De muzieksector vanuit
maatschappelijk perspectief
In dit hoofdstuk bekijken we hoe de muzieksector zich verbindt met zijn publiek en hoe Nederlanders zelf actief bezig zijn met muziek. We bekijken welke rol muziek speelt in de maatschappij: dat gaat veel verder dan bezoek aan podia en het beluisteren van opgenomen muziek. We laten zien hoe muziekinstellingen nieuw publiek zoeken, onder andere door middel van educatie- en participatieprojecten. Ook gaan we in op binnen- en buitenschoolse mogelijkheden voor kinderen om zich te bekwamen in muziek. Aan het eind van het hoofdstuk doen we aanbevelingen om de maatschappelijke waarde van de muzieksector de komende periode verder te vergroten.
Iedereen is een luisteraar
Anders dan veel andere kunstvormen is muziek in ieders leven aanwezig, en anders dan bij bijvoorbeeld toneel of beeldende kunst is menig muziekliefhebber zich er bij het beluisteren van zijn favoriete hits nooit van bewust dat hij met kunst bezig is. In ons leven worden we voortdurend omringd door muziek. Soms kiezen we daarvoor; probeer de mensen maar eens te tellen die ‘met oortjes in’ de stad doorkruisen. Soms worden we er ongevraagd mee geconfronteerd, tot ons plezier of ergernis (wachtdeuntjes voor een telefonisch consult vindt bijna niemand prettig; de achtergrondmuziek in de lift stelt ons misschien gerust). Muziek zorgt ervoor dat we onverwacht met anderen samenkomen in de openbare ruimte, zoals rond een piano in een stationshal, of juist dat we snel uiteengaan, zoals bij de Efteling-muziek die ongewenste bezoekers uit station Amsterdam Centraal moet weren. Muziek heeft een sterke rol in onze identiteitsvorming; we zien door de decennia heen hoe jongeren vaak idolaat zijn van een bepaalde muzikale stroming. Slechts een heel klein percentage van de horende bevolking, naar schatting
De toegevoegde waarde van muziek beperkt zich dan ook niet tot het artistieke aspect ervan. Samenspel en improvisatie zijn belangrijke elementen in de zogenaamde 21st century skills, de competenties die burgers nodig hebben in de huidige kennis- en netwerksamenleving. Het is daarom niet verbazingwekkend dat muziek nadrukkelijk aandacht krijgt bij de versterking van cultuureducatie op scholen. Veel muzikanten zijn zich bewust van de sociaal-maatschappelijke impact van muziek en geven sociaal-maatschappelijke activiteiten een rol in hun beroepspraktijk. Zo wierp de organisatie Art in Rhythm, geïnitieerd door percussionist Joshua Samson en pianist
Publieksmarkt en toegankelijkheid
De publieksmarkt voor muziek is groot. Het ene genre heeft het wat moeilijker om publiek te trekken dan het andere – voor klassieke, traditionelere concerten blijft het publiek doorgaans wat ouder, hoogopgeleid en van traditioneel Nederlandse herkomst; onbekendere en beginnende artiesten hebben een aanlooptijd nodig om hun concerten vol te krijgen – maar in het algemeen kunnen we zeggen dat het er met de publieksbelangstelling voor muziek goed voorstaat. Bijna iedereen in Nederland houdt zich bezig met muziek, hetzij via livebezoeken, hetzij via streaming, muziekaankoop of radio, hetzij via actieve participatie.
Het Centraal Bureau voor de
Bezoek aan muziek, 2014
(percentage van bevolking
Bron: SCP, 2016.
Bezoek aan muziek, 2014
(bezoeken
Bron: SCP, 2016. Op basis van bezoekfrequentie 8
Hoewel dus veel mensen muziek bezoeken, ligt hier voor de muzieksector en voor overheden en fondsen toch een aanzienlijke opdracht. Die hangt vooral samen met het feit dat juist het gesubsidieerde aanbod veel minder zijn weg vindt naar alle Nederlanders. In een van de vier cultuurpolitieke doelen benadrukt de raad dat de overheid ervoor moet zorgen dat het cultuuraanbod iedereen in Nederland ten goede komt, ongeacht afkomst, leeftijd, opleiding, inkomen of religie. Op dit moment lijkt dat met betrekking tot de muzieksector nog onvoldoende het geval. De aandacht voor het betrekken van nieuwe publieksgroepen bij muziek komt weliswaar op gang, maar nog altijd zien we publiek met een migratieachtergrond, publiek met lagere opleidingsniveaus, publiek uit plattelandsdorpen en publiek met fysieke of mentale beperkingen relatief weinig terug in gesubsidieerde muziekzalen.
