Erfgoed en Financiering

“Monumentenmarkt niet zo hijgerig. Voor wie iets moois wil, de tijd heeft en zich wil verdiepen, biedt een monumentaal pand een geschikt alternatief op de huidige krappe koopwoningmarkt.” Begin vorig jaar meldden het Nationaal Restauratiefonds (NRF) en de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) dit bij de bekendmaking van de cijfers over 2017 van de monumentenmarkt. De gemiddelde vierkante-meterprijs van de door NVM-makelaars verkochte monumenten was in 2017 9,5 procent hoger dan in 2016; voor de totale bestaande koopwoningmarkt was dat 7,8 procent. Voor een monument werd in 2017 gemiddeld 481.000 euro neergeteld, terwijl dit voor de totale markt dit 260.000 euro was. Een (rijks)monument is prijzig, maar dan heb je ook wat, volgens het NRF en de NVM, want de hogere prijzen geven ook meteen de bijzondere meerwaarde ervan aan. 1

Dat de instandhouding van monumenten niet alleen geld kost maar ook geld oplevert, maakt het bovenstaande wel duidelijk. Tenminste, wanneer het gebouwde monumenten betreft, maar niet elk type en ook niet op elke plek. Bovendien, voor archeologische monumenten en cultuurlandschappen geldt dit niet. De raad plaatst daarom hierbij wel de kanttekening dat er in Nederland, wat de economische waarde van monumenten betreft, sprake is van een flinke ongelijkheid.

Waar gebouwde monumenten in elk geval voor een hogere economische waarde zorgen, is in de stad. Uit verschillende onderzoeken blijkt een directe relatie tussen een gebouwde omgeving met veel monumenten en hogere grond- en vastgoedprijzen. 2 Daarnaast blijkt uit de ‘Atlas voor gemeenten 2015’ dat mensen bereid zijn gemiddeld 60.000 euro meer te betalen voor een monument in een monumentale omgeving en 30.000 euro voor een niet-monument in dezelfde monumentale omgeving. Puur vanwege het historische karakter van het pand, en dat staat nog los van de vele voorzieningen, die zich meestal ook in zo’n monumentale omgeving bevinden. Het geld dat geïnvesteerd is in de instandhouding van monumenten heeft externe effecten; niet alleen op de buurt eromheen, maar op de hele stad en zelfs op zijn omgeving, tot zo’n tien kilometer ervandaan. 3

Investeren in monumenten loont. Dit is dan ook jarenlang door het Nationaal Restauratiefonds verkondigd. Toen in 2010 de toenmalig staatssecretaris van Cultuur aantrad, was een van de eerste rapporten die hem werd aangeboden ‘Investeren in monumenten 2010’, waarin het Nationaal Restauratiefonds uiteenzet dat het Rijk voor elke euro subsidie aan monumenten 1,5 euro terugkrijgt. 4

Publieke financiering

Het draagvlak voor de instandhouding van onroerend erfgoed is groot, zowel politiek als privaat. 5 De bereidheid daarvoor in de buidel te tasten, is ook groot. Opeenvolgende kabinetten hebben de erfgoedsector uit de wind gehouden en de overheidsbijdrage aan investeringen in monumenten is, in tegenstelling tot andere cultuursectoren, nauwelijks teruggelopen. Naast het Rijk trekken ook provincies en gemeenten middelen uit voor cultureel erfgoed, onder meer voor restauraties en instandhouding, maar ook voor publieksevenementen zoals de Open Monumentendag en de Nationale Archeologiedagen. 6

Tegelijkertijd is de financiële bijdrage door particulieren en private partijen in deze sector vanouds groot. Sterker, monumenteneigenaren brengen zelf het grootste deel van de investeringen in monumenten op. Bij archeologie is het private aandeel in de kosten ook groot vanwege het ‘verstoorder betaalt-principe’.

De instandhouding van (archeologische) monumenten wordt door het ministerie van OCW op verschillende manieren financieel ondersteund: via subsidieregelingen en het Nationaal Restauratiefonds. Ook het Fonds voor Cultuurparticipatie, het Fonds voor Creatieve Industrie en het Mondriaan Fonds hebben een budget voor (beleving van) erfgoed beschikbaar. Daarnaast levert het ministerie van Financiën een bijdrage via fiscale voordelen voor eigenaren van landgoederen die vallen onder de Natuurschoonwet.

