De muzieksector vanuit
economisch perspectief
In dit hoofdstuk beschouwen we de Nederlandse muzieksector vanuit een economisch perspectief. We evalueren de financieringsstromen die gemoeid zijn met muziek: overheidsinvesteringen, private investeringen en sponsoring, en publieksinkomsten. Daarnaast werpen we een blik op de arbeidsmarkt voor livemuziek en opgenomen muziek en bespreken we enkele knelpunten die we daar signaleren. We beëindigen het hoofdstuk met een aantal aanbevelingen om de economische positie van muziekprofessionals en
Financieringsstromen vanuit de overheid
De productie en distributie van muziek wordt door het ministerie van OCW via zes kanalen ondersteund: de culturele basisinfrastructuur van het Rijk, de mediabegroting, het Fonds Podiumkunsten, het Fonds voor Cultuurparticipatie en, in beperkte mate, het Fonds voor Creatieve Industrie en het
Geldstromen naar muziek vanuit de rijksoverheid
Meerjarige muzieksubsidies Rijksoverheid 2017 – 2020 naar genre 2
(in aantallen, cirkelgrootte in
Bron: eigen dataverzameling
Meerjarige muzieksubsidies Rijksoverheid naar bron
(in miljoenen euro’s)
Bron: eigen dataverzameling 3
Hieronder evalueren we de belangrijkste vormen van rijksfinanciering voor professionele muziek.
Culturele basisinfrastructuur
Op dit moment maken negen symfonische orkesten en één orkest voor pop- en jazzmuziek deel uit van de culturele basisinfrastructuur
Hoewel we in dit advies onze zorgen uitspreken over de verhouding tussen de verantwoordelijkheid die het Rijk neemt voor symfonische muziek enerzijds en voor overige muziek anderzijds, willen we niet de valse schijn wekken dat de symfonische muziekorganisaties in Nederland ruim in hun jas zitten. Per 2013 werd er
En er is meer aan de hand. Zoals we hebben gezien in De muzieksector vanuit maatschappelijk perspectief nemen de orkesten een steeds grotere verantwoordelijkheid in het muzikale leven in hun eigen stad of regio. De huidige verantwoordingssystematiek van het ministerie van OCW kijkt echter nog vooral naar de taak om concerten te geven; prestaties worden afgemeten aan behaalde bezoekersaantallen en eigen inkomsten. Dit gaat naar ons idee uit van een beperkende visie op wat het orkest vandaag de dag kan zijn, en belemmert eerder de functie die het orkest kan spelen in zijn culturele en maatschappelijke omgeving dan dat het die faciliteert. Vanzelfsprekend is het geven van concerten een hoofdtaak van een orkest, maar dit gaat niet zonder zich te verbinden aan een bredere humuslaag: een divers publiek van trouwe bezoekers én nieuwe aanwas, aanwezig talent in de regio en andere kunstinstellingen.
Aan de orkesten in het oosten van het land heeft de minister in 2016 naar aanleiding van een advies van de raad gevraagd een gezamenlijk plan te ontwikkelen voor een symfonische muziek
In Naar een integrale, inclusieve visie op muziek hebben we al de cultuurpolitieke doelen omschreven die de raad recentelijk heeft geformuleerd. De hierboven geschetste benaderingswijze van orkesten sluit naar ons idee beter aan bij deze doelen dan de huidige financieringsafspraken. Zo beantwoordt een nieuwe omgang met orkesten aan de noodzaak om als Rijksoverheid te zorgen voor een pluriform aanbod en voor een muziekklimaat waarvan elke inwoner van Nederland kan genieten. Niet iedereen bezoekt met regelmaat een symfonisch concert, maar met een breder pakket aan activiteiten, van binnen- en buitenschoolse educatie tot concerten in alternatieve settings voor een nieuw publiek, kunnen deze muziekvoorzieningen hun bereik vele malen vergroten. Juist omdat het er met de muziekeducatie zorgwekkend voorstaat, zoals we hebben laten zien in
Een derde punt dat we hier onder de aandacht willen brengen, is het gebrek aan afstemming tussen het Rijk en provinciale en gemeentelijke overheden in hun steun aan de orkesten. In de jaren ’80 kwamen het Rijk, provincies en gemeenten overeen dat het Rijk de aanbodkant van de muziek voor zijn rekening zou nemen, de gemeenten de afnamekant en de provincies de provinciale voorzieningen. Uitzonderingen golden voor de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, die elk substantiële bijdragen zouden leveren aan ‘hun’ orkest. Deze convenanten uit de
Wij pleiten in dit advies daarom nadrukkelijk voor een betere afstemming van verantwoordelijkheden tussen het Rijk, provincies en gemeenten (stedelijke regio’s), die het muzikale aanbod en de betekenis van de symfonische orkesten voor hun regio ten goede zal komen. Niet altijd zal het gaan om meer budget; wel kunnen prestatieafspraken beter worden afgestemd op elk specifiek orkest en kan de vraag naar de betekenis van een orkest binnen het muziekbeleid per orkest worden beantwoord. Door op deze manier meer maatwerk te creëren, kan de betekenis van een orkest binnen zijn omgeving – zijn regionale, maar soms ook zeker zijn landelijke en internationale omgeving – alleen maar toenemen. Het ene orkest wordt gevraagd zich te verhouden tot de bevolking in een krimpregio, het andere heeft te maken met een multiculturele grootstedelijke maatschappij. Het ene orkest vervult een belangrijke functie voor de regionale amateursector, bij het andere staat eerder het organiseren van educatieve trajecten voor scholen centraal. Door beter te kijken naar de mogelijke functies binnen de eigen omgeving en die beter op elkaar af te stemmen dan nu het geval is, kan een veel veelkleuriger orkestenlandschap ontstaan, waarbij we ons ook kunnen voorstellen dat het ene orkest zich ontwikkelt tot breder muziekhuis, het andere meer populaire klassieke muziek tot zijn kernpunt maakt, en het volgende ervoor kiest zich te blijven specialiseren in de symfonische klassieke canon. Er kan naar ons idee een veel diverser landschap ontstaan als we niet meer zullen spreken over
Ten slotte zal uit voorgaande hoofdstukken al duidelijk zijn geworden dat de BIS, zoals die nu is ingericht, ons te beperkt schijnt. Met de huidige rijkdom aan muziek in Nederland, waar op hoog niveau gemusiceerd wordt door orkesten, koren, ensembles, bands en soloartiesten in alle mogelijke genres, is het niet langer verdedigbaar dat alleen het symfonische orkest (vanwege zijn historische belang of zijn grote omvang) een plaats heeft in de culturele basisinfrastructuur van ons land. Naast bovenstaand pleidooi om de orkesten te begeleiden in hun ontwikkeling tot maatschappelijk ingebedde muziekhuizen met een veel bredere muzikale taak, roepen we de minister op de mogelijkheden te bekijken om ook enkele middelgrote of grote ensembles rechtstreeks vanuit het Rijk te ondersteunen, evenals enkele productiehuizen en festivals of platforms in de volle breedte van de muziek. Hierop komen we in de Hoofdaanbevelingen terug.
Mediabegroting en muziek bij de publieke omroep
Ten aanzien van de bovengenoemde noodzakelijke herijking van het landelijke muziekbestel vragen we ook aandacht voor de plek van de twee ensembles die sinds 2013 deel uitmaken van de Stichting Omroep
Tot 2013 maakten de twee ensembles samen met het Metropole Orkest, de Radio Kamer Filharmonie, de Muziekbibliotheek van de Omroep en de afdeling MCO Educatie onderdeel uit van het Muziekcentrum van de
De organisatie zit in financiële zin ‘op de korst’, onder andere ook als gevolg van de stijging van de autonome salariskosten, afgezet tegen een geringe prijsindexering. Bovendien bewegen de
Om bovenstaande redenen adviseren wij de taak, inhoud en organisatorische plaats van de
Het zou goed zijn om hierin ook de mogelijke rol te onderzoeken voor Nederlandse jazz-, pop-, wereld- en urban spelers. Het muziekaanbod van
Fonds Podiumkunsten
Het Fonds Podiumkunsten vervult de opdracht om naast de BIS een samenhangend pakket aan subsidieregelingen te bieden, waarmee kwalitatief hoogwaardig aanbod kan worden ontwikkeld met een zo groot mogelijk maatschappelijk bereik. Dit pakket bevat enkele meerjarige subsidies voor producerende instellingen en festivals, en daarnaast projectsubsidies, programmeringsregelingen en mogelijkheden voor talentontwikkeling. Belangrijke kernwaarden in al deze vormen van ondersteuning zijn dynamiek en doorstroming; het FPK stimuleert hiermee artistieke innovatie, waar de markt daar niet altijd ruimte voor laat.
Met betrekking tot de meerjarige activiteitensubsidies staat het FPK voor de opdracht om aanbod te ondersteunen dat complementair is aan wat in de BIS en in de ongesubsidieerde (vrije) sector gebeurt. Hier gaat het, anders dan in de BIS, niet om het invullen van functies maar om het honoreren van producerende instellingen en festivals met een eigen artistieke signatuur. Hieronder werpen we een blik op enkele regelingen van het FPK.
Meerjarige activiteitensubsidies voor producerende instellingen
Op dit moment ondersteunt het Fonds Podiumkunsten
De ensembles hebben de afgelopen vijf jaar hun plek en bewegingsruimte in het rijksgesubsidieerde muziekaanbod stevig zien slinken. In
Dit laatste hebben de ensembles als een beperking van hun vrijheden ervaren; uit gesprekken met vertegenwoordigers van de ensemblesector komt naar voren dat zij zich door de hoge eisen belemmerd voelen in het nemen van artistieke risico’s en dat zij de productiedruk te hoog vinden; alles draait om het geven van zoveel mogelijk concerten en daaraan gerelateerd het ontwikkelen van zoveel mogelijk programma’s. Dit laatste hangt vooral samen met het feit dat gesubsidieerde ensembles steeds meer moeite hebben om hun concerten af te zetten bij zalen, waardoor ze om hun speelbeurten te halen een relatief hoog aantal programma’s moeten ontwikkelen. Langere tournees van één programma, die de ensembles meer rust zouden kunnen geven, lijken niet meer reëel.