Kijken we naar de gegevens van het SCP, dan blijkt dat mensen met lagere inkomens, lagere opleidingsniveaus en met een niet-westerse etniciteit vooral ondervertegenwoordigd zijn in het publiek voor ‘gecanoniseerde voorstellingen’, zoals klassieke muziek. Dit publiek is gemiddeld ouder
De mismatch tussen het gesubsidieerde aanbod en de publieksbelangstelling verdient de komende jaren nadrukkelijk aandacht in het muziekbeleid. In De muzieksector vanuit artistiek perspectief hebben we al laten zien hoe musici en muziekorganisaties zich bij het ontwikkelen van nieuwe concertformules meer dan ooit laten leiden door hun publiek. Dat geldt door alle genres heen. De artistieke motivaties van waaruit dit gebeurt zijn niet te scheiden van de maatschappelijke motivaties. Onze positieve evaluatie van deze tendens neemt echter niet onze opvatting weg dat er op dit vlak méér moet gebeuren. We roepen overheden en de sector daarom op een goede agenda op te stellen voor het diversifiëren van het publiek voor gesubsidieerde muziek. Die moet volgens ons in elk geval de volgende drie elementen bevatten: er moet een diverser aanbod worden gefaciliteerd via aanbod- en programmeringssubsidies, onderzoek naar nieuwe publieksgroepen dient te worden gestimuleerd, en reeds gesubsidieerde organisaties moeten worden aangespoord om een actiever diversiteitsbeleid te voeren. De Code Culturele Diversiteit kan hierbij een handzame leidraad vormen, mits er minder vrijblijvend wordt omgegaan met de clausule ‘pas toe of leg
Symfonische orkesten wortelen in de regio
Een groep organisaties die van oudsher een traditioneel Nederlands, hoogopgeleid, ouder publiek trekt, zijn de symfonische orkesten in de BIS. De laatste jaren bouwen zij hun activiteiten echter uit met het oog op een hechtere connectie met het (potentiële) publiek in hun regio. De kerntaak van deze orkesten bestaat uit het geven van kwalitatief hoogwaardige uitvoeringen van symfonische muziek, maar steeds meer houden ze zich daarbij ook bezig met het spelen van andere muziek (zoals filmmuziek en cross-overs) en met het aanboren van bredere publieksgroepen in hun regio. Zo bereikte het Noord Nederlands Orkest in 2016 tienduizend Groningers met een openluchtconcert in het dorpje Blauwestad met een ‘Tribute to the Stones’. Daarnaast mengen orkesten zich op velerlei manieren in het muziekleven in hun regio; ze werken met koren, maken voorstellingen met opera-, dans-, toneel- en jeugdtheatergezelschappen, verzorgen binnen- en buitenschoolse educatieprogramma’s en bewegen zich steeds vaker ook buiten de concertzaal om zich te presenteren in het bedrijfsleven, bij openbare gelegenheden of op festivals.
In ons advies ‘Innoveren, Vitaliseren’ hebben we aan orkesten gevraagd hun betekenis voor de lokale, regionale en internationale muzikale infrastructuur in kaart te brengen, om kortweg hun voetafdruk in stad en regio te
Deze oproep kan op onze instemming rekenen. Door in subsidierelaties met orkesten niet alleen afspraken te maken over aantallen concerten maar ook de educatieve en maatschappelijke activiteiten in ogenschouw te nemen, kunnen orkesten hun voetafdruk in hun stad of regio verder verstevigen. In gesprekken spreken veel orkesten over zichzelf als ‘muzikale krachtcentrales’, communities of musicians of ‘muziekhuizen van de toekomst’; profielen waaruit een nieuw elan spreekt, en waarin de relatie tussen muziek en luisteraar wordt uitgedrukt.
Muziekeducatie en -participatie
Over twee dingen is de hele muzieksector het roerend eens. Ten eerste: het is van wezenlijk belang dat kinderen en jongeren in aanraking komen met muziek. Ten tweede: kinderen en jongeren komen veel te weinig in aanraking met muziek. In de ideale wereld begint kennismaking met muziek – actief (zingend en musicerend) en passief (luisterend) – in het primair onderwijs en krijgt die kennismaking een vervolg in het voortgezet onderwijs. Kinderen en jongeren die een muziekinstrument willen leren spelen, kunnen terecht op muziekscholen en bij jeugdorkesten en
Heel grofmazig ziet het landschap voor educatie en (jeugd)participatie er nog wel zo uit, maar helaas zijn er onder invloed van bezuinigingen flinke gaten in geslagen. Door het gebrek aan aandacht voor muziekeducatie in het primair en voortgezet onderwijs en het wegvallen van een groot deel van de muziekscholen onder invloed van gemeentelijke bezuinigingen, ligt het initiatief voor educatie van kinderen en jongeren voor een groot deel bij muziekproducerende instellingen, die daar veelal zelf niet de mankracht en middelen voor hebben.
Primair en voortgezet onderwijs
Een van onze grote zorgen is de geringe aandacht voor muziekeducatie in het curriculum van het primair en voortgezet onderwijs. Verhalen van kinderen die tijdens de muziekles op school alleen maar op de maat leren klappen, zijn geen uitzondering. Uit onderzoek blijkt dat
Oud-minister Bussemaker heeft dit probleem tijdens haar regeerperiode serieus genomen en heeft in 2015 het campagneprogramma ‘Méér Muziek in de Klas’ geïntroduceerd, samen met het Fonds voor
Mede gezien de grote belangstelling in de (sociale) media schept de start van het programma positieve verwachtingen. Dit neemt vooralsnog niet weg dat tijdens de totstandkoming van dit advies veel kinderen niet of nauwelijks in aanraking kwamen met muziek op school. Veel van onze gesprekspartners uitten hun zorgen over het gemis aan muzikale belangstelling, kennis en vaardigheden dat hierdoor bij jongvolwassenen is ontstaan. Bij het enthousiasmeren van nieuw publiek moeten zij from scratch beginnen; dit geldt met name voor genres die kinderen niet via streaming en media leren kennen, zoals klassieke en hedendaagse gecomponeerde muziek, jazz, wereldmuziek en avant-gardistische vormen van pop.
Een ander project dat navolging verdient is ‘Ieder Kind een Instrument’ van Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR), dat leerlingen aan basisscholen in de omgeving van Rotterdam langere tijd de gelegenheid biedt een instrument te leren bespelen en samen muziek te maken. In het lopende schooljaar doen zo’n dertig scholen hieraan mee; er zijn
Concerten en educatiemateriaal
Kinderen komen voor een groot deel ook in aanraking met muziekaanbod via scholen; zo’n
Door het ontbreken van kennis over muziekeducatie in het primair en voortgezet onderwijs ligt ook de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van muziekeducatief materiaal voor een groot deel bij de muzieksector zelf. De orkesten in de BIS ontwikkelen allemaal doorlopende leerlijnen voor kinderen en andere doelgroepen; zo ontwierp het Residentie Orkest speciale programma’s voor senioren en voor kansarme jongeren. Door materiaal online beschikbaar te stellen, kunnen scholen in het hele land er gebruik van maken; een mooi voorbeeld is de componeertool ‘Ik Componeer’ van het Metropole Orkest. Ook veel andere partijen ontwikkelen online lesmateriaal of programma’s die scholen op aanvraag kunnen boeken, zoals ‘Ukelele in de Klas’, de apps rond klassieke muziekstukken van uitgeverij Follow a Muse, ‘DoReMixMax’ (een initiatief van antropoloog-muzikant Miranda van der Spek dat kinderen de geschiedenis van de slavernij bijbrengt door middel van liedjes) en ‘Wij maken samen muziek’, waarbij kinderen leren componeren en
Hoewel professionals in alle genres zijn doordrongen van het belang van goede educatie, zijn veel organisaties organisatorisch en financieel onvoldoende toegerust om hieraan een structureel aandeel te kunnen leveren.
Een bijkomend probleem is dat scholen maar een zeer beperkt budget per leerling beschikbaar hebben om aan cultuur te besteden.