Jaarlijks wordt door het Rijk circa 180 miljoen euro aan instandhouding van monumenten beschikbaar gesteld. 7 In het huidige regeerakkoord is er nog eens 323,5 miljoen extra beschikbaar voor erfgoed en monumenten, waarvan 95 miljoen extra voor restauratie en extra geld voor het Nationaal Restauratiefonds. 8 9 Daarnaast is er 31,5 miljoen extra begroot voor archeologie, 13,5 miljoen euro voor een gezamenlijke kerkenaanpak in Nederland en 15 miljoen euro voor de Groningse monumenten in het aardbevingsgebied. 10 11

Rijkssubsidies

Het Rijk wil een goede zorg voor en het behoud van cultureel erfgoed stimuleren. Met verschillende subsidieregelingen heeft het Rijk in de periode 1995 – 2010 een restauratieachterstand bij het monumentenbestand teruggebracht van 40 naar 10 procent. 12 Dit percentage wordt algemeen acceptabel gevonden, maar mag niet verder oplopen. Om de monumenten in goede staat te houden en kostbare en ingrijpende restauraties te voorkomen, wordt planmatig onderhoud gestimuleerd met de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: Sim, bedoeld voor niet-woonhuizen).

Voor woonhuismonumenten was tot voor kort een combinatie van leningen en fiscale aftrek beschikbaar. Per 1 januari 2019 is de fiscale aftrek voor particuliere eigenaren van rijksmonumenten met een woonfunctie komen te vervallen. Hiervoor is nu een subsidieregeling beschikbaar: de Instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten. Door de omvorming van de fiscale aftrek naar een subsidieregeling is vanaf 2019 jaarlijks 62 miljoen euro beschikbaar: 45 miljoen euro voor particuliere woonhuiseigenaren en 17 miljoen euro extra voor de Sim (waarvan 5 miljoen euro voor groen erfgoed). 13

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de rijkssubsidieregelingen. De uitbetaling wordt gedaan door het Nationaal Restauratiefonds. De Sim betreft circa 25.000 rijks­monumenten, zoals kerken, kastelen en molens, maar ook groene en archeologische monumenten vallen onder deze regeling. 14 De subsidie hiervoor is bedoeld voor sober en doelmatig onderhoud op basis van een instandhoudingsplan met een looptijd van zes jaar. Het Rijk draagt maximaal 60 procent van de totale kosten bij. Met de Instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten erbij (circa 36.000 rijksmonumenten), zal de RCE jaarlijks circa 15.000 subsidieaanvragen behandelen.

Volgens de raad werkt de Sim over het algemeen goed voor de meeste gebouwde monumenten. Uit gesprekken met het veld bleken er echter nog een paar knelpunten in de regeling te zitten. 15 Twee daarvan, de problematiek van de subsidieperiode van zes jaar voor eigenaren van grote monumenten en de beschikbare middelen voor groen erfgoed, zijn goeddeels ondervangen in ‘Erfgoed telt’. Wat volgens ons daarmee nog niet helemaal wordt opgelost, is de instandhouding van de 1.400 archeologische monumenten. De Sim blijkt onvoldoende een duurzaam beheer van archeologische monumenten te stimuleren.

Van de Sim wordt voor de instandhouding van archeologische monumenten weinig gebruikgemaakt, waardoor er gek genoeg voor archeologie geld overblijft. Het veld geeft hiervoor twee redenen aan: ten eerste dat de meeste eigenaren van archeologische monumenten te weinig kennis hebben van de Sim; ten tweede dat eigenaren – wanneer ze de Sim wel kennen – niet snel subsidie aanvragen voor de instandhouding van een – meestal – onzichtbaar monument dat ze niet kunnen gebruiken, waarmee ze geen geld verdienen en waaraan ze ook nog bijna de helft zelf moeten bijdragen. Zolang het in de grond zit, voelt een eigenaar zich niet aangesproken iets te ondernemen en ervoor te zorgen. Dan geldt ‘wat niet weet, wat niet deert’.

Hoewel ‘Erfgoed telt’ hieraan aandacht besteedt en plannen heeft voor een betere communicatie, financiering van klein onderhoud en een monitor, vraagt de raad zich af of de Sim wel geschikt is voor archeologie. Voor een duurzame instandhouding van archeologische monumenten is meer nodig dan alleen een regeling die de helft van de kosten voor sober en doelmatig onderhoud vergoedt. Naast bewustwording is er vooral een prikkel nodig die eigenaren verleidt wel het onderhoud van hun archeologische rijksmonument ter hand te nemen. Compensatie komt dan weer om de hoek kijken in de klassieke redenering van de eigenaar die door de overheid wordt beperkt – door het nationale belang ervan – in de vrijheid van omgang met zijn bezit. Wanneer in ruil voor deze inperking van vrijheid de eigenaar enige vorm van compensatie ontvangt, erkent de overheid dat de instandhouding is afgewenteld op de eigenaar, meestal een particulier. De raad adviseert nog eens te verkennen op welke wijze het budget dat bestemd is voor instandhouding van archeologische monumenten het meest doelmatig kan worden ingezet.