Hoewel de meerjarige activiteitenregeling openstaat voor alle genres, vinden in de praktijk vooral spelers uit de klassieke en hedendaagse gecomponeerde muziek en jazz hier aansluiting. Dit lijkt vooral op historische gronden gebaseerd; in de popmuziek en de urban muziek is het niet gebruikelijk om voor subsidiëring aan te kloppen bij de overheid. Ook zien we onder deze laatstgenoemde groepen andere ondersteuningsbehoeften; zij zijn vooral gebaat bij subsidieregelingen voor talentontwikkeling, (internationale) tournees en programmering.
Programmeringssubsidies
Halverwege de
Uit een evaluatie van de programmeringsregelingen van het FPK in 2013 bleken de regelingen effectief voor het bevorderen van experimenteel kwaliteitsaanbod en voor de ontwikkeling van talent; door de subsidiëring van kleine en grote podia bieden de regelingen een ‘ladder’ voor veelbelovend
Overige FPK-subsidies
De ‘subsidie nieuwe makers’ die het FPK ontwikkelde voor de begeleiding van talent vindt relatief weinig haar weg naar muziekprofessionals; van de zeventig ondersteunde nieuwe makers in de periode
Fonds voor Cultuurparticipatie
Het Fonds voor
Omdat urban muziek zich het afgelopen decennium sterk heeft geprofessionaliseerd, en omdat veel gemeenteloketten en fondsen professionele urban muziekmakers nog altijd doorverwijzen naar het FCP (of andere regelingen voor amateurmuziek of muziekparticipatie), heeft het FCP zich de laatste jaren ontpopt tot deskundig fonds op het gebied van urban muziek, met ook aandacht voor professionele urban initiatieven. De urban sector is hier zeer bij gebaat en wij juichen deze deskundigheid toe. Tegelijk wijzen we ook andere fondsen en overheden op de verantwoordelijkheid om in hun beleid aandacht te besteden aan urban muziek.
Gemeentelijke subsidies
De gemeentelijke subsidies voor muziek laten zich, onder andere door het gebrek aan afstemming, lastiger in kaart brengen, maar duidelijk is dat ze ver uiteenlopen en dat elke gemeente haar eigen prioriteiten stelt. Hieronder laten we zien hoe de vier grote steden Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam hun meerjarige budgetten voor muziek verdelen. In deze vier steden bevindt zich twee derde van de meerjarig gefinancierde instellingen door het Rijk en
G4 meerjarig gesubsidieerde muziekinstellingen
(in aantallen, cirkelgrootte in
Bron: eigen dataverzameling
(in aantallen)
Bron: eigen dataverzameling
Alternatieve overheidsondersteuning
Bij overheidsondersteuning voor muziek denken we al gauw aan subsidies; gelden die uit de cultuurbegrotingen van het Rijk en andere overheden worden bekostigd. Er zijn echter ook andere financieringsvormen waarmee de overheid de muzieksector kan steunen en reeds steunt. Zo is de dancesector gebaat bij de faciliterende bijdragen die gemeentelijke overheden leveren in de vorm van vergunningen.
Sommige gemeenten voeren hierop een actief stimulerend beleid, andere zijn terughoudender, bijvoorbeeld vanuit zorgen over overlast en ordeverstoring. Een goed voorbeeld van actief beleid zien we in Amsterdam, waar aanvragen voor
De gemeente Groningen is op dit vlak eveneens voortvarend; zij benoemt in haar nota ‘Strategisch evenementenbeleid’ specifiek de waarde van dancefestivals voor de stad en heeft in het belang van aanvragers een centraal regiepunt ‘Evenementen Management’ ingesteld. Ook Rotterdam heeft dance sinds zijn coalitieakkoord
Private financieringsstromen
Rechtenorganisaties
De muzieksector kan zich behalve op subsidies ook verheugen in de steun van enkele private financiers. De grootste zijn gelieerd aan de rechtenorganisaties Buma/Stemra (via dochterorganisatie Buma Cultuur) en Sena. Zo organiseert en financiert Buma Cultuur een groot aantal conferenties, zoals de Buma Classical Convention, Eurosonic Noorderslag, Injazz, het Amsterdam Dance Event en zijn urban broertje ADE Beats. Ook bevordert Buma Cultuur de export van Nederlandse muziek door cofinanciering van het subsidieprogramma Dutch Music Export en ondersteuning van beursdeelnames. De organisatie ondersteunt bovendien de ontwikkeling van (pop)talent door het organiseren van de Muzikantendag.
Sena, een rechtenorganisatie voor naburig recht, draagt financieel bij aan festivals, conferenties, concoursen en talentontwikkelingstrajecten, en ondersteunt muzikanten die in eigen beheer muziekopnamen willen uitgeven. Ook maakt deze organisatie zich hard voor een Investeringsfonds Pop. Door begunstigden in geval van succes een deel van de bijdrage te laten terugstorten, krijgt het fonds een revolving karakter. Sena wil hier de komende drie jaar
Particuliere investeerders
Naast Buma Cultuur en Sena richten enkele particuliere partijen zich op specifieke genres. Vooral in de dancemuziek nemen particuliere geldschieters veruit de overhand boven andere financiers. De A’DAM Toren in
Private fondsen
Ten slotte is er een aantal private fondsen dat al dan niet op reguliere basis investeert in muziek, zoals
Sponsoring
Een klein segment van de muzieksector is succesvol in het aantrekken van sponsoring. Hier gaat het doorgaans om evenementen met een grote zichtbaarheid en hoge publieksvolumes, zoals Robeco SummerNights in Het Concertgebouw Amsterdam, het Heineken-podium op Lowlands, het Port of Rotterdam North Sea Jazz Festival (sinds 2013 de officiële naam) en de Ziggo Dome in Amsterdam. Ook op kleinere schaal vindt enige sponsoring plaats. Zo hebben
Voor producerende instellingen en onafhankelijke muziekkunstenaars blijkt het nog een stuk lastiger om duurzame relaties aan te gaan met sponsoren. De BIS-orkesten hebben door hun uitstraling en publieksvolume nog enige aanknopingspunten voor sponsoring, al is ook hier de markt lastig; deze orkesten haalden in 2015 gemiddeld
Voor de toekomst zou het een goed idee zijn om alternatieve financieringsmodellen van kunst in het algemeen en muziek in het bijzonder nader te onderzoeken, bijvoorbeeld in samenwerking met het kenniscentrum Cultuur+Ondernemen. Deze organisatie steunt culturele organisaties en kunstenaars bij het behalen van meer rendement uit hun activiteiten en werkt nauw samen met overheden en fondsen om het effect van hun cultuurbeleid en
Publieksinkomsten
Binnenlandse publieksinkomsten
De publieksinkomsten voor muziek komen gedeeltelijk ten goede aan producerende instellingen en uitvoerende musici, en vloeien gedeeltelijk naar de presenterende podia en festivals. Afspraken over de opbrengsten uit kaartverkoop verschillen per podium en per optredend ensemble of artiest; dit kunnen uitkoopsommen zijn, gages of ‘partagedeals’, in wisselende verhoudingen. Een totaaloverzicht van publieksinkomsten in de hele muzieksector is daardoor onmogelijk te geven. Hieronder brengen we grofweg in kaart wat podia en festivals aan publieksinkomsten verwerven.
In 2016 bedroeg de totale omzet voor livemuziek in Nederland
De schouwburgen en concertzalen die zijn aangesloten bij de VSCD genereerden in 2016 circa
Buitenlandse publieksinkomsten
Een niet te verwaarlozen geldstroom voor de Nederlandse muzieksector is ook de buitenlandse markt. De totale exportwaarde van Nederlandse (populaire) muziek in het buitenland bedroeg in 2015 ruim
Opvallend is ook de grote economische spin-off van de Nederlandse dance-industrie in het buitenland. De grote evenementenbedrijven die vanuit de dance-industrie zijn ontstaan, zoals ID&T, Monumental Productions en ALDA Events, realiseren miljoenenomzetten in binnen- en buitenland met internationale varianten van Nederlandse dancefestivals, van Mysteryland in Chili tot Sensation in landen als de Verenigde Arabische Emiraten, Indonesië en Australië. In 2012 leverde dit
Aandeel muziek bij optredens
(in aantallen)
Bron: Dutch Culture, 2016
Publieksinkomsten uit opgenomen muziek
De totale omvang van de markt voor opgenomen muziek in Nederland bedroeg in 2016
Jarenlang nam de muziekverkoop in Nederland sterk af, mede onder invloed van het toenemende aantal gratis (vaak illegale) downloads. Sinds de opkomst van streamingplatforms als Spotify neemt de bereidheid van het publiek om te betalen voor opgenomen muziek weer toe. In het jaar 2015 genereerde digitale muziek voor het eerst meer omzet dan de verkoop van cd’s, vooral door streaming. De downloadmarkt loopt inmiddels sterk terug.
De markt voor opgenomen muziek groeit in Nederland harder dan in andere Europese landen. Volgens een analyse van Goldman Sachs zet deze trend de komende jaren wereldwijd door. De investeringsbank verwacht in 2030 een wereldwijde omzet van
Arbeidsmarkt
In onze Verkenning arbeidsmarkt culturele sector stelden we de inkomenspositie van musici al aan de
De meeste muzikanten werken vandaag de dag als zelfstandige; dat geldt door alle genres heen. Inkomsten bestaan doorgaans uit een combinatie van gages, lesgeven en inkomsten uit opgenomen muziek (royalty’s) en copyright. Alleen de orkesten in de BIS, het Radio Filharmonisch Orkest en een aantal ensembles bieden hun musici vaste contracten. Ook de musici bij de acht korpsen van Defensie staan daar op de loonlijst.