Muziekscholen
Van oudsher kunnen kinderen (en volwassenen) om een muziekinstrument te leren spelen terecht bij een plaatselijke muziekschool. Daarin is de afgelopen jaren verandering gekomen. Door bezuinigingen bij gemeenten daalde tussen 2007
Schoolgaande kinderen die les volgen op een muziekschool
(in aantallen x 1.000)
Bron: Cultuurconnectie, 2014
Schoolgaande kinderen die les volgen op een muziekschool
(in percentages)
Bron: CBS, Cultuurconnectie, 2014 23
Omdat lessen aan muziekscholen voor een groot deel (indirect) gefinancierd worden door gemeenten, is met het verdwijnen van deze voorzieningen ook de betaalbaarheid van buitenschoolse, individuele muziekles onder druk komen te staan; in gemeenten zonder muziekschool zijn leerlingen aangewezen op ongesubsidieerde privélessen, die niet iedereen zich kan
Met betrekking tot de nog bestaande muziekscholen is een veelgehoorde klacht dat leerlingen er enkel nog traditionele instrumenten leren bespelen (piano, viool, klarinet, gitaar …), maar dat er nog relatief weinig plekken zijn waar kinderen kunnen kennismaken met instrumenten waar de hedendaagse muziekpraktijk daarnaast ook om vraagt: de draaitafel, de drumcomputer, of Arabische instrumenten zoals de ud of de tarr. Een veel aangehaalde uitzondering is het Aslan Muziekcentrum in Amsterdam, dat naast dwarsfluit-, viool-, gitaar- en drumles onder andere lessen in ney, darbuka, saz en ud aanbiedt. Een onderzoek naar de diversiteit in het muziekonderwijs en de representatie van de verschillende muziekgenres daarbinnen lijkt ons raadzaam om te bekijken in hoeverre het aanbod van muziekscholen kansen biedt voor iedere potentiële (amateur)musicus in spe.
Amateurbeoefening
Kinderen en jongeren die muziekles volgen, beoefenen hun instrument ook dikwijls in ensemblevorm. Een eigen inventarisatie leverde zo’n zestig zelfstandige jeugdstrijkorkesten en -symfonieorkesten op, variërend van het Britten Jeugd Strijkorkest in Zwolle en het Drechtsteden Jeugd Orkest in Dordrecht tot een grote organisatie als de Nationale JeugdOrkesten Nederland (dit jaar ontstaan uit een fusie van NJO en JON). Hier ontwikkelen kinderen en jongeren in verenigingsverband hun muzikale vaardigheden. De organisatie van veel van deze orkesten ligt bij vrijwilligers; financiering komt uit een mix van concertinkomsten, contributie, particuliere giften, sponsoring en bijdragen van gemeenten. Daarnaast wordt een aantal orkesten met een talentontwikkelingsfunctie ondersteund door het Fonds voor Cultuurparticipatie, zoals de Nationale JeugdOrkesten Nederland en het Ricciotti ensemble. Vanaf hier kan jong talent doorstromen naar kunstvakopleidingen.
Ook volwassenen houden zich in hun vrije tijd vaak bezig met muziek. Terwijl het aantal muziekscholen afneemt, tekent zich een toename af van Nederlanders die in hun vrije tijd zingen of een instrument bespelen; respectievelijk
In de keuze voor genres door jongeren blijkt opleidingsniveau sterk bepalend; slechts
Deelname aan muziekgenres naar opleidingsniveau
(in percentages)
Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam en Bureau ART, 2017
Aanbevelingen
Algemene aanbevelingen
Aan overheden en fondsen
- Hanteer bij het ontwerpen en aanpassen van subsidieregelingen een ruimer begrip van de activiteiten van musici en producerende muziekinstellingen als orkesten en ensembles door ook hun maatschappelijke voetafdruk in ogenschouw te nemen. Faciliteer naast concerten ook activiteiten op het gebied van educatie, publieksvergroting en
-diversiteit , participatie, samenwerking met scholen en partnerschappen met andere domeinen, zoals het bedrijfsleven of de wetenschap. Hier ligt een kans om in regionale samenhang beleid te ontwikkelen (op de schaal van stedelijke regio’s).
Aan producerende en presenterende instellingen
- Stel integrale activiteitenplannen op, waarbij concerten en inspanningen op het gebied van marketing, educatie, participatie, talentontwikkeling, experiment, beheer en behoud, digitalisering en onderzoek gezamenlijk het gekozen profiel en het muziekklimaat in de omgeving dienen. Breng je artistieke, maatschappelijke en economische voetafdruk in kaart.
Aanbevelingen ter bevordering van diversiteit
Aan overheden en fondsen
- Maak bij het aangaan van subsidierelaties met producerende en presenterende instellingen afspraken over het diversifiëren van het publiek, opdat het publiek een betere afspiegeling gaat vormen van de bevolking in het speelgebied. Pas hierbij maatwerk toe: een orkest in een provincie met veel krimpgemeenten staat hier voor een andere uitdaging dan een ensemble in een grootstedelijke omgeving.
- Maak het muziekaanbod op landelijk en regionaal niveau aantrekkelijker voor alle Nederlanders, door meer genres te ondersteunen en meer Nederlanders in aanraking te brengen met het muziekaanbod.
Aan producerende en presenterende instellingen
- Breng beter in kaart wie je potentiële publiek is en onderzoek hoe je dit kunt bereiken. Ga door met het onderzoeken van alternatieve concertformules, nieuwe settings en doe publieksonderzoek gericht op het diversifiëren van je publiek.
- Werk samen met culturele, maatschappelijke en economische partners om je voetafdruk in je omgeving of je speelgebied te vergroten.
- Wissel gegevens over publieksgroepen en publieksbereik onderling uit en span je als producerende en presenterende instelling gezamenlijk in voor het vergroten, verbreden en behouden van je publiek.
Aanbevelingen ter bevordering van muziekeducatie
Aan overheden en fondsen
- Voorzie in muziekeducatie en plekken voor muziekonderwijs voor alle kinderen, van alle mogelijke achtergronden, uit elke sociale en economische klasse. Besteed hierbij in het bijzonder aandacht aan muziekonderwijs voor groepen die dit zich financieel moeilijker kunnen veroorloven en voor leerlingen vanuit andere culturele achtergronden.
- Bekijk bij het inrichten van regionaal en lokaal cultuurbeleid hoe muziekles voor kinderen, maar ook voor volwassenen, hierin kan worden opgenomen; hetzij door organisaties uit te rusten met een budget om dit te organiseren, hetzij door muziekscholen weer op te nemen in het bestel.
-
Maak bij het aangaan van subsidierelaties met producerende en presenterende instellingen afspraken over educatieve activiteiten en activiteiten op het gebied van participatie.
Aan producerende instellingen
- Treed in contact met scholen in het primair en voortgezet onderwijs over het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen muziek en bekijk hoe deze vast onderdeel kunnen gaan vormen van de curricula van scholen.
Dissociation between Musical and Monetary Reward Responsesin Specific Musical Anhedonia.
Mas-Herrero e.a., 2014
CBS, 2017
VNPF, 2017
VSCD, 2017
Deze monitor telt alleen festivals met ten minste 3.000 bezoekers.
Respons, 2017.
ING Economisch Bureau, 2017;
Doeland, 2017.
SCP, 2016. Veel mensen bezoeken meerdere genres.
Het geschatte aantal bezoeken is afgeleid van de door SCP genoemde bezoekfrequenties, gebaseerd op de inschatting dat 15,8 miljoen Nederlanders in 2014 6 jaar en ouder zijn (bron: CBS). Deze cijfers zijn indicaties, bedoeld om een indruk te geven.
Culturele activiteiten in 2012.
SCP, 2012
Sport en cultuur.
SCP, 2016
Onze indruk is dat veel organisaties zich committeren aan de code, maar deze te weinig aangrijpen om hun praktijk op het gebied van programmering, publiek, personeel en partners te veranderen.
Innoveren, vitaliseren.
Raad voor Cultuur, 2010
Naar nieuwe presentatiemodellen voor orkesten.
Berenschot, 2011.
Orkesten van nu, van waarde voor de toekomst.
Commissie Nederlandse Beroepsorkesten, 2014
Jaarverslag 2016.
Stichting Méér Muziek in de Klas, 2017
Het totale aantal basisscholen in Nederland bedroeg in 2016 6.347 (bron: Onderwijscijfers.nl); hiervan wordt dus al 8,5 procent ondersteund door Méér Muziek in de Klas.
Cultuur in Beeld 2016.
OCW, 2016
Cultuur in Beeld 2016.
OCW, 2016
Op de website van het LKCA staat een volledig overzicht van het aanbod.
Budget cultuureducatie per leerling PO en VO in de 35 grootste gemeenten (G35) in de periode 2013 – 2014.
Cebeon, 2014
Kerngegevens Kunst-/Cultuurconnectie 1991 – 2014.
CBS, 2016
Monitor Amateurkunst 2015.
LKCA, 2015
Schatting op basis van gegevens van het CBS (geraadpleegd september 2017) over de bevolkingsgrootte in de groep 5 t/m 17 jaar in combinatie met gegevens van Cultuurconnectie 2014.
Over de jaren 1991 – 2007 kwamen de baten van deze instellingen voor gemiddeld 66 procent uit subsidie (CBS, 2016).
Sport en cultuur.
SCP, 2016.
Culturele activiteiten in 2012.
SCP, 2012