organisatorische plaats van de omroepensembles. De verankering van bepaalde topkwaliteit in het bestel kan ook op regionaal niveau plaatsvinden, zoals we betogen in de verkenning Cultuur voor stad, land en
Het FPK kan zich hierdoor explicieter toespitsen op de bevordering van innovatie, experiment en doorstroming in de sector. Aanbevelenswaardig is dat niet alleen klassieke muziek en jazz, maar ook pop, wereldmuziek, urban en dance hier meer profijt van hebben. Voor deze genres ontbreekt de ruimte voor experiment om zichzelf in artistiek opzicht verder uit te dagen, waarbij (vooral voor dance) geldt dat het commerciële succes de behoefte versluiert aan duurzame ruimte voor experiment om te blijven concurreren in de internationale scene.
Wat lost dit op?
- Te eenzijdige samenstelling van
de BIS . - Een te smalle koestering van excellentie en topkwaliteit in de BIS; namelijk beperkt tot instellingen voor symfonische muziek.
- Gebrek aan continuïteit voor middelgrote spelers in alle genres.
- Te grote druk op de budgetten van
het FPK . - Gebrek aan ruimte voor innovatie en doorstroming bij
het FPK . - Gebrek aan ruimte voor experiment voor spelers uit alle genres.
- Ongelijke speelvelden voor BIS- SOM- en FPK-ensembles.
- Gebrek aan aandacht voor talentontwikkeling en voor behoud en beheer vanuit de Rijksoverheid.
5. Besteed expliciet aandacht aan diversiteit.
Besteed in het muziekbeleid expliciet aandacht aan diversiteit. Op dit moment vormt het gesubsidieerde aanbod nog onvoldoende een afspiegeling van de Nederlandse bevolking, en worden ook lang niet alle publieksgroepen bediend. Personeel (inclusief de top), raden van toezicht, beoordelingscommissies en partners zijn weinig cultureel divers. Hier moet verandering in komen; juist de muzieksector biedt hiertoe kansen.
Zoals we hebben gezien is de muzieksector voor ensembles, bands en muziekprofessionals met een diverse culturele achtergrond moeilijk toegankelijk. Hoewel gesubsidieerde instellingen zich veelal committeren aan de Code Culturele Diversiteit, en er ook steeds meer programma’s plaatsvinden rond niet-westerse muziek en/of voor diverse publieksgroepen, blijft het gros van wat we in de gesubsidieerde concertzalen zien geïnspireerd door de westerse en vaak ook academische cultuur, en is het publiek nog altijd hoofdzakelijk autochtoon, hoogopgeleid en welgesteld.
Het is de hoogste tijd om het muziekklimaat te diversifiëren en ook lager opgeleide publieksgroepen, publiek met lagere inkomens en publiek met een migrantenachtergrond bij het gesubsidieerde muzieklandschap te betrekken. De diversiteit in de gesubsidieerde muzieksector heeft veel te winnen. Dat zien we als we buiten het gesubsidieerde bestel, in vaak niet-gesubsidieerde zalen kijken; daar weet een veel diverser publiek zijn weg naartoe te vinden, en ontmoeten we ook een veel gemêleerder groep muzikanten en acts.
In genres als urban muziek en wereldmuziek liggen hier vooral kansen, maar ook de klassieke muziek, de jazz, de popmuziek en de dance kunnen er veel gevarieerder uitzien. ‘Gevarieerd’ heeft dan niet overal dezelfde connotatie; zoals gezegd staat een orkest in een provincie met veel krimpgemeenten hier voor een andere uitdaging dan een ensemble in een grootstedelijke omgeving. Kernboodschap is dat elke Nederlander zijn muzieksmaak en
Wij bepleiten in dit advies een muziekbeleid dat, in overeenstemming met de vier cultuurpolitieke doelen, pluriform is, toptalent in elk muziekgenre en met elke mogelijke afkomst in staat stelt zich te ontwikkelen, en elke Nederlander, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen of woonplaats, optimaal toegang geeft tot kunst en cultuur. Hiervoor is het nodig enerzijds bestaande spelers te vragen een actiever diversiteitsbeleid te voeren, en anderzijds nieuwe spelers toe te laten tot het stelsel, die reeds een diverser praktijk voeren. Bij het aangaan van subsidierelaties is het van belang duidelijke afspraken te maken over de naleving van de Code Culturele Diversiteit. Daarnaast moeten ook andere mogelijke maatregelen worden onderzocht, zoals het organiseren van biastrainingen voor gesubsidieerde instellingen, commissies, raden en overheden en het instellen van quota voor divers beleid. Ten overvloede zij gezegd dat een diversiteitsbeleid de hele organisatie moet aangaan, inclusief het toezicht en de top.
Wat lost dit op?
- Een te weinig cultureel divers muzieklandschap in termen van programmering, publiek, personeel en partners.
- Gebrek aan diversiteit met betrekking tot opleidingsniveau, inkomen, afkomst, woonplaats, leeftijd et cetera, zowel onder muziekprofessionals als onder hun publiek.
- Gebrek aan diversiteit binnen organisaties, van de kassa tot aan de directie en het toezicht
6. Besteed expliciet aandacht aan de arbeidsmarkt voor muziekprofessionals.
Besteed in het muziekbeleid expliciet aandacht aan de verbetering van de arbeidsmarkt voor muziekprofessionals.
Zoals we recent in onze arbeidsmarktadviezen in samenwerking met de SER adviseerden, laat de culturele arbeidsmarkt sterk te wensen
In voorgaande analyse van de muzieksector hebben we laten zien wat dit voor musici en componisten betekent. Verdiensten zijn laag en perspectieven zijn ronduit slecht, en dat geldt voor een zeer groot deel van de sector, of het nu om freelance popmuzikanten gaat of om orkestmusici met gehalveerde contracten. De problematiek met betrekking tot de arbeidsmarkt is te groot om de oplossing ervan geheel aan de sector over te laten; hier is de overheid nodig.
Recent publiceerde
Wij bepleiten in dit advies dat de versteviging van de arbeidsmarkt prioriteit krijgt in het cultuurbeleid. Het voornaamste doel van overheden moet daarbij zijn om de sector te stimuleren zelf zijn arbeidsmarkt te verduurzamen. Hiertoe is het nodig met gesubsidieerde instellingen overeen te komen dat zij zich committeren aan de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur en dat zij zich houden aan redelijke honorariumafspraken en cao’s. Het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van werkenden in de sector zal mogelijk leiden tot hogere toegangsprijzen, hogere honoraria en een lagere output, zoals ook de ‘Arbeidsmarktagenda’ schrijft. Dit betekent dat overheden en fondsen opnieuw in overweging moeten nemen welke prestaties verwacht mogen worden voor bepaalde subsidiebudgetten. Zij dragen immers medeverantwoordelijkheid voor een redelijke honorering van muziekprofessionals die werken voor of bij overheidsgesubsidieerde muziekorganisaties. Behalve door te zorgen voor goede honoraria voor composities en liveoptredens, kan de Rijksoverheid ook bijdragen aan de verbetering van inkomsten van muziekprofessionals door zich hard te maken voor nieuwe afspraken op het gebied van auteursrecht bij streaming.
Wat lost dit op?
- Lage verdiensten van creërende en uitvoerende muziekkunstenaars bij liveconcerten.
- Lage verdiensten van creërende en uitvoerende muziekkunstenaars uit streaming.
- Slechte loopbaanperspectieven voor zzp’ers in de muzieksector.
- Lage verdiensten voor musici in loondienst door lang niet geïndexeerde salarissen en verkleinde arbeidscontracten.
Tot slot
Wij verwachten dat bovenstaande aanbevelingen, in combinatie met de aanbevelingen uit de vorige hoofdstukken, bijdragen aan een evenwichtige, gezonde, gevarieerde muzieksector. De ingrediënten liggen er; aan de kunstenaars zal het niet liggen. De kunstenaars en instellingen – en laten we ze nog één keer allemaal noemen: musici en muzikanten, zangers, rappers, dirigenten, dj’s, componisten, sounddesigners, arrangeurs, producers, liedschrijvers, muziekdocenten, zangleraren, ensembles, bands, orkesten, koren, productiekernen, muziekhuizen, productiehuizen, podia, festivals en alle professionals die zich dag na dag, avond na avond inzetten voor de muziek – zijn er al. Laten we ze horen.
Cultuur voor stad, land en regio.
Raad voor Cultuur, 2017.
Cultuur voor stad, land en regio.
Raad voor Cultuur, 2017.
Hier gaat het nadrukkelijk niet over regionalisering, maar over een systematiek waarbij het Rijk reageert op plannen die vanuit de regio worden ontwikkeld, zie verder Raad voor Cultuur, 2017.
Verkenning arbeidsmarkt culturele sector. 2016; Passie gewaardeerd. 2017,
Sociaal-Economische Raad en Raad voor Cultuur
Arbeidsmarkt agenda culturele en creatieve sector 2017 – 2023.
Kunsten ’92, 2017