Een schets van de museumsector

De verschillende actoren in het museale ecosysteem – beheer, behoud, onderzoek en presentatie – komen aan bod en we brengen, aan de hand van zo recent mogelijke gegevens, de stand van zaken in kaart. 1

Afbakening van de sector

Voor het museumbegrip volgt de raad de definitie van de International Council of Museums (ICOM), het internationale samenwerkingsverband van musea. Volgens de meest recente begripsomschrijving uit 2007 is een museum een “permanente instelling, niet gericht op het behalen van winst, toegankelijk voor publiek, die ten dienste staat aan de samenleving en haar ontwikkeling. Een museum verwerft, behoudt, onderzoekt, presenteert, documenteert en geeft bekendheid aan de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving, voor doeleinden van studie, educatie en genoegen.” 2

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) telt elk jaar het aantal musea in Nederland. Het CBS maakt onderscheid tussen geregistreerde musea, niet-geregistreerde musea en musea die volgens de criteria geen museum zijn, maar wel als zodanig worden gezien door het publiek. 3 4 Hiervoor hanteert het bureau een vergelijkbare definitie als de ICOM. 5 In Nederland waren er volgens die definitie in 2016 694 musea. 6 Op grond van andere definities kan het aantal musea in Nederland echter veel groter zijn, omdat het begrip ‘museum’ niet beschermd is. 7

 

Spreiding van musea over Nederland
(in aantallen)

● Nationaal Museum van Wereldculturen is verspreid over drie locaties:
Amsterdam, Leiden, Berg en Dal.
bron: CBS, Museumvereniging. Als gevolg van geheimhoudingsregels (te weinig musea) is Flevoland toegevoegd aan Utrecht.

 

Wanneer we de musea onder de loep nemen, ontdekken we instellingen in alle soorten en maten. De Nederlandse museumsector kent een enorme diversiteit. Zo zijn er bijvoorbeeld, naast alle gerenommeerde kunstmusea en grote volkenkundige musea, een bakkerijmuseum, een tassenmuseum en een jenevermuseum. Daarnaast is er een grote variëteit in de omvang van musea. Musea als het Van Goghmuseum, het Nationaal Museum van Wereldculturen, het Rijksmuseum en Museum Boijmans van Beuningen beschikken over een miljoenenbudget en hebben soms honderden personeelsleden in dienst. Maar er zijn ook veel kleine musea met een minimale omzet die draaiende worden gehouden door enkele betaalde personeelsleden en voor de rest door vrijwilligers. Ook de financieringsvorm verschilt: er zijn musea die door één of meer overheden worden gesubsidieerd en een collectie beheren waarvan een overheid de eigenaar is, maar er zijn ook particuliere musea.

Ook is er een enorm verschil in de omvang van collecties: zo bezit Naturalis 42 miljoen objecten, terwijl het Mauritshuis zo’n 900 objecten beheert. Bij zulke uiteenlopende aantallen horen heel andere vormen van collectiebeheer.

Beheer en behoud

Musea behouden en beheren een collectie op het gebied van kunst, geschiedenis, natuurhistorie, volkenkunde, bedrijf, wetenschap en techniek. In 2016 was het merendeel van de Nederlandse musea een geschiedenismuseum (ongeveer 59 procent) en hield een vijfde zich bezig met bedrijf en techniek. 12,5 procent was een kunstmuseum, bijna 6 procent natuurhistorisch en nog geen 3 procent viel in de categorie volkenkunde. 8

 

Musea per categorie
(in percentages)

bron: CBS, 2017

 

Een bijzondere categorie in het museumveld vormen kastelen en buitenplaatsen. In de meeste gevallen zijn dit opengestelde monumenten met een museale (ensemble)functie, die de ontstaans- en bewonersgeschiedenis van het monumentale gebouw en zijn omgeving tonen. 9 De waarde van deze instellingen ligt met name in de combinatie van roerend, onroerend en immaterieel erfgoed.

Musea zijn niet de enige instellingen die een (erfgoed)collectie beheren. Erfgoedinstellingen als archieven en bibliotheken zijn net als musea gericht op het bewaren van erfgoedcollecties en laten die ook zien aan het bredere publiek. Er zijn steeds meer bibliotheken en archieven die tentoonstellingen organiseren, zoals de Koninklijke Bibliotheek, het Nationaal Archief, universiteitsbibliotheken in Leiden, Amsterdam en Utrecht, en stedelijke archieven als het Utrechts Archief en het Stadsarchief Amsterdam. Toch is de primaire publiekstaak van deze instellingen een andere dan die van musea: de nadruk ligt op het ontsluiten van de documenten voor gebruikers in plaats van het tonen ervan. Deze instellingen vallen – voor zover ze niet ook geregistreerd zijn als museum – dan ook buiten de scope van dit sectoradvies.

Rijksgesubsidieerde musea

De rijksgesubsidieerde musea nemen een aparte positie in de Nederlandse museumsector in. Ze vormen een groep musea waarvan de ontstaansgeschiedenis start aan het begin van de negentiende eeuw, toen achtereenvolgens koning Lodewijk Napoleon en koning Willem I een aantal musea stichtten en daar stadhouderlijke collecties onderbrachten, zoals het Rijksmuseum, het Koninklijk Kabinet van Schilderijen (nu het Mauritshuis), en het latere Rijksmuseum voor Oudheden, Museum voor Volkenkunde en Naturalis. Door de eeuwen heen is deze groep gegroeid tot enige tientallen musea. Hiertoe behoren ook historische gebouwen met een collectie (zogenaamde ensembles) zoals Huis Doorn, het Muiderslot en Paleis Het Loo, alsmede musea waarvan de collectie ooit aan het Rijk is geschonken, zoals het Kröller-Müller Museum, Rijksmuseum Twenthe en in 2009 nog het Glasmuseum. Van een aantal collecties is de Staat geen eigenaar, maar neemt hij wel verantwoordelijkheid voor het beheer ervan, zoals bijvoorbeeld bij het Teylers Museum, het Joods Historisch Museum en het Princessehof. In de huidige subsidieperiode maken 25 musea deel uit van de BIS. Slot Loevestein ontvangt na negatieve adviezen van de raad sinds 2017 geen BIS-subsidie meer, alleen subsidie in het kader van de Erfgoedwet.

Aanvankelijk maakten de musea deel uit van de Rijksoverheid, maar in 1993 werd de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten ingevoerd. Collecties en huisvesting bleven eigendom van het Rijk, maar beheer en exploitatie werden ondergebracht in een stichting. De Staat sloot een beheerovereenkomst over de collectie en de gebouwen werden verhuurd aan de stichting. Op die manier kwamen de rijksmusea vanaf 1996 in de pas van de vierjaarlijkse cultuurnota-systematiek.

Met de invoering van de BIS in 2009 werden de rijksmusea vervolgens zogenaamde aangewezen instellingen, die een ‘langjarig subsidieperspectief’ kregen en door middel van visitatie op hun functioneren werden beoordeeld. Vier jaar later kwam daar naar aanleiding van de bezuinigingsoperatie van toenmalig staatssecretaris Zijlstra een einde aan en kwamen de musea weer terecht in de vierjaarlijkse beoordelingsrondes.

Met de Erfgoedwet, die in 2016 in werking is getreden, heeft het deel van de financiering van rijksgesubsidieerde musea dat betrekking heeft op beheer en behoud van collecties en huisvesting een langjarig perspectief gekregen. Er vallen 29 instanties onder de Erfgoedwet: behalve 26 musea ook de beheer- en behoudsfunctie van het RKD, Het Nieuwe Instituut en EYE. Presentatie van de collecties valt nog wel onder de BIS. De subsidiehoogte wordt vierjaarlijks na advies van de raad binnen een vastgesteld financieel kader bepaald.

De gemeentelijke overheden nemen, bezien vanuit het aantal musea, het grootste aandeel in subsidie voor hun rekening: 54 procent van de geregistreerde musea heeft een gemeente als hoofdfinancier; 14 procent van de musea krijgt subsidie van het Rijk en 6 procent van de provincie; 27 procent van particulieren. Qua budget is het Rijk de belangrijkste subsidiegever: 25 procent van de totale omzet van alle musea is een rijksbijdrage; 19 procent is een gemeentelijke subsidie; provincies nemen 4 procent voor hun rekening. 1 procent van de subsidies is afkomstig van overheidsfondsen en Europese subsidies. 10

 

Omzetaandeel
(in percentages)

 

Hoofdfinancier
(in percentages)

bron: Museumvereniging, 2017

 

De Rijkscollectie

De Staat is verantwoordelijk voor een omvangrijke collectie erfgoed- en kunstvoorwerpen: de rijkscollectie. Het gaat om erfgoed van bijzonder belang waarvan de Staat eigenaar is of waarvan de zorg (gedeeltelijk) aan de Staat is toevertrouwd, zoals bij de collecties van het Joods Historisch Museum en het Nederlands Fotomuseum.

De rijkscollectie kent veel verschillende beheerders. Een gedeelte wordt beheerd door ministeries, Colleges van Staat, uitvoerende diensten en Nederlandse ambassades en consulenten. 11 Het grootste deel van de rijkscollectie is ondergebracht bij de verzelfstandigde rijksgesubsidieerde musea, die op grond van de Erfgoedwet door de minister van OCW zijn aangewezen om collecties te beheren. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert namens de minister van OCW de rijkscollectie die niet elders is ondergebracht. Een deel hiervan bevindt zich in het depot in Rijswijk, een deel is uitgeleend.

De Collectie Nederland

Alle collecties die vanwege het maatschappelijke belang ervan met publieke middelen in stand worden gehouden, waaronder de rijkscollectie, vallen onder de Collectie Nederland. Die bestond in 2015 uit bijna 75 miljoen objecten, waarvan ruim 42 miljoen objecten in beheer waren bij Naturalis. 12 In 2015 was 65 procent van de totale Nederlandse collectie eigendom van de museumorganisaties zelf, gemeenten waren eigenaar van 13 procent, het Rijk van 4 procent en provincies van 2 procent. 13

Om de (digitale) zichtbaarheid en toegankelijkheid van de Collectie Nederland te vergroten, stuurt de overheid aan op een actief bruikleenverkeer tussen musea. Overheden en musea werken hiervoor aan een Code Bruikleenverkeer. Specifiek voor internationale bruiklenen en bruiklenen uit particuliere collecties in Nederland die niet openbaar toegankelijk zijn, heeft de overheid een indemniteitsregeling in het leven geroepen: een garantstelling waarbij de Nederlandse Staat een deel van het risico op schade aan en verlies van tentoonstellingsbruiklenen overneemt.

Indemniteitsgarantie kan worden aangevraagd voor tijdelijke tentoonstellingen en langdurige bruiklenen die van uitzonderlijk belang zijn voor Nederland. Het indemniteitspercentage is maximaal 30 procent, waarbij de gevraagde garantstelling ten hoogste 75 miljoen euro bedraagt. 14 In 2015 zijn er 12 indemniteitsaanvragen voor tentoonstellingen gehonoreerd en is aan 680 buitenlandse bruiklenen indemniteit verleend. 15 1 procent van de totale collectie in Nederland is in bruikleen van buitenlandse particulieren, 11 procent in bruikleen van Nederlandse particulieren en 2 procent in bruikleen van andere musea. 16

Aankopen en afstoten

Musea kunnen hun collectie aanvullen door objecten of verzamelingen (gezamenlijk) aan te kopen. Bij aankopen wordt verwacht dat musea rekening houden met hun profiel en de Collectie Nederland. Voor het aankopen van collecties kunnen musea een financiële bijdrage vragen aan onder andere hun eigen vriendenvereniging, de Vereniging Rembrandt en het Rijk via het Nationaal Aankoopfonds en het Mondriaan Fonds.

Financiële bijdragen

Financiële bijdragen uit zowel publieke als private financieringsbronnen zijn onmisbaar voor de aankoopcapaciteit van musea. In 2015 ontving het Rijksmuseum 30 miljoen euro uit het Nationaal Aankoopfonds voor de aankoop van de portretten van Marten en Oopjen door Rembrandt. 17 Het Mondriaan Fonds droeg in 2016 bij aan dertien incidentele aankopen van musea en met de tweejaarlijkse Bijdrage Collectieprogramma’s ondersteunde het fonds in 2015 (in 2016 was er geen aanvraagronde) zeventien musea bij een aankoop van of een opdracht aan een beeldend kunstenaar. 18 19 In 2016 droeg de Vereniging Rembrandt bij aan aankopen van 26 musea, met een totaalbedrag van bijna 5 miljoen euro. 20 In 2016 heeft het VSBfonds 557 duizend euro uitgegeven aan negen aankopen door musea. 21

Niet alleen verrijken musea hun collectie door nieuwe onderdelen aan te schaffen; zij kunnen de collectie ‘opschonen’ door onderdelen af te stoten. Objecten worden geruild, verkocht, geschonken of vernietigd. Het Mondriaan Fonds kent hiervoor de Bijdrage Collectiemobiliteit, die gebruikt kan worden voor het afstoten en overdragen van collectie-onderdelen. Voor het afstoten van collecties en objecten is er de Leidraad voor Afstoting van Museale Objecten (LAMO). Voor zover wij konden nagaan, is er op landelijk niveau nog geen overzicht beschikbaar van het aantal afgestoten objecten in de afgelopen jaren.

RCE, Erfgoedinspectie, RKD en KIEN

Op het gebied van onderzoek en ondersteuning zijn de RCE, de Erfgoedinspectie, het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD) en het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN) belangrijke instellingen voor de museumsector.

De RCE is het kennisinstituut voor roerend en onroerend erfgoed. Hij ondersteunt de Rijksoverheid op het gebied van beheer en behoud, en musea op het gebied van collectiemanagement. De Erfgoedinspectie houdt toezicht op een deel van het Nederlandse Erfgoed en de archieven van de Rijksoverheid, en controleert of er goed voor het erfgoed wordt gezorgd.

Het RKD beheert, behoudt, onderzoekt, presenteert en publiceert kunsthistorische kennis en informatie voor musea, wetenschap en publiek. Hiervoor ontvangt het instituut als ondersteunende instelling rijkssubsidie in het kader van de BIS. Het ministerie van OCW financiert via het RKD het zelfstandige CODART, een netwerk van Nederlandse en Vlaamse conservatoren. Het KIEN heeft de taak om een inventaris op te stellen van het Nederlandse immaterieel erfgoed, die te onderzoeken en toegankelijk te maken. Met ingang van 2017 is het KIEN ondergebracht bij het Nederlands Openluchtmuseum. KIEN ondersteunt ook erfgoedgemeenschappen die hun immaterieel erfgoed levend willen houden en willen doorgeven.

Museumvereniging en ICOM Nederland

De Museumvereniging is de branchevereniging voor musea en is in 2014 ontstaan uit een fusie van de Nederlandse Museumvereniging en de Vereniging Rijksmusea. In 2016 waren 420 musea aangesloten bij de Museumvereniging. 22 ICOM Nederland is een vereniging van museumprofessionals die toegang geeft tot een internationaal netwerk en jaarlijkse bijeenkomsten. 44 instellingen en 2.500 individuele leden zijn aangesloten bij ICOM Nederland. 23

Museumregister

Het Museumregister is een accreditatiesysteem van museale instellingen die aantoonbaar voldoen aan de criteria voor een kwalitatief hoogwaardige invulling van de functies van een museum (aan de hand van de ICOM-definitie). Het doel van deze registratie is het zichtbaar maken, bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de Nederlandse musea, voor een verantwoord beheer van het museale erfgoed in Nederland. Eind 2015 waren er 486 musea geregistreerd. 24

Presentatie/aanbod

Behalve beheer en behoud is het presenteren van de collectie aan het publiek een hoofdtaak van een museum. Dat doen musea onder meer aan de hand van de vaste opstelling van de kerncollectie, tentoonstellingen en educatieve programma’s. Musea organiseren rondleidingen, speurtochten, workshops, cursussen, symposia, debatten en lezingen. Collecties van musea worden ook gepresenteerd op uiteenlopende plekken, zoals galeries, kunstuitleencentra, festivals, kunstbeurzen, veilingen, presentatie-instellingen, de openbare ruimte en online.

In 2016 programmeerden de Nederlandse musea gezamenlijk 2.140 tijdelijke tentoonstellingen. 92 procent van alle tijdelijke exposities werd georganiseerd in het eigen museum; 6 procent in een ander museum in Nederland; 2 procent in een museum in het buitenland. 25 Niet alleen voor exposities vinden musea een podium over de grens, ook voor bijvoorbeeld lezingen, workshops en bruiklenen.

Een steeds groter deel van de collecties van de Nederlandse musea wordt toegankelijk via internet. De RCE zorgt samen met musea en Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) voor de uitbreiding van de digitale infrastructuur van de sector. Iets meer dan 70 procent van alle museumobjecten is gedigitaliseerd in een registratiesysteem. Gemiddeld is informatie van een derde van de objecten online toegankelijk. 26

Publiek

De Nederlandse musea zijn in trek. In 2016 ontvingen de 694 Nederlandse musea die het CBS monitort ruim 34,4 miljoen bezoeken, waarvan ruim 28,3 miljoen betalende bezoeken. 28 procent is buitenlands bezoek. 27

 

Bereik Nederlandse musea per leeftijdscategorie, 2014
(in percentages)

Het SCP maakt in het bereik onderscheid tussen zes typen musea: kunst, geschiedenis of archeologie, natuur(geschiedenis), wetenschap of techniek, volkenkunde en gemengd. Voor ons overzicht zijn wij uitgegaan van een gemiddelde van deze percentages per leeftijdscategorie.

 

Bereik Nederlandse musea per etniciteit, 2014
(in percentages)

Het SCP maakt in het bereik onderscheid tussen zes typen musea: kunst, geschiedenis of archeologie, natuur(geschiedenis), wetenschap of techniek, volkenkunde en gemengd. Voor ons overzicht zijn wij uitgegaan van een gemiddelde van deze percentages per etniciteit.
bron: SCP, 2016

 

Op initiatief van de musea zelf is in 1981 de Museumkaart geïntroduceerd. Die is bedoeld om Nederlanders voordelig toegang te bieden tot musea en zo de bezoekersaantallen te laten stijgen. Meer dan 400 musea doen hieraan mee; in 2017 waren 1,35 miljoen Nederlanders in het bezit van deze kaart. Kaarthouders hebben in 2016 8,3 miljoen bezoeken gebracht aan de musea waar de kaart geldig is. Gemiddeld reizen kaarthouders 49 kilometer (enkele reis) voor een museumbezoek. 42 procent van de kaarthouders is 65 jaar en ouder; 41 procent is tussen de 35 en 64 jaar. 28

(Beroeps)opleidingen voor de museumsector

Wie opgeleid wil worden tot museumprofessional kan terecht bij een flink aantal opleidingen. Op universitair niveau is er onder meer een tweejarige master (curating arts and cultures) voor museumconservator aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit van Amsterdam (VU), een duale master erfgoed- en museumstudies aan de UvA, een opleiding erfgoedstudies aan de VU, een masteropleiding museums and collections aan de Universiteit Leiden en een conservatorenopleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG).

Tilburg University en de Erasmus Universiteit Rotterdam bieden bredere masteropleidingen aan voor de museumsector: kunsten, publiek, samenleving in Tilburg en de masters culturele economie & cultureel ondernemerschap en kunst en cultuurwetenschappen in Rotterdam. Aan de UvA kun je diverse specialisaties volgen op het gebied van de museumsector, zoals cultuurwetenschappen, archiefwetenschap en culturele informatiewetenschap. Daarnaast zijn er kunstgeschiedenisopleidingen aan onder andere de Universiteit Utrecht, UvA, Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Leiden en de RUG.

Er bestaat in Nederland één hbo-opleiding tot museumprofessional: cultureel erfgoed aan de Reinwardt Academie, die onderdeel is van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. De Reinwardt Academie heeft ook een Engelstalige internationale master Museology.

Op het gebied van onderwijs en ontwikkeling bieden meerdere musea fellowships en talentonwikkelingsprojecten aan. Dit zijn onder andere het Rijksmuseum Amsterdam, het Groninger Museum met Conservator in Opleiding in samenwerking met de RUG en het Mauritshuis met het American Friends of the Mauritshuis-Fulbright Fellowship.

Vanuit de Nationale Kennisagenda voor het Museale Veld is een programma van museumbeurzen via NWO ontwikkeld, maar dat is sinds maart 2016 niet meer actief. 29 30

Arbeidsmarkt & financiën

In 2016 werkten in totaal bijna 10.000 mensen in loondienst bij musea in Nederland. Naast de werknemers in vaste dienst, werden in 2016 bijna 5.000 freelancers ingehuurd. Veruit de meeste medewerkers waren vrijwilligers (35.000). 31

Financiën

In 2016 maakten subsidies het grootste deel uit van de inkomsten van musea in Nederland (49 procent). De Rijksoverheid besteedde 255 miljoen euro aan musea; gemeenten subsidieerden de musea gezamenlijk met een bedrag van 203 miljoen euro, provincies met 52 miljoen euro. In datzelfde jaar ontvingen alle musea samen 299 miljoen euro aan publieksinkomsten (21,7 procent), 33 miljoen euro aan sponsorinkomsten (3,1 procent) en 75 miljoen euro aan horeca- en winkelinkomsten (7,1 procent). 32 De leden van de Museumvereniging waren in 2016 samen goed voor een omzet van iets meer dan 1 miljard euro. 33

Sponsors en fondsen

Musea kunnen bij sponsors en fondsen terecht voor bijvoorbeeld aankopen, tentoonstellingen, restauraties en kortlopende projecten. Naast de directe financiering door de drie overheden, verstrekt bijvoorbeeld het Mondriaan Fonds bijdragen aan musea. Het Mondriaan Fonds is een stimuleringsfonds voor beeldende kunst en erfgoed. Het kent meerdere regelingen voor musea, bijvoorbeeld voor meerjarenprogramma’s en collectieprogramma’s, voor incidentele aankopen en voor projectinvesteringen. In 2017 had het Mondriaan Fonds een budget van ongeveer 27 miljoen euro. 34 Een greep uit de toekenningen in 2016: 6 musea ontvingen een Bijdrage Opdrachtgeverschap, 18 musea een Bijdrage Projectinvestering Beeldende Kunst, 21 musea een Bijdrage Projectinvestering Erfgoed en 4 musea een Bijdrage Internationale Samenwerkingsprojecten. 35

In 2017 schonk de BankGiro Loterij bijna 33 miljoen euro aan 58 musea en bijna 16 miljoen euro aan het Prins Bernard Cultuurfonds. 36 Via Creative Europe, het Europese subsidieprogramma voor de culturele sector, werd in 2016 11 miljoen euro ontvangen voor samenwerkingsprojecten binnen de culturele sector. In 2015 waren het Van Abbe Museum en het Allard Pierson Museum in deze regeling bijvoorbeeld succesvol. 37


 

Zie voor beschrijving van het begrip ecosysteem in cultuursector Raad voor Cultuur, 2017.

icom.museum.nl

Een geregistreerd museum voldoet aan de museumnorm zoals gesteld door het Museumregister.

Niet-geregistreerde musea worden door het CBS meegeteld mits wordt voldaan aan een viertal criteria.
Onderzoeksomschrijvingen Musea.
CBS, 2017

Vanaf 2015 hanteren het CBS, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Museumvereniging een gezamenlijke definitie voor het bepalen van het aantal musea, in plaats van verschillende criteria. Dit heeft ertoe geleid dat het aantal instellingen dat als museum wordt geclassificeerd is teruggelopen van 799 in 2013 naar 685 in 2015.

Cultuur in Beeld.
OCW, 2017b

Nieuwe museumvormen vragen om andere afbakeningscriteria.
Bergevoet, F., 2013

Musea in Nederland 2016.
CBS, e.a., 2017

Voorbeelden hiervan zijn Paleis Het Loo, Huis Doorn en Kasteel de Haar.

Museumcijfers 2016.
Museumvereniging e.a., 2017a

cultureelerfgoed.nl

erfgoedmonitor.nl

De raad vermoedt dat het overige deel eigendom is van particulieren. Van de musea die zijn aangesloten bij de Museumvereniging is in 2015 16 procent van de collectie eigendom van musea zelf; voor overheden is dat 78 procent. Het verschil in percentages kan worden verklaard omdat het merendeel van de populatie van de Museumvereniging bestaat uit geregistreerde musea, die de collectie beheren van de overheid.
erfgoedmonitor.nl

Subsidieregeling indemniteit bruiklenen 2016.
OCW, 2015

erfgoedmonitor.nl

Musea in Nederland 2016.
CBS, e.a., 2017

In 2016 is er geen beroep gedaan op het Aankoopfonds.
erfgoedmonitor.nl

mondriaanfonds.nl

mondriaanfonds.nl

Jaarverslag 2016.
Vereniging Rembrandt, 2017

Tot 1 januari 2018 konden musea ook voor aankopen terecht bij het VSBfonds. De komende jaren richt dit fonds zich intensiever op actief burgerschap. Dit betekent dat het budget voor aankopen is komen te vervallen.
erfgoedmonitor.nl; vsbfonds.nl

Museumcijfers 2016.
Museumvereniging e.a., 2017a

icomnederland.nl

erfgoedmonitor.nl

Musea in Nederland 2016.
CBS, e.a., 2017

Musea in Nederland 2016.
CBS, e.a., 2017

Musea in Nederland 2016.
CBS, e.a., 2017

Museumcijfers 2016.
Museumvereniging e.a., 2017a
museumvereniging.nl

cultureelerfgoed.nl

nwo.nl

Musea in Nederland 2016.
CBS, e.a., 2017

Musea in Nederland 2016.
CBS, e.a., 2017

Museumcijfers 2016.
Museumvereniging e.a., 2017a

Toekenningen 2015 en 2016.
Mondriaan Fonds, 2017

mondriaanfonds.nl

erfgoedmonitor.nl; bankgiroloterij.nl

Feiten & cijfers Creative Europe Cultuur 2015.
Creative Europe Desk NL en Dutch Culture, 2016

Een schets van de museumsector