Naast de Sim en de Instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten is er de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten. Deze subsidie ondersteunt eigenaren, gemeenten en provincies financieel bij het onderzoek naar nieuwe functies voor monumenten zoals kerken, fabrieken en scholen, en het wind- en waterdicht maken van leegstaande panden. De regeling moet leegstand zoveel mogelijk voorkomen c.q. opheffen en geldt voor rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten, en zelfs voor gebouwen zonder monumentstatus, die volgens de betrokken gemeente wel een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben. 16 Restauratiesubsidies werden tot 2012 direct door het Rijk verleend. Sindsdien is het budget hiervoor ondergebracht bij de provincies.

Nationaal Restauratiefonds

Al in 1985 zijn restauratiesubsidies voor woonhuismonumenten vervangen door laagrentende leningen. Bewoners van een monument blijken veel meer geneigd te zijn eigen geld in het onderhoud te steken dan eigenaren die het monument niet als woonhuis gebruiken. Voor de overheid een reden subsidie als prikkel juist daar in te zetten, waarin minder vanzelfsprekend wordt geïnvesteerd. 17

Voor de verstrekking van de leningen heeft het Rijk in hetzelfde jaar Stichting Nationaal Restauratiefonds (NRF) opgericht, met een initiële storting vanuit het Rijk. Later heeft het NRF ook middelen aangetrokken van decentrale overheden en andere, private partijen, waaronder banken en fondsen. Het NRF is een succesvol revolverend fonds, omdat het stabiliteit en continuïteit biedt aan de monumenteigenaar, onafhankelijk van de conjunctuur. Deels komt dit omdat het fonds politiek ‘met rust gelaten’ is, waardoor het kapitaal heeft kunnen groeien. Inmiddels beschikt het fonds over 500-600 miljoen euro fondsvermogen en is het voor de financiering van restauratie en onderhoud aan rijksmonumenten onafhankelijk van bijdragen uit het cultuurbudget van het ministerie van OCW. Jaarlijks wordt circa 40 miljoen euro via restauratieleningen geïnvesteerd, beschikbaar uit aflossingen van lopende leningen.

Het NRF ondersteunt eigenaren die een rijksmonument willen onderhouden, restaureren of verduurzamen met een lening tegen gunstige voorwaarden. Voor de financiering van het behoud en het benutten van een monument kan de eigenaar terecht bij één loket. Het biedt verschillende typen leningen aan voor projecten, waarvoor eigenaren bij een reguliere bank niet terechtkunnen, lang en tegen een lagere rente, en geeft specifieke informatie. Er zijn leningen voor rijksmonumenten met een woonfunctie, voor rijksmonumenten zonder woonfunctie, voor monumentale kerken, voor monumentale scholen, voor provinciale en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden in beschermde dorps- en stadsgezichten. Inmiddels is er ook een lening voor verduurzaming opgenomen. De leningen worden op annuïtaire wijze afgelost met een rente vanaf 1 procent voor eigenaar-bewoners van een rijksmonument.

Het NRF onderscheidt zich door een combinatie van financieringsproducten en kennis. Het beschikt over financial engineering; bij het NRF zijn ingewikkelde financieringsopgaven aan de orde van de dag. De raad is enthousiast over het NRF, zijn positie is uniek, zijn draagvlak is groot en betekenis verrijkend.

Toch wil hij graag een aanbeveling over het NRF meegeven. De raad mist een meer ontwikkelingsgerichte visie van deze ‘bankier van het verval’. Onder invloed van de transities in de fysieke leefomgeving en de sociaal-maatschappelijke transities verandert de monumentenwereld. Met deze verandering, in combinatie met de toenemende behoefte aan maatwerk en differentiatie, ziet de raad ook een verder verschuivende rol voor het NRF. De raad ziet die rol met name op het terrein van de verduurzaming van erfgoed, een grote uitdaging de komende periode.

Het aantal rijksmonumenten maakt slechts 1 procent uit van de totale gebouwenvoorraad, maar heeft zeer specifieke duurzaamheidseisen. Voor de verduurzaming van monumenten is er vanuit de eigenaren een toenemende behoefte aan specialistische informatie. Die voorlichtingstaak is nog niet goed belegd en door de directe koppeling met financieringsvragen ziet de raad hier een rol voor het NRF. Het NRF is gestart met de financiering van verduurzaming, maar zou zich verder kunnen ontwikkelen tot hét financieel expertisecentrum in de erfgoedwereld, waar zich alle kennis concentreert rond de financiering van verduurzaming en herbestemming van monumenten; voor interieurs en kerken, voor een onrendabele top en dat allemaal voor zowel rijks- provinciale als gemeentelijke monumenten. De raad adviseert de mogelijkheden daartoe te verkennen.

NWO-programma archeologie

Sinds 2016 had het ministerie van OCW een bescheiden fonds (jaarlijks 250.000 euro) ondergebracht bij de NWO voor verdiepend wetenschappelijk onderzoek naar archeologische vondsten van (inter)nationaal belang. Dit programma steunde de gemeenten, die volgens het principe ‘de verstoorder betaalt’ ook verantwoordelijk zijn voor de afhandeling van heel bijzondere vondsten, en bood de mogelijkheid daarnaar verder onderzoek te doen. In de uitvoering werkten de NWO en de RCE samen. De raad was blij met dit initiatief, vanuit de gedachte dat de financiering van aanvullend onderzoek niet altijd van de ‘verstoorder’ verlangd kan worden, terwijl het wetenschappelijk en maatschappelijk belang van archeologisch onderzoek, namelijk het vergroten van de kennis over ons verleden, hiermee wel is gediend.

Het programma is inmiddels gestopt, maar op dit moment is er een nieuwe call voor archeologie die in maart opengaat. Het ministerie heeft samen met de NWO het onderzoeksprogramma ‘Archeologie telt. Op weg naar toekomstbestendig archeologisch onderzoek’ ontwikkeld. Het doel van het nieuwe programma (met een looptijd van drie jaar) is het stimuleren van onderzoek, waarbij (innovatieve) methoden en technieken worden ingezet. Daarbij is de hele kennisketen betrokken. Een belangrijke ambitie van het programma is om publiek-private samenwerkingen te ontwikkelen die leiden tot een structurele uitwisseling van kennis. Het totale budget voor deze call is circa 2,5 miljoen euro. 18

Fiscale regelingen

Tot 1 januari 2019 konden eigenaren van woonhuismonumenten 80 procent van de kosten voor het onderhoud aan het pand fiscaal verrekenen in hun belastingaangifte. Sinds dit jaar is dat omgezet in de regeling Instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten. Eigenaren van landgoederen en buitenplaatsen die volgens de Natuurschoonwet (NSW) zijn gerangschikt als NSW-landgoed, kunnen gebruikmaken van bijzondere regelingen voor: de onroerendezaakbelasting, de erfbelasting, de schenkbelasting, de overdrachtsbelasting, de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. 19 Overigens kunnen eigenaren van een NSW-landgoed sinds 2019 ook gebruikmaken van de Instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten. 20 Monumentenorganisaties hebben daarnaast profijt van de Geefwet. 21


Rijkscultuurfondsen

Voor erfgoedcategorieën die buiten reguliere subsidieregelingen vallen, zoals mobiel erfgoed, en crossover-projecten met andere cultuursectoren heeft het Rijk middelen ondergebracht bij de rijkscultuurfondsen. Zo heeft het Mondriaan Fonds de Bijdrage Mobiel Erfgoed, bedoeld voor bijzondere projecten van organisaties die gericht zijn op zichtbaarheid, draagvlakvergroting of educatie en bijdragen aan de professionalisering en versterking van mobiel erfgoed als geheel. 22 Ook ondersteunt het Mondriaan Fonds rijksmonumenten die als presentatieplek gebruikt worden via de Bijdrage Meerjarenprogramma’s Presentatie-instellingen. Een voorbeeld is het Kunstfort Vijfhuizen, onderdeel van de Stelling van Amsterdam en een presentatieplek waar militair erfgoed en hedendaagse beeldende kunst elkaar versterken. Vanuit de bijdrage Meerjarenprogramma’s Musea en overige Erfgoedinstellingen is er in de periode 2018 – 2021 speciale aandacht voor grootschalige publieksactiviteiten voor archeologie, bedoeld om de toegankelijkheid ervan te vergroten.

Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie heeft het Ontwerpprogramma Erfgoed en Ruimte, waarvoor jaarlijks 800.000 euro subsidie beschikbaar is voor samenwerking tussen ontwerpers en erfgoedsectoren die ontwerp verbinden aan ruimtelijk cultureel erfgoed. Het programma is in nauwe samenwerking met de RCE opgezet en uitgevoerd. 23 Het Fonds Cultuurparticipatie heeft altijd een regeling die aansluit bij een project voor de vele vrijwilligers die actief zijn in de sector, of bij een educatieproject.

Provinciale subsidies

Tot 2012 verstrekte het Rijk zelf de subsidies voor restauratiewerkzaamheden aan rijksmonumenten. Sindsdien is het budget hiervoor (circa 20 miljoen euro per jaar) ondergebracht bij de provincies. Die hebben nu een eigen fonds dat zij aanvullen door het bedrag van het Rijk te matchen. Drenthe, Friesland, Groningen, Limburg en Utrecht verdubbelen dat bedrag; Flevoland, Friesland, Noord-Holland, Overijssel, Zuid-Holland en Zeeland dragen bij, maar halen de verdubbeling niet. Noord-Brabant en vooral Gelderland dragen veel meer bij. 24 De onderlinge budgetten verschillen per provincie sterk, evenals de restauratieregelingen en prioriteiten. 25 In totaal omvatten de erfgoedbudgetten van de provincies ongeveer 85 miljoen euro per jaar; dus bovenop de 20 miljoen euro van het Rijk dragen zij samen zo’n 65 miljoen euro bij. 26 Omdat er ook vanuit economische, ruimtelijke, culturele en maatschappelijke programma’s bijgedragen wordt aan erfgoeddoelstellingen, gaan de investeringen feitelijk nog verder.

Noord-Brabant
Een van de instrumenten binnen het erfgoedbeleid van Noord-Brabant is de Erfgoedfabriek. Dit is een langlopend investeringsprogramma voor het behoud van waardevolle cultuurhistorische complexen als identiteitsdragers in het Brabantse landschap. De Erfgoedfabriek richt zich voor een duurzame exploitatie van erfgoedcomplexen op herbestemming of facilitering. Daartoe kan met kennis, expertise en beperkte middelen het proces naar een haalbare businesscase worden gefinancierd. Wanneer het gaat om iconen binnen de verhaallijnen van Noord-Brabant, kan er mee worden geïnvesteerd. 27


De verhaallijnen zijn Bevochten Brabant, Religieus Brabant, Innovatief Brabant en Bestuurlijk Brabant; zij vertellen elk een specifiek verhaal uit de Brabantse geschiedenis. De provincie verbindt hiermee locaties, verhalen en landschappen.

Provinciale cultuurfondsen voor Monumenten

Vanaf 2003 – 2005 hebben de provincies, het Nationaal Restauratiefonds (NRF) en het Prins Bernard Cultuurfonds (PBC) samen revolverende cultuurfondsen voor monumenten opgericht, bedoeld voor de instandhouding van provinciale en gemeentelijke monumenten. Deze fondsen opereren naast het NRF en de budgetten verschillen per provincie. Eigenaren kunnen bij deze fondsen een laagrentende lening aanvragen voor de restauratie of instandhoudingswerkzaamheden aan hun monument. Negen provincies hebben een fonds; in Drenthe, Limburg en Flevoland bestaat er (nog) geen cultuurfonds voor monumenten. Drenthe heeft wel het Drents Monumentenfonds. In Friesland en Groningen is de regeling verbreed; ook herbestemmings- en verduurzamingskosten komen in aanmerking voor financiering. In 2017 werden uit deze revolverende fondsen 30 laagrentende leningen toegekend voor een totaalbedrag van 2 miljoen euro. 28

Over de rol van de provincies in relatie tot de financiering van erfgoed, wil de raad het volgende opmerken: kijkend naar de ontwikkeling van monumenten en de drie overheidslagen, dan zien we een aantal pluspunten voor de provincie ten opzichte van zowel het Rijk als de gemeenten. Er kan een goede financiële basis worden gelegd; de provincie heeft al de verantwoordelijkheid voor het verdelen van het rijksgeld voor restauraties en er zijn cultuurfondsen voor monumenten. In het algemeen gaat het verdelen van de restauratiegelden goed en volgens de raad zou dit middenniveau zich verder mogen ontwikkelen.

Daarnaast kunnen de provincies relaties leggen tussen erfgoed en ruimtelijke, maatschappelijke en economische doelstellingen. De provincie is, eerder dan het Rijk, in staat financiering uit verschillende beleidsterreinen te combineren, wat waarschijnlijk ook doelmatiger en efficiënter uitpakt. 29 Tot slot past niet elke oplossing overal in Nederland. De provincie heeft inzicht in de voorraad monumenten, weet wat er speelt in de omgeving en zit sterk in de ruimtelijke ordening. De provincie kan hierdoor kan beter prioriteiten stellen en meer sturen op kwaliteit, in plaats van vooral toetsing aan juridische kaders.

Tegelijk constateert de raad dat bij een aantal provincies voldoende kennis en kunde is, maar niet bij allemaal. Wil het bovenstaande goed uitwerken, dan moet die kennis in alle provincies voorhanden zijn. De raad adviseert te verkennen hoe de toekomstige rol van provincies in het erfgoedbestel verder versterkt kan worden en hoe het kennisniveau in alle provincies op peil te krijgen is. Hij spoort OCW, BZK, RCE, IPO en VNG aan de samenwerking hierin te versterken.

Gemeentelijke subsidies

Naast de provincies heeft een aantal gemeenten een eigen restauratiefonds opgericht voor eigenaren van gemeentelijke monumenten, bedoeld om restauraties en hypotheken te financieren. Op dit moment zijn dat Amsterdam, Deventer, Dordrecht, Haaglanden (MonumentenFonds 1818), Hilversum, Maastricht (Elisabeth Strouven Fonds), Moerdijk, Leeuwarden, Rotterdam, Schiedam en Utrecht. De fondsen zijn ondergebracht bij het Nationaal Restauratiefonds. 30 Daarnaast is er ook in Gelderland een aantal gemeenten met een eigen regeling.

De raad constateert dat – los van bovengenoemde gemeenten – de meeste gemeenten geen (financieel) beleid hebben dat voorzieningen of ondersteuning biedt aan de zelf aangewezen monumenten en evenmin aan provinciale of (archeologische) rijksmonumenten. De gemeentelijke bijdrage wordt door de sector gemist, zowel bij gebouwde en archeologische monumenten als bij cultuurlandschappen. Dit hoeft zich niet altijd te vertalen in financiële middelen, maar zou ook kunnen in de vorm van een belastingkorting of een verlaging van de leges. Een grote bijdrage kan de gemeente leveren door akkoord te gaan met een bestemmingswijziging van een monument. De raad wil gemeenten oproepen hieraan meer aandacht te besteden, ook met de toekomstige omgevingsvisies in het achterhoofd.

Private financieringsstromen

Het aandeel privaat geld is in deze sector vanouds groot. Dat heeft alles te maken met het feit dat veruit de meeste monumenten of terreinen in eigendom zijn van particulieren of private stichtingen en verenigingen, en slechts in beperkte mate van overheden. Monumenteneigenaren betalen zelf het grootste deel van de investeringen in monumenten. Bij archeologie is het private aandeel in de kosten ook groot vanwege het ‘verstoorder betaalt-principe’. Daar wordt het meeste onderzoek betaald door de verstoorder; naast overheden zijn dat meestal grote aannemers, bouwbedrijven en particulieren. 31 Hierdoor gaat er verplicht veel privaat geld naar archeologie; specifieker, naar de opgraving.

Naast eigenaren investeren ook een flink aantal private partijen en private fondsen in het behoud van erfgoed. De voorwaarden en doelstellingen van deze fondsen zijn zeer divers. Die lopen uiteen van een fonds voor stolpboerderijen in Noord-Holland tot een fonds voor het energiezuinig maken van monumentale woningen in de regio Utrecht. Sommige fondsen ondersteunen elk type erfgoed, van rijksniveau tot gemeentelijke niveau, en andere fondsen richten zich juist op één type erfgoed. We gaan hier specifieker in op drie typen financiers: het Prins Bernard Cultuurfonds, de loterijen en crowdfunding.

Prins Bernhard Cultuurfonds

Het grootste private fonds in Nederland is het Prins Bernard Cultuurfonds (PBC). Dit fonds participeert in revolverende fondsen, zoals de cultuurfondsen voor monumentennen het MonumentenFonds 1818, maar stelt daarnaast ook zelf geld ter beschikking voor de instandhouding van rijksmonumenten. 32 In 2017 gaf het fonds hieraan 4,8 miljoen euro uit, vooral aan monumenten met een publieke bestemming. Voor archeologie is er een aantal fondsen op naam beschikbaar, waarbij moet worden opgemerkt dat de onzichtbaarheid van archeologie de bijdrage van fondsen remt. 33 Het PBC draagt bij aan diverse soorten restauraties, van kerken tot molens. Vaak gaat het om de restauratie van het exterieur van deze monumenten. De grootste inkomstenbronnen van het fonds zijn de BankGiro Loterij (16 miljoen euro) en de Nederlandse Loterij (5 miljoen euro).


Loterijen

De BankGiro Loterij heeft zich in Nederland ontwikkeld tot een geldstroom die losstaat van markt- en beleidsontwikkelingen. 34 Het grootste aandeel in de afdracht gaat naar het Prins Bernhard Cultuurfonds. Ook een paar monumentenorganisaties zijn vaste partners, zoals Vereniging Hendrick de Keyser, BOEi, De Hollandsche Molen en Kasteel de Haar. Daarnaast gaan jaarlijks eenmalige schenkingen naar grote restauratieprojecten, zoals de Eusebiuskerk in Arnhem, Kasteel Helmond of Sterrenwacht Sonnenborgh. 35 Ook de Postcode Loterij geeft geld aan erfgoed, maar spitst zijn bijdrage meer toe op cultuurlandschappen. Zo steunt de Postcode Loterij de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, LandschappenNL en Natuurmonumenten.

In diverse Europese landen gaan loterijopbrengsten naar erfgoed. 36 Dit gebeurt bijvoorbeeld in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Deze laatste twee hebben speciale erfgoedloterijen: de Heritage Lottery Fund (sinds 1994) en de Loto du Patrimoine (sinds 2018). 37

Crowdfunding

In 2011 startte Stadsherstel Amsterdam met zijn eerste crowdfundingsactie, meteen ook de eerste voor erfgoed in Nederland. Na een half jaar was er 50.000 euro beschikbaar voor het Schooltje van Dik Trom in Etersheim. Het Prins Bernhard Cultuurfonds verdubbelde het bedrag, waardoor sloop van dit monument werd voorkomen en het een kinderboekenmuseum kon worden. Het was niet zo dat deze actie meteen navolging kreeg, maar dat crowdfunding kon werken bij het behoud van monumenten toonde Stadsherstel aan. Zijn volgende acties waren het gebouwde houten NACO-huisje en de Westzaanse schuurkerk de Zuidervermaning, waar 50.000 euro nodig was voor de restauratie van de poeren, die elk voor 2.000 euro konden worden geadopteerd. Ook hier verdubbelde het Prins Bernhard Cultuurfonds het bedrag. 38

In dezelfde tijd startte de provincie Noord-Holland de pilot Crowdfunding & Erfgoed met als doel niet alleen geld, maar ook het vergroten van de betrokkenheid van de directe omgeving. De resultaten verschenen in ‘Handboek Crowdfunding & Erfgoed. Van eenmalige actie naar duurzame interactie met de crowd’. Vanaf 2014 is een stijgende trend te zien voor erfgoedcampagnes, zowel in aantal als in opbrengsten. 39

Dartagnans

Dat crowdfunding voor instandhouding van monumenten ook op nationale schaal kan werken, bewijst het Franse initiatief Dartagnans, een platform voor crowdfunding (financement participatif) dat is gewijd aan het behoud van erfgoed. Bij Dartagnans kan iedereen voor 50 euro een aandeel kopen in een project en zo meebeslissen een kasteel, kerk of een ander monument te behouden. Inmiddels kent het online platform een grote en internationale community (de donoren komen uit meer dan 115 landen), die de afgelopen jaren voor circa 200 projecten zo’n 3 miljoen euro online bijeenbracht.


Tegenover de gift, die valt onder de Franse mecenaatwetgeving en aftrekbaar is, staan bijzondere bezoeken en diners. Het doel van Dartagnans is enerzijds erfgoed, kunst en cultuur te ondersteunen dankzij mecenaat 2.0, en anderzijds de toegang tot cultuur voor iedereen te bevorderen dankzij digitale communicatie. De organisatie zoekt naar innovatieve manieren om cultuur aantrekkelijker en toegankelijker te maken. Met slogans als ‘Behoud van erfgoed was nog nooit zo eenvoudig’, ‘Word een kasteelheer voor 50 euro’ en ‘Iedereen kan een mecenas worden’ kunnen mensen op een laagdrempelige manier en met weinig geld ‘aandeelhouder worden van hun historische omgeving’. 40

Overwegingen van de raad

Voor onroerend erfgoed (met name gebouwde rijksmonumenten) heeft het Rijk de afgelopen dertig jaar een financieel stelsel ontwikkeld waarin de instandhouding, restauratie en ontwikkeling worden ondersteund door een combinatie van leningen, subsidies en fiscale voordelen. 41 Voor gebouwde monumenten gaat er op instrumenteel niveau veel goed en is er behoorlijk wat geld beschikbaar, zowel vanuit de publieke als de private hoek. Het systeem biedt een grote mate van continuïteit en zekerheid – voor monumenteneigenaren erg belangrijk. Er zit ook veel vermogen in de sector, waardoor bij leningen garanties gegeven kunnen worden.

Het financiële systeem voor onroerend erfgoed moet volgens de raad gekoesterd worden; een grote koersverandering is daarom niet nodig. 42 Over de hele linie gaat het behoorlijk goed, de raad heeft de indruk dat de financiële middelen voldoende zijn en de betrokkenheid groot. Dat is mooi, maar er blijven knelpunten.

Elk type monument heeft zijn eigen financiële eigenaardigheden en uitdagingen. Die zijn meestal nauwelijks met elkaar te vergelijken; de financieringsproblematiek van kerken is wezenlijk anders dan die van molens, groen erfgoed, boerderijen of interieurs. Dit erkent het Rijk en voor een deel van de knelpunten die zijn gesignaleerd, wordt in ‘Erfgoed telt’ een oplossing geboden, of in elk geval daartoe een aanzet gegeven. Toch blijven er onderwerpen die worden ervaren als knelpunten, zoals verdienpercentages, krimpgebieden en rentabiliteit, terugkeren in de gesprekken van de raad, net als de vraag of het geld wel op de juiste plek belandt.

Onrendabele top

Hoewel de politieke bereidheid groot blijft om bij te dragen aan erfgoed, signaleert de raad een beweging waarbij de overheid steeds meer alleen nog het onrendabele deel van een erfgoedproject subsidieert. Gestimuleerd door de overheid is het voor eigenaren steeds belangrijker geworden om een pakket met verschillende soorten inkomsten te hebben. Dat bestaat geregeld uit een combinatie van een fonds, een lening, crowdfunding en subsidie. De subsidie is hierin alleen bedoeld voor het deel dat onrendabel is. Om de subsidie te kunnen aanvragen, moet eerst de rest van de financiën via andere wegen zijn geregeld. 43

Door deze beweging slinkt de overheidsbijdrage per project en stijgt de private bijdrage. Dat is niet per se slecht, maar daarmee worden de risico’s voor initiatiefnemers of beheerders groter. En daar dreigt een gevaar, want investeerders en projectontwikkelaars houden niet van risico’s en zullen minder geneigd zijn grote investeringen te doen. Uit onze gesprekken blijkt dat fondsen zien dat deze trend van invloed is op het type aanvragen dat zij krijgen. Aangevraagde projecten worden kleiner, minder ambitieus, vaak daardoor kwalitatief minder en minder interessant. Of projecten worden opgeknipt en het is de vraag of dat verstandig is. 44

De vraag is of deze ontwikkeling het beoogde effect heeft. De raad denkt van niet. Een afnemende prikkel voor investeerders en kleinere projecten is niet het doel dat nagestreefd moet worden. Een kleiner aandeel subsidie is daarnaast niet op te vangen met een goed leenstelsel; dat is al goed, en voor sommige typen erfgoed niet geschikt.

Ondanks het grote aandeel privaat geld in de sector blijft subsidie daarom belangrijk. Het geeft een basis aan projecten of ontwikkelingen om financiën te verkrijgen via andere wegen. Daarnaast kan het de ban breken; de markt heeft soms een prikkel nodig. De raad vraagt het Rijk bij het verstrekken van subsidies hiermee meer rekening te houden. De ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving is een gezamenlijke inspanning en vanuit het belang van erfgoed zou het Rijk bij projecten niet als laatste, maar ook als eerste moeten willen toezeggen.

Ongelijkheid, differentiatie en verdienpercentages

Denkend aan krimpgebieden en verdienpercentages, moet de raad constateren dat de huidige verdeelsystematiek niet voor alle monumenten even goed werkt. Zoekend naar een oplossing heeft de raad zich gebogen over de vraag in hoeverre elk monument, of elke eigenaar, gelijk behandeld moet worden als het om financiële ondersteuning gaat. Met andere woorden: moet een arme landgoedeigenaar voor de instandhouding van zijn buitenplaats meer subsidie krijgen dan een rijke? Het zou de inzet van geld misschien (tijdelijk) doelmatiger maken, maar ons antwoord op de vraag is: nee. De raad is er geen voorstander van om inkomenspolitiek te verweven met instandhoudingssubsidies.

Ongelijkheid speelt echter ook bij de monumenten zelf, vooral regionaal zijn de verschillen groot. In Amsterdam is door de enorme vraag naar ruimte nagenoeg alles rendabel te krijgen en is de noodzaak voor subsidie kleiner dan in bijvoorbeeld Friesland, Groningen of Drenthe. In deze gebieden met een lage economische druk, waar de ruimtebehoefte ‘nul’ is, is financiering voor instandhouding of herbestemming moeilijk voor elkaar te krijgen. De woningwaarde is hier laag, de woonhuismonumenten staan ‘onder water’ en bij leeninstrumenten is de waardering van het onderpand cruciaal. Dat betekent dat goede plannen hier vaak niet kunnen worden gerealiseerd, omdat er te weinig privaat vermogen beschikbaar is. Hoewel de plannen misschien economisch niet interessant zijn en niet voldoen aan de voorwaarden die het Rijk stelt, kunnen zij wel zorgen voor een goede of vernieuwende omgang met erfgoed, een economische impuls geven, of een maatschappelijke of culturele functie als broedplaats vervullen. Op dit moment zijn alleen fondsen bereid hun nek uit te steken voor dit soort projecten, op voorwaarde dat ze kwaliteit hebben.


Joods Werkdorp Wieringermeer
In de polder Wieringermeer ligt het voormalige Joods Werkdorp Nieuwe Sluis. Het bestond van 1934 tot 1941 en werd door de bewoners zelf gebouwd. De inwoners van dit dorp waren aanvankelijk vooral joodse vluchtelingen uit Oostenrijk en Duitsland. De Nederlands Joodse gemeenschap nam het initiatief, zorgde voor het geld en regelde 52 hectare pachtgrond in de juist drooggelegde polder.

In 1934 werd het werkdorp geopend. In het dorp, op zionistische grondslag opgezet, kregen jongens een scholing tot ambachtsman of boer en de meisjes een opleiding in de landbouw en huishouding. Daarnaast kregen de bewoners les in ‘Palestinakunde’: Palestijnse geografie, joodse geschiedenis en Hebreeuws. Na de capitulatie van Nederland op 14 mei 1940 veranderde alles. Meer dan de helft van de toenmalige 400 bewoners kwam uiteindelijