Erfgoed en Samenleving

Het draagvlak voor erfgoed in Nederland is groot; 25 procent van de Nederlanders doet ‘iets’ met erfgoed en tienduizenden vrijwilligers zijn actief op dit terrein. 1 Het SCP heeft meerdere onderzoeken naar erfgoed gedaan; in een van die rapporten staat dat waar kunst veel overeenkomsten vertoont met sport (iedereen is vrij het te beoefenen), cultureel erfgoed meer lijkt op natuur: het heeft een grote aantrekkingskracht op mensen, er is een grote burgerbetrokkenheid, mensen willen het beschermen, maar burgers mogen er niet aankomen, dat mogen alleen de experts. 2 De experts zijn professionals, die geholpen worden door tienduizenden vrijwilligers. Dat zorgt voor een spanningsveld; enerzijds wil je als overheid de energie van burgers niet in de weg zitten, anderzijds wil je niet dat iedereen overal aan kan komen. Dat spanningsveld is onderwerp van ‘Straatwaarden’, een project van de Reinwardt Academie, waarin de veranderende omgang met erfgoed wordt onderzocht. 3

Participatie

Een bijdrage aan de maatschappelijke waardering van en draagvlak voor (archeologische) monumenten zijn de dagen waarop zij toegankelijk zijn. De Open Monumentendag is met jaarlijks circa 5.000 openstellingen en één miljoen bezoekers een van de grootste culturele evenementen van Nederland. Daarnaast zijn er andere grotere evenementen zoals de Nationale Molendag (in 2018: 900 locaties, 90.000 bezoekers), de Dag van het Kasteel (in 2018: 158 locaties, 85.000 bezoekers) en de Nationale Archeologiedagen (in 2018: 350 activiteiten, 56.000 bezoekers). 4

De liefhebbers van erfgoed vormen een vrij homogene groep. Stichting Open Monumentendag doet al meer dan dertig jaar onderzoek naar de samenstelling van de bezoekers van haar evenement. Ondanks diverse pogingen een diverser publiek te bereiken, verandert de samenstelling nauwelijks. Dit beeld ziet de raad ook bij historische en erfgoedverenigingen, al ligt de gemiddelde leeftijd hier iets hoger, maar ook bij andere sectoren.

Het begrip erfgoed
Erfgoed is over het algemeen niet breed toegankelijk, fysiek noch geestelijk. Een deel van deze ontoegankelijkheid schuilt in de term ‘erfgoed’ zelf. Veel mensen, ook jongere generaties, kennen wel de term monument (waarbij overigens als eerste een standbeeld wordt genoemd) en archeologie, maar veel minder het begrip cultureel erfgoed. Het woord erfgoed heeft een wat programmatisch karakter, waar een element van toe-eigening in zit. 5

Vergeleken met het Engelse heritage heeft het ook een wat andere betekenis. De term heritage heeft een bredere, meer open geformuleerde betekenis. Bij heritage ligt het accent niet zozeer op de materiële cultuur, maar juist op taal, religie en gebruiken (immaterieel erfgoed). Heritage is ook in een ander opzicht in het Engelse taalgebruik een ruimer begrip dan het Nederlandse ‘erfgoed’. In het Engelse begrip zit al heel lang de waardering besloten voor de natuur en het gecreëerde landschap. Hoewel Nederland sinds de negentiende eeuw ook zijn ‘natuurmonumenten’ kent, wordt er hier maar sporadisch van ‘natuurlijk’ of ‘landschappelijk erfgoed’ gesproken. 6 Het Nederlandse woord erfgoed staat dan dichter bij het Franse patrimoine, dat neigt naar het meer nationaal georiënteerde patria, patrimoniumhéritage du père. 7

Maar met ruimtelijke kwaliteit komt iedereen in aanraking, en erfgoed is er voor iedereen. Hoe zorg je dan als overheid, als erfgoedprofessional, als sector, dat erfgoed ook echt voor iedereen bereikbaar is? Dat gebeurt niet vanzelf. Om dit te bereiken, moet er actie ondernomen worden door de sector. In Erfgoed en Ruimte geven we al aan dat de aankomende Omgevingswet, met de omgevingsvisies, overheden een uitstekende kans biedt om op het gebied van kennis en waardering een slag te maken. De omgevingsvisies vormen een goede aanleiding om vroegtijdig een discussie over erfgoedwaarden te starten en om burgers te betrekken bij participatietrajecten. In het advies ‘Brede blik op erfgoed’ stelde de raad dat dit nog maar matig gebeurt. Een zekere gevoeligheid voor de emotionele, associatieve en affectieve kant van cultureel erfgoed ontbreekt nog vaak bij gemeenten en ontwikkelaars. Er moet dus nog wel een slag geslagen worden om erfgoed (ook het immateriële erfgoed) daadwerkelijk als inspiratiebron voor een ruimtelijk ontwerp te gebruiken of te verbinden aan ruimtelijke opgaven. Goed opdrachtgeverschap kan daarbij helpen.

Gelukkig heeft ook de minister in ‘Erfgoed telt’ aangegeven dat zij alle inwoners van Nederland wil betrekken bij het erfgoed en de toegankelijkheid ervan wil vergroten. Ondersteuning kan right to challenge bieden, een vorm van burgerparticipatie die in het regeerakkoord wordt genoemd. Dit instrument zal meer ruimte bieden aan maatschappelijke initiatieven: burgers en lokale verenigingen krijgen de mogelijkheid om zelf voorstellen in te dienen voor het behoud, gebruik en de toegankelijkheid van erfgoed in hun directe omgeving. De raad ondersteunt dit, maar naast ruimte voor de burgerinitiatieven is het ook de sector zelf die naar de burgers toe moet gaan.

Meerstemmigheid en multi-perspectiviteit

Bijzonder aan erfgoed zijn de verhalen, die kunnen bijdragen aan de duiding van een plek, landschap of regio. Ze kunnen het inzicht vergroten en vormen daarmee de verbinding tussen mens en object of tussen mens en landschap. Dat roept wel meteen vragen op, zoals: wie vertelt dat verhaal? En: welk verhaal? Leg het verhaal voor aan een willekeurige groep mensen en een deel zal zich er niet in herkennen. Bij gebouwde monumenten (meer dan bij cultuurlandschap dat van nature al ‘meerlagig’ is) is een veelgehoord bezwaar dat er vaak maar één verhaal wordt verteld. En dat die verhalen selectief en oppervlakkig zijn, en kunnen leiden tot mythevorming of bestaande situaties in stand houden. 8 Dat dit (in elk geval ten dele) het geval is, is op zich verklaarbaar; bescherming van erfgoed komt meestal voort vanuit groepen gelijkgestemden. Verschillende groepen in de samenleving creëren hun eigen erfgoed.

In een ideale erfgoedwereld worden juist mensen betrokken die met verschillende perspectieven naar hetzelfde object kijken, waarbij verhalen vanuit meerdere gezichtspunten en over meerdere periodes worden verteld. Het beeld dat dan ontstaat, wordt vollediger, gelaagder en toont de (vaak) eeuwenlange dynamiek. Dat maakt het erfgoed interessanter, zorgt voor een beter begrip ervan en maakt het inclusiever. Belangrijker nog is dat elke extra laag van toegevoegde waarde is voor alle mensen. Onderzoek van de Reinwardt Academie laat zien dat mensen het als positief ervaren als ze inzien waar zij staan ten opzichte van een onderwerp en de verhalen van anderen horen. Erkenning van diversiteit in perspectief is van belang in de verbinding met erfgoed en de kwaliteit van de leefomgeving. 9

Meerstemmige verhalen kunnen met ontwerpend onderzoek zichtbaar worden gemaakt en zo richtinggevend zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. De meerstemmigheid vergroot ook het eigenaarschap van erfgoed door de maatschappij, dat weer van belang is voor de duurzame instandhouding ervan. De raad ziet hier een rol weggelegd voor de ontwerpende disciplines. Ruimtelijke ontwerpers, architecten en kunstenaars zijn in staat met een wezenlijk andere blik naar erfgoed te kijken.

Garage Kempering Amsterdam Zuidoost
Parkeergarage Kempering is erfgoed dat veel, soms tegenstrijdige, emoties oproept. Stedenbouwkundig en cultuurhistorisch van belang, van belang voor de hiphopscene, de Pinkstergemeente en meer. Omwonenden zien na acht jaar leegstand het gebouw het liefste gesloopt worden. De betrokken architect wil mensen laten inzien hoe prachtig en belangrijk dit gebouw weer kan worden.

De garage is een belangrijk onderdeel van het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan van de Bijlmermeer. Vanaf de verhoogde rijweg van de Karspeldreef reed je er met je auto zo in; nadat je had geparkeerd, liep je via een overdekte verbindingsstraat naar je flat. Onderweg had je uitzicht op de groene voetgangersoase van bosschages en gazons, waaruit alle Bijlmerflats oprezen.

Vijftig jaar later is de Karspeldreef verlaagd en de flat Kempering gesloopt. De parkeergarage van deze flat staat op de nominatie om ook te worden afgebroken. Er liggen plannen voor woningbouw. In de buurt en de stad is daarvoor belangstelling. Maar er is ook nostalgie, verontwaardiging en verzet. Want in de garage wordt op dit moment nog gekerkt en gewoond. En er wordt gedroomd over een herontwikkeld gebouw met een verbindende rol in de K-buurt. Imagine IC maakte een tentoonstelling over alle uiteenlopende gevoelens en ambities rond Kempering en de plek die deze garage inneemt in het leven van velen. 10

De essentie van erfgoed zit in het heden. In zijn oratie zei Hans Renes: “Voor mij is erfgoed altijd omstreden, altijd onderwerp van discussies, altijd zowel bindend als scheidend, soms bevestigend maar vaak ook emanciperend. Het gaat over wie wij willen zijn en over de wereld die we na willen laten aan een volgende generatie.” 11 Wat de raad terugkreeg uit de expertmeeting ‘publiek en identiteit’ is dat het erfgoed gaat over jezelf in relatie tot het object, en dat is voor iedereen anders. Erfgoed is ook niet altijd iets waar burgers trots op zijn. Ook het ‘ongewenste’ erfgoed is interessant en belangrijk om te behouden, omdat het herinnert aan donkere kanten van de geschiedenis. In Nederland en in de rest van Europa wordt steeds bewuster geprobeerd een weg te vinden in de omgang met beladen erfgoed. ‘Omarm de complexiteit van erfgoed’ was een van de conclusies; versimpel niet, juist complexiteit en multi-perspectiviteit zijn nodig. Bevraag burgers, betrek ze erbij en maak dan keuzes als sector. 12

De raad onderschrijft deze geluiden. Gelukkig is er ruimte om het belang van erfgoed in een veranderende samenleving te herijken en van meer betekenis te voorzien. Erfgoed zal daardoor een volgende fase ingaan, waarbij overheden en veld zullen meebewegen.

Onze bijeenkomsten vonden plaats voordat ‘Erfgoed telt’ verscheen. We waren dan ook verheugd daarin te lezen dat het Rijk een onderzoek laat uitvoeren naar de ratificatie van het Verdrag van Faro. Dit verdrag van de Raad van Europa plaatst erfgoed in een maatschappelijke context en als onderdeel van een ontwikkelings- of transformatieproces. 13 Het verdrag benoemt expliciet de functies van cultureel erfgoed als middel om diversiteit te waarborgen en om burgers te engageren en te verbinden. Voorbeelden ‘in de geest van Faro’ worden inmiddels verzameld ter inspiratie. Het gaat daarbij om burgerinitiatieven die verder gaan dan verhalen. Het gaat over reconstructie, over herbestemming of over restauratie. Zoals bij de Sint Catharinakapel in het Limburgse Lemiers, waar een aantal dorpsbewoners met elkaar de bijzondere interieurschilderingen restaureerde. Het toonde bovendien aan dat burgerinitiatieven rondom erfgoed in krimpregio’s van onschatbare waarde kunnen zijn. 14

Monument Indië-Nederland
Een voorbeeld van een veranderend verhaal is het monument op het Olympiaplein in Amsterdam-Zuid dat in 1935 is opgericht ter ere van generaal J.B. van Heutsz. Van Heutsz, commandant van het Nederlands-Indische leger en gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, is een omstreden figuur. Voor de een symboliseert hij het geweld van de Nederlandse koloniale praktijk, voor de ander de ethiek van de Nederlandse koloniale politiek. Niet alleen Van Heutsz zelf, maar ook het naar hem vernoemde monument was vanaf het begin controversieel. Er werden oproepen gedaan om het monument af te breken of een andere naam te geven, het werd met verf besmeurd, er vond een bomaanslag plaats, er is geprobeerd het met dynamiet op te blazen en onderdelen van het monument verdwenen.

Uiteindelijk werd de naam van het monument in 2001 gewijzigd in Monument Indië-Nederland. Het monument zou niet langer een eerbetoon aan Van Heutsz vormen, maar een symbool zijn voor de relatie tussen Nederland en Indonesië tijdens de koloniale periode (1596 – 1949). In 2007 werden er vier zuilen toegevoegd met historische afbeeldingen die deze relatie verbeelden. Op de achterkant van het monument werd een plaquette aangebracht waarop de geschiedenis en de bedoeling van het monument werden toegelicht. Bijna twintig jaar na de naamsverandering moet vastgesteld worden dat het niet gelukt is om de associatie met Van Heutsz uit te wissen. Het is de vraag of het mogelijk is om aan zo’n omstreden monument een nieuwe betekenis toe te kennen, en op welke manier dat bereikt zou kunnen worden. 15

We constateren dat de monumentensector is gebaat bij een bredere blik en een grotere meerstemmigheid, zeker in het licht bezien van de aankomende Omgevingswet waarin een flinke rol wordt toegedicht aan burgers. De afgelopen jaren is de belangstelling voor methoden om meerstemmigheid te creëren, toegenomen. Er zijn al goede stappen gezet; een voorbeeld hiervan is ‘Op de museale weegschaal. Collectiewaardering in zes stappen’ van de RCE. Bij Imagine IC levert het veldwerk input voor de methodiekontwikkeling. De discussie rondom inclusiviteit wordt ook opener, maar vooralsnog blijft het bij debatten, projecten of statements en is er nog weinig structureels.

De raad adviseert daarom te investeren in methodieken om de verhalen over monumenten en archeologie daadwerkelijk diverser, betekenisvoller en rijker te maken. Tegelijkertijd kunnen de professionals in het veld zelf actief op zoek gaan naar deze andere perspectieven met een soort ‘scouts’, naar voorbeeld van het platenlabel Top Notch, dat actief in alle lagen van de samenleving op zoek gaat naar talent en innovatie.

Omgevingswet en participatie
Door burgerparticipatie te stimuleren bij het ontwikkelen van plannen, geeft de Omgevingswet een grote rol aan burgers. Dit zou voor de aanwijzing van monumenten van belang kunnen worden, omdat de keuze van burgers nog weleens anders kan uitpakken dan die van erfgoedprofessionals. Wat daarbij opvalt, is dat burgers vaak traditionelere ideeën hebben over monumenten dan experts. Sommige gemeenten experimenteren hier al langer mee. Zo nodigde Zwolle tien jaar geleden zijn inwoners uit om mee te denken over de voordracht van nieuwe gemeentelijke monumenten. Behalve dat bewoners monumenten konden voordragen, werden er verschillende belangengroepen betrokken bij de selectie. De gemeente had een set criteria opgesteld en een speciale commissie toetste alle voordrachten. Voor het draagvlak was het goed.

Communicatie

Bij archeologie speelt iets merkwaardigs: er gaat veel geld naar waardestellende rapporten en gravend onderzoek en de interesse voor archeologie is groot, maar de verbinding met de maatschappij ontbreekt dikwijls. Archeologie is bij uitstek de discipline van het verhaal. Archeologie gaat leven en krijgt betekenis wanneer het verhaal achter de vondsten wordt verteld. Goede voorbeelden daargelaten, constateert de raad dat er bij archeologie in veel gevallen een gebrekkige communicatie is. Op de vraag waarom er veel geld gaat naar iets wat niet zichtbaar is, heeft de archeologiesector nog geen goed antwoord.

Communicatie speelt op drie momenten: voorafgaand, tijdens en na afloop van het onderzoek of de opgraving. Voorafgaand aan het onderzoek gaat het om de communicatie tussen de gemeente en de opgravende partij enerzijds en de initiatiefnemer van bodemverstorende activiteiten anderzijds, over de noodzaak en het belang van het onderzoek. Wanneer duidelijk gemaakt kan worden dat de verstoorder – naast gesaneerde grond en de ruimte om zijn initiatief te realiseren – een verhaal terugkrijgt dat hij kan inzetten voor zijn geplande ontwikkelingen, zal de betrokkenheid bij het onderzoek waarvoor hij moet betalen groter zijn. Dat verhaal moet dan wel toegankelijker zijn dan een wetenschappelijk rapport.

Niet alleen richting de verstoorder maar ook richting het publiek is het tijdens de opgraving van belang om te communiceren. Archeologische vondsten bieden een toegankelijke manier om publiek of bewoners inzicht te geven in het verleden en hen hiervoor te enthousiasmeren. Ook het resultaat van de opgraving moet beter worden gecommuniceerd. De raad spoort gemeenten, verantwoordelijk voor hun erfgoed, aan de handschoen op te pakken in samenwerking met de archeologische bedrijven die het onderzoek uitvoeren.

In Nederland worden jaarlijks duizenden archeologische rapporten geproduceerd door tientallen opgravingsbedrijven, universiteiten en gemeenten. Het afgelopen decennium waren dat er gemiddeld zo’n 7.400 per jaar. 16 De meeste onderzoeken worden niet gepresenteerd als een maatschappelijke bijdrage, maar als een wetenschappelijk rapport voor de eigen beroepsgroep. Enerzijds is dat noodzakelijk: een objectieve vastlegging van feiten is nodig om volgende generaties de gelegenheid te bieden verder onderzoek te doen. Anderzijds is daarvan een ‘vertaling’ nodig naar een verhaal dat begrijpelijk is voor niet-archeologen.

De raad adviseert dan ook: maak archeologie zichtbaarder, maak duidelijk waarom er een archeologisch onderzoek plaatsvindt, welke waarde het kan hebben voor de stad, gemeente of ontwikkelaar en maak de resultaten begrijpelijk en zichtbaar. Denk hierbij aan een lekenvertaling van rapporten en meer aandacht voor communicatie met de opdrachtgever en het publiek. Het verhaal van de vindplaats moet worden verteld, de manier waarop is cruciaal. De maatschappelijke verankering moet er komen, om te voorkomen dat het draagvlak voor archeologie afkalft.

Plechelmusplein Oldenzaal
Tussen 2011 en 2013 zijn tijdens archeologische opgravingen op het Plechelmusplein in Oldenzaal 2.750 skeletten ontdekt en gedocumenteerd, mede dankzij 1,5 miljoen euro steun van gemeente en provincie. Het plein bleek ruim duizend jaar als begraafplaats in gebruik te zijn geweest, veel langer dan aanvankelijk werd aangenomen en er werden veel meer begravingen aangetroffen. Een selectie van tweehonderd individuen is nader onderzocht via een populatieonderzoek, bestaande uit DNA-onderzoek, fysisch antropologisch onderzoek en een isotopenonderzoek. Het leverde een schat aan informatie op, bijvoorbeeld over mobiliteit, migratie en verwantschappen. Hierover kon een aansprekend verhaal aan het publiek verteld worden over tien eeuwen begraven in hartje Oldenzaal. Het publiek werd daarmee een trouwe supporter van het onderzoek en een gretig afnemer van alles wat gemeente, archeologen en andere onderzoekers te bieden hadden.

Het opgravingsrapport werd veel gedownload, Oldenzalers kijken uit naar het publieksboek en waren aanwezig bij talloze lezingen, exposities, rondleidingen en presentaties. Tien inwoners zijn extra trots: zij mogen zich ‘Oer-Oldenzaler’ noemen. Bijna 130 mannen uit de stad die konden aantonen dat ze in een rechte mannelijke lijn afstammen van voorouders die tot ten minste de achttiende eeuw in Oldenzaal of omstreken woonden, hebben DNA afgestaan voor een vergelijking met op het Plechelmusplein opgegraven en nader onderzochte individuen. Tien mannen bleken genetisch verbonden met drie van de onderzochte individuen. Ze vormen een directe link tussen de huidige bevolking en hun begraven voorouders. 17

Overigens moet de raad in dit verband drie positieve kanttekeningen maken, waarvan er twee voortkomen uit de inzet van vrijwilligers en bijdragen aan het creëren van draagvlak voor archeologie. De eerste betreft de gemeentelijke archeologische depots (er zijn er 27 in Nederland), waar archeologisch erfgoed voor publiek ontsloten wordt via educatieve projecten. 18 De tweede zijn de dertien ArcheoHotspots, plekken waar bezoekers kunnen meehelpen met (de uitwerking van) archeologisch onderzoek. De derde kanttekening is er een van financiële aard: het Mondriaan Fonds heeft in de periode 2018 – 2021 in de Bijdrage meerjarenprogramma’s speciale aandacht voor grootschalige publieksactiviteiten voor archeologie, zodat de toegankelijkheid van archeologie voor het bredere publiek en het publieksbereik kunnen worden vergroot.

Noord-Zuidlijn Amsterdam
Vanaf 2003 is bodemonderzoek gedaan in de bouwputten van de Noord-Zuidlijn. Met name de bouwputten voor de stations Damrak en Rokin waren interessant; deze liggen in het historisch centrum van Amsterdam en konden de meeste informatie bieden over de vroege geschiedenis van de stad. Bovendien loopt het metrotracé hier door de bedding van de Amstel.

Door de 700.000 bodemvondsten te verbinden met al bekende gegevens uit bodemonderzoek werd het inzicht vergroot in het ontstaan van Amsterdam in het derde kwart van de twaalfde eeuw en kon geconcludeerd worden dat de eerste Amsterdammers ambachts- en kooplieden waren. Géén boeren, zoals in geschiedenisboeken staat.

Het 6 miljoen euro kostende onderzoek is toegankelijk gemaakt voor het publiek. Er kwamen een monumentaal boek en een fotocatalogus met 11.279 van de circa 700.000 voorwerpen. Daarnaast zijn tienduizenden voorwerpen geselecteerd voor een tentoonstelling in twee grote vitrines in Metrostation Rokin.

In een digitale rondleiding op de website belowthesurface.amsterdam/nl zijn de vondsten aan een tijdbalk gekoppeld en virtueel te zien. Daar zijn straks ook de achterliggende datasets van alle gevonden voorwerpen geplaatst, waarmee het voor iedereen mogelijk wordt zelf onderzoek te doen naar de vondsten en eigen catalogi samen te stellen. Door de opzet van het boek en de website worden de resultaten van het langjarige onderzoek in het tracé Noord-Zuidlijn niet alleen voor de professionele archeoloog, maar ook voor de geïnteresseerde leek en het onderwijs ontsloten.


Aanbevelingen

  • Meerstemmige verhalen kunnen met ontwerpend onderzoek zichtbaar worden gemaakt en zo richtinggevend zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. De raad ziet hier een rol weggelegd voor de ontwerpende disciplines.
  • De raad adviseert overheden te investeren in methodieken om de verhalen over monumenten en archeologie daadwerkelijk diverser, betekenisvoller en rijker te maken. Tegelijkertijd kan direct gestart worden met een actieve ‘Top Notch-benadering’, waarin in alle lagen van de samenleving stemmen gerekruteerd worden.
  • De raad spoort gemeenten in samenwerking met de archeologische bedrijven aan: maak archeologie zichtbaarder, maak duidelijk waarom er een archeologisch onderzoek plaatsvindt, welke waarde het kan hebben voor de stad, gemeente of ontwikkelaar en maak de resultaten begrijpelijk en zichtbaar. Denk hierbij aan een lekenvertaling van rapporten en meer aandacht voor communicatie met de opdrachtgever en het publiek. Het verhaal van de vindplaats moet worden verteld, de manier waarop is cruciaal.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

Gisteren vandaag.
Erfgoedbelangstelling en erfgoedbeoefening.
Het culturele draagvlak,nr. 15.
Broek, A. van den,
Houwelingen, P. van., 2015

Natuur en Cultuur.
Een vergelijkende verkenning van betrokkenheid en beleid.
Steenbekkers, A.,
Broek, A. van den, 2014

Straatwaarden.
Het nieuwe speelveld van maatschappelijke erfgoedpraktijken.
Knoop, R., Schwarz, M. (red.), 2017

archeologiedagen.nl

Erfgoed.
De geschiedenis
van een begrip.
pagina 12, 13, Grijzenhout, F., 2007

Erfgoed.
De geschiedenis
van een begrip.
Krabbe, C.P., 2007

Questions sur le patrimoine.
Audrerie, D.,
Bordeaux 2003

Expertmeeting publiek en identiteit.
november 2017

Momenteel werkt het SCP aan een beschouwing over erfgoed en identiteit, dat nationale identiteit als onderwerp heeft. Aan de orde komt onder meer de spanning tussen de gedachte dat erfgoed verbindt enerzijds en het gegeven dat erfgoed ook betwist kan zijn en tot twist kan leiden anderzijds. Als eerste staat in 2019 een project op de rol over erfgoed in het licht van vraagstukken als cohesie en inclusie. In beide genoemde projecten gaat het bij erfgoed nadrukkelijk ook over immaterieel erfgoed.

Beladen Erfgoed.
Garage de Kempering (video)
;
Kempering: modern monument

In rede ‘Erfgoed in interessante tijden’, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Erfgoedstudies, in het bijzonder erfgoed van stad en land, vanwege het ministerie van OCW/RCE, bij de faculteit der Letteren van de Vrije Universiteit Amsterdam op 7 juli 2011.

Als suggestie aan de sector werd door aanwezigen meegegeven: let op de taal die gebruikt wordt. De terminologie is er niet een die veel mensen herkennen.

Inmiddels hebben achttien landen het verdrag geratificeerd.

ruimtevolk.nl

Van standbeeld naar schandpaal?
voertaal.nu

De rapporten zijn te raadplegen via het online portaal voor wetenschappelijke publicaties.
narcis.nl

Archeologie in Nederland.
ADC ArcheoProjecten,
nr. 3 juni 2017

Meer dan de helft van het Nederlandse archeologisch erfgoed ligt in 27 gemeentelijke depots opgeslagen. Samen met provinciale depots vormen zij de archeologische schatkamer van Nederland.
Verder graven in depots.
Erfgoedinspectie, oktober 2018

Erfgoed en Samenleving