Orkestmusici
Orkestmusici hebben een eigen cao, die in 2013 is vernieuwd waardoor zij flexibeler kunnen werken. Toch biedt een baan bij een orkest na de bezuinigingen geen grote bestaanszekerheid meer. Zoals gezegd, brachten veel orkesten de fulltime aanstellingen van hun musici terug tot
Willen we het orkestenbestel gezond houden, dan zal de positie van de musicus een prioriteit moeten zijn bij het vormgeven van nieuw beleid. Dit sluit ook aan bij onze eerste cultuurpolitieke doelstelling, die zegt dat creatief talent in alle fasen van de loopbaan optimaal in staat moet zijn om zich te ontplooien. Om de werkdruk te normaliseren, zouden overheden bij het aangaan van nieuwe subsidierelaties met de orkesten goed moeten bekijken hoe zij gezamenlijk kunnen zorgen voor een gezonder werkklimaat. Goed werkgeverschap en goed opdrachtgeverschap moeten hierbij volgens ons vooropstaan.
In het verlengde hiervan wijzen we ook op het belang van goed toezicht. We signaleren dat er relatief weinig inzage wordt gegeven in de honoraria van directies, dirigenten en solisten. Zo is niet altijd duidelijk of orkesten zich houden aan de Wet normering topinkomens, die per 2013 in werking is getreden om bovenmatige bezoldigingen in de (semi)publieke sector tegen te gaan. Wij bepleiten een grotere transparantie hierover, zoals bijvoorbeeld in de Verenigde Staten al langer gebruikelijk is; om internationaal te kunnen concurreren zijn hoge honoraria soms onvermijdelijk, maar deze zouden duidelijker naar stakeholders en belangstellenden moeten worden gecommuniceerd.
Ensemblemusici
De aanbeveling tot goed opdrachtgever- en werkgeverschap is eveneens van toepassing op de ensemblesector. De musicus die werkt voor een rijksgesubsidieerd ensemble is vaak voor zo’n
Enkele ensembles geven desgevraagd aan dat zij met het huidige subsidieniveau en de huidige subsidie-eisen geen prioriteit kunnen geven aan een betere betaling van musici.
Wij menen echter dat het voortbestaan van elk ensemble staat of valt met zijn musici, en dat goed werkgeverschap impliceert dat eerst de honoraria voor musici worden bepaald voordat het programma kan worden samengesteld. Als dat betekent dat er minder programma’s kunnen worden gemaakt (of dat er met minder musici moet worden gewerkt), dan is dat de enig verdedigbare uitkomst van een gezond begrotingstraject. Ook hier geldt weer dat goede afspraken met subsidiërende overheden en met zalen op den duur kunnen leiden tot een zekerder positie voor de musicus. De experimenteerregelingen van het FPK bieden wat dit aangaat stevige handvatten aan de sector om hier in de toekomst verantwoorder mee om te gaan.
Pop- en urban artiesten
Onder zelfstandig opererende muziekprofessionals die niet zijn aangesloten bij een of meer ensembles of orkesten zijn de inkomsten doorgaans laag, en het toekomstperspectief vaak weinig rooskleurig. Pop- en urban artiesten verdienden in 2015 gemiddeld
Urban artiesten, die zich vaak in hoge streamingcijfers mogen verheugen, zien hun online successen vaak nauwelijks vertaald in inkomsten. De gemiddelde uitbetaling per stream is
Jazzmusici
Deze lage gages gelden ook voor jazzmusici, bij wie al in 1998 werd geconstateerd dat hun financiële honorering achterbleef bij kunstenaars uit andere
Componisten
Ook de inkomenspositie van componisten is op zijn minst zorgelijk te noemen. Velen van hen ervaren aan den lijve de gevolgen van de bezuinigingen, omdat bijna de helft van hun composities wordt gefinancierd door het Fonds Podiumkunsten of door gesubsidieerde ensembles; deze budgetten zijn de laatste jaren fors geslonken. Bijna
Honoreringsrichtlijnen
Het mag duidelijk zijn dat in de hele sector een strijd gaande is om inkomsten. Zelfs de meest getalenteerde musici zien hun inspanningen nauwelijks beloond. Enerzijds komt dat doordat freelancemusici vaak onvoldoende optredens hebben omdat ze niet bekend of gewild genoeg zijn bij programmeurs of publiek, en omdat het aantal muzikanten in de sector aanzienlijk hoger is dan de vraag. Hier bestaat het gevaar dat ofwel de populairste, ofwel degene die de laagste gage vraagt de speelbeurt krijgt, waardoor musici die innovatiever werk maken of het experiment aangaan het onderspit delven. Anderzijds zien we dat musici in veel gevallen sterk worden onderbetaald voor optredens die ze wél geven, zowel door podia en festivals (lage uitkoopsommen en gages) als door de producerende instellingen waarvoor ze werken (lage lonen en honoraria), waardoor een groot aantal concerten toch maar een klein inkomen oplevert. Het is bovendien zeldzaam dat honoraria de kosten voor het ontwikkelen van de muziek en voor de nodige repetities dekken. Muzikanten kunnen deze essentiële aspecten van hun werk niet verdisconteren in hun uurtarief, waarmee aan een belangrijke basisvoorwaarde voor de zelfstandige op de arbeidsmarkt niet wordt voldaan.
Om de problematiek rond onredelijke honorering te helpen oplossen, zouden producerende instellingen en podia om te beginnen redelijke honorariumrichtlijnen overeen moeten komen. In oktober 2017 presenteerde
De jazzsector kent sinds jaar en dag de BIM-norm, een minimumhonorarium per muzikant voor optredens op gesubsidieerde jazzpodia, vastgesteld door de Beroepsvereniging van Improviserende Musici. Deze norm van
Om het opdrachtgeverschap in de sector te vergroten, lijkt het ons daarom van wezenlijk belang dat producerende en presenterende instellingen goede honorariumrichtlijnen opstellen, in samenwerking met financiers, muzikantenorganisaties als de Nederlandse Toonkunstenaarsbond, de Kunstenbond, FNV Media & Cultuur en partijen als de Popcoalitie, de Klassieke Muziek Coalitie in oprichting en de Contemporary/Jazz/World Coalitie in oprichting. Over de naleving hiervan kunnen vervolgens afspraken worden gemaakt bij het aangaan van subsidierelaties met overheden.
Enkele partijen, zoals de VNPF, vrezen voor een vermindering van de vraag bij een striktere hantering van gagenormen en keren zich daarom tegen vaste afspraken hierover. Wij menen echter dat de gezondheid van de muzieksector kan verbeteren door in beginsel dit soort normen wél te hanteren. Van muzikanten weten we dat ze altijd zullen blijven spelen, zelfs al is het voor een schijntje van hun gebruikelijke gage; anders dan bij veel andere beroepen geldt geldelijk gewin voor kunstenaars minder als motivator dan de intrinsieke motivatie om muziek te
Verdiensten uit digitale distributie
De opkomst van digitale distributiekanalen heeft het de afgelopen jaren voor muzikanten veel makkelijker gemaakt om hun muziek aan een wereldwijd publiek aan te bieden zonder tussenkomst van een label. De mogelijkheden om hier significante opbrengsten uit te halen, zijn voor musici en muziekauteurs echter beperkt. Net als voor veel andere online gedistribueerde producten geldt hier in omvang weliswaar het zogenaamde long tail-effect, waarbij producten met weinig afnemers gezamenlijk een groter deel van de markt innemen dan de grote hits, zolang het distributiekanaal maar groot genoeg
Met betrekking tot de betaling van copyrights bestaat onderscheid tussen masterrecht, ten gunste van de eigenaar van de master of de opname; auteursrecht, waarmee de schrijver van een nummer wordt beschermd; en naburig recht, dat de muzikanten betreft die de muziek hebben ingespeeld. Afhankelijk van het medium worden deze rechten verdeeld; zo komen de rechtenopbrengsten van Nederlandse radio- en televisiezenders grotendeels ten goede aan auteurs en muzikanten en krijgt bij de verkoop van cd’s en platen (fysieke verkoop) de mastereigenaar het grootste deel van de afdracht, en ontvangt de auteur een veel kleiner deel. Streamingsplatforms als Spotify, die hun inkomsten halen uit abonnementen en advertenties, keren royalty’s uit aan rechthebbende masters en auteurs. Daarmee volgt de digitale muziekdistributie vooralsnog het rechtenmodel van fysieke verkoop. Het consumentengebruik van digitale muziek lijkt, zeker in geval van streaming, echter steeds meer op radiogebruik, waarbij voorgeselecteerde speellijsten voor een groot deel het luistergedrag bepalen. Streamingsdiensten zijn echter niet verplicht naburige rechten af te dragen, waardoor betrokken muzikanten überhaupt niets verdienen met streaming. Daardoor delen muzikanten en muziekauteurs slechts beperkt mee in de opbrengsten uit digitaal gedistribueerde muziek.
In het samen met de SER uitgebrachte advies
Een bijkomend probleem voor musici en muziekauteurs ten aanzien van digitale muziekdistributie is dat grote bedrijven als Facebook, Google en YouTube dankzij internationale safe harbor-afspraken niets hoeven af te dragen aan de rechthebbenden van op hun platforms beluisterde
Aanbevelingen
Algemene aanbevelingen
Aan overheden en fondsen
- Stem subsidiebedragen en -afspraken met producerende en presenterende instellingen meer af op het gekozen profiel van instellingen, rekening houdend met hun rol en positie in hun stad of regio, in het land of internationaal. Houd bij het vaststellen van subsidiebedragen rekening met de omvang, het bereik, de cofinanciering en de eigen inkomsten van instellingen; in het huidige orkestenbestel gebeurt dit onvoldoende.
- Maak bij het aangaan van subsidierelaties met producerende en presenterende instellingen afspraken over het hanteren en naleven van redelijke honorariumrichtlijnen en/of arbeidscontracten voor creërende en uitvoerende muziekkunstenaars en houd hiermee rekening in de vaststelling van subsidiebedragen.
- Maak tevens afspraken over goed toezicht / goed bestuur en maak duidelijke afspraken over de naleving van de Governance Code Cultuur.
- Houd bij het beoordelen van subsidieaanvragen meer rekening met de betekenis van instellingen voor de muzieksector. Dit vraagt mogelijk om een andere weging van aanvragen; in plaats van elke aanvraag op zichzelf te beoordelen en te ranken, zoals het Fonds Podiumkunsten nu doet, zou hierbij meer de samenhang in het uiteindelijk gesubsidieerde palet aan muziekinstellingen moeten worden bezien.
- De experimenteerregelingen die het FPK heeft ontwikkeld om de afname van meerjarig gesubsidieerd aanbod te stimuleren, is beloftevol. Rust het FPK uit met een budget om deze regeling voort te zetten.
- Programmeringssubsidies blijken bij het FPK goede instrumenten voor zowel talentontwikkeling als voor het verbeteren van het aantal voorstellingen, het aantal bezoekers en de publiekssamenstelling. Overweeg deze vorm van subsidiëring uit te breiden of ook op te nemen in muziekbeleid op het niveau van de stedelijke regio.
- Werk als overheden samen bij een gezamenlijke ondersteuning van grotere instellingen.
Op dit moment hanteren verschillende overheden en fondsen andere subsidieprocedures,-criteria en prestatie-afspraken voor het ondersteunen van dezelfde instellingen.Een integraal muziekbeleid vraagt om samenhangende afspraken. - Maak duidelijker afspraken over de verdeling van verantwoordelijkheden bij het aangaan van subsidierelaties met instellingen die zowel een lokaal of regionaal als een landelijk en/of internationaal belang dienen.
- Reserveer in een landelijk bestel niet enkel plekken voor symfonische orkesten (klassiek danwel pop/jazz) maar neem hierin ook andere functies op, zoals (middel)grote ensembles, plekken voor talentontwikkeling, festivals en/of initiatieven voor beheer en behoud.
Te denken valt onder andere aan een aantal (middel)grote ensembles en festivals of platforms die nu door het Fonds Podiumkunsten worden ondersteund maar die niet aansluiten bij de doelstelling van doorstroming en innovatie die het FPK als opdracht heeft. - Stel een onderzoek in naar de taak, inhoud en organisatorische plaats van de SOM-ensembles in de toekomst, met inbegrip van de budgettaire aspecten, en in verhouding tot de orkesten in de BIS.
- Onderzoek hierbij ook welke rol Nederlandse jazz-, pop-, wereld- en urban ensembles kunnen spelen voor NPO Radio.
- Kijk bij het vormgeven van muziekbeleid ook naar andere beleidsgebieden. Besteed in het landelijk economisch beleid aandacht aan de dance-industrie, inclusief de toeleveringsindustrie; stimuleer bij gemeenten de minimalisering van barrières bij vergunningverlening (en stuur hierbij ook op inhoudelijke overwegingen).
Aan gemeenten
- Voer een soepel vergunningenbeleid om muziekevenementen veilig en prettig te kunnen laten plaatsvinden, zonder overlast en ordeverstoring en met een goede artistieke impuls aan het culturele klimaat in de gemeente.
Aanbevelingen ter versterking van de arbeidsmarkt
Aan overheden en fondsen
- Maak bij het aangaan van subsidierelaties met producerende en presenterende instellingen duidelijke afspraken over redelijke honoreringen en salarissen. Vraag van instellingen goed werkgeverschap, goed opdrachtgeverschap en goed toezicht en zie daar beter op toe. Maak afspraken over de naleving van de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur.
- Ga in EU-verband in gesprek over de verdeling van inkomsten uit
auteursrecht. 36 Er zijn afspraken nodig om het auteursrecht beter te laten aansluiten op de huidige digitale distributiesystemen voor muziek, waarbij onder meer aandacht uitgaat naar het honoreren van naburige rechten. Het betreft hier onder andere het afdragen van rechten aan creërende en uitvoerende artiesten door multinationals als Facebook, Google en YouTube, die door safe-harbor-afspraken niets hoeven af te dragen aan de rechthebbenden van op hun platforms beluisterde muziek.
Aan de sector
- Versterk het werkgeverschap en opdrachtgeverschap. Ontwikkel en hanteer richtlijnen voor honoraria voor musici en componisten, in samenwerking met financiers, muzikantenorganisaties als de Nederlandse Toonkunstenaarsbond, de Kunstenbond, FNV Media & Cultuur, Nieuw Geneco en partijen als de Popcoalitie, de Klassieke Muziek Coalitie in oprichting en de Contemporary/Jazz/World Coalitie in oprichting. Maak de betaling van medewerkers prioritair aan de output.
- Committeer je aan de Fair Practice Code en help deze verder ontwikkelen.
- Wees transparant en verantwoord salarissen en honoraria. Ontwikkel goed werkgeverschap, goed opdrachtgeverschap en goed toezicht en leg daar verantwoording over af.
- Onderzoek alternatieve financieringsmodellen van kunst in het algemeen en muziek in het bijzonder, bijvoorbeeld in samenwerking met het kenniscentrum Cultuur+Ondernemen. Een samenwerking tussen het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en Sena aan een Investeringsfonds Pop kan als goed voorbeeld dienen voor gezamenlijke inspanning tussen publieke en private financiers aan de creatieve innovatie in de muziek.
Het Stimuleringsfonds ondersteunt o.a. Amsterdam Dance Event, Gaudeamus, Sonic Acts, Incubate en Nederlandse muziek in games. Het Filmfonds ondersteunt indirect Nederlandse muzikanten die hun muziek afleveren via (al dan niet gesubsidieerde) films, zoals Bløf, Marco Borsato, Vincent van Warmerdam en Henny Vrienten.
De bedragen voor festivals en productiehuis zijn slecht te herleiden naar het beschikbare budget voor muziek, omdat Holland Festival (3.180.000 euro) en Oerol (500.000 euro) naast muziek ook veel theater, muziektheater en dans programmeren. Productiehuis De Nieuwe Oost (500.000 euro) produceert theater, literatuur en popmuziek. Alleen het Festival Oude Muziek (650.000 euro) programmeert enkel muziek.
De BIS-bedragen voor festivals en productiehuis zijn slecht te herleiden naar het beschikbare budget voor muziek, omdat Holland Festival, Oerol en Productiehuis De Nieuwe Oost naast muziek ook andere disciplines presenteren. Alleen het Festival Oude Muziek programmeert enkel muziek.Dankzij de honorering van de B-lijst bij het Fonds Podiumkunsten steeg het budget voor meerjarige activiteitensubsidies muziek in de periode 2017 – 2020 met 3,4 miljoen euro ten opzichte van 2013 – 2016. De bedragen voor BIS, Mediabegroting, Meerjarige activiteitensubsidies FPK en Defensie betreffen 2017; de bedragen voor Programmeringssubsidies podia en festivals en Projectsubsidies zijn de totale bedragen die in 2016 aan deze vormen van subsidie zijn uitgegeven op het gebied van muziek.
OCW, 2015, artikel 3.15.
Dit plan wordt op 1 juni 2018 verwacht.
philharmonie zuidnederland ontvangt subsidies van het Rijk, de provincies Limburg en Noord-Brabant en de gemeenten Eindhoven en Maastricht.
In de periode 2013 – 2016 kreeg het orkest een tijdelijke rijkssubsidie.
Deze teruggang liet zich ook deels verklaren omdat het FPK voor de periode 2013 – 2016 vooral aanvragen van (middel)grote ensembles honoreerde en minder van kleinere ensembles. (bron: Fonds Podiumkunsten, 2012).
Deze stichting ging in 1997 verder als Nationaal Pop Instituut; dit ging in 2008 op in het nieuwe Muziek Centrum Nederland, dat in 2013 als direct gevolg van rijksbezuinigingen werd opgeheven.
Evaluatie Programmeringsregeling Fonds Podiumkunsten.
Kwink Groep, 2013.
Cultuur in Beeld 2016.
OCW, 2016.
VNPF, 2017.
Cultuur in Beeld 2016.
OCW, 2016.
Entertainment & Media
PwC, 2017.
VNPF, 2017.
Talentontwikkeling en de poppodia.
APE, 2017.
VSCD, 2017.
VNPF, 2017. Bijna de helft van de VNPF-festivals is gratis toegankelijk is en heeft dus geen inkomsten uit kaartverkoop.
Exportwaarde van Nederlandse populaire muziek 2015.
Buma Cultuur, 2017
The economic significance of EDM for the Netherlands.
ADE, Buma e.a., 2012
Ticketscript werd begin 2017 overgenomen door de Amerikaanse branchegenoot Eventbrite.
Entertainment & Media.
PwC, 2017
Music industry will hit $41 billion by 2030 according to New Goldman Sachs Report.
Christman, E., 2017
Verkenning arbeidsmarkt culturele sector.
Raad voor Cultuur en Sociaal-Economische Raad, 2016.
Beloning Ensembles.
NAPK en Cubiss, 2015.
Dit onderzoek schaart urban en dance onder pop.
Ntb, Sena Performers e.a., 2015.
De Meulder, 2017 berekende dat de 109 miljoen Spotify-streams van Broederliefde elk bandlid 17.265 euro opleverden, en de 71 miljoen views op YouTube nog eens 1.562 euro.
Koster, 2017.
Muziek en Theater Netwerk, 1998;
Cap Gemini, Ernst & Young, 2002
Sectoranalyse muziek.
Raad voor Cultuur, 2003
Componistenmonitor 2017.
Berenschot, 2017
Onder anderen Pim van Klink toont dit helder aan, zoals in Van Klink, 2016.
The Long Tail.
Anderson, C., 2006
From fewer blockbusters by more superstars to more blockbusters by fewer superstars.
Ordanini, A., Nunes J., 2016
Deze afspraken leggen vast dat internetproviders niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor content die hun gebruikers online plaatsen.
Raad voor Cultuur, 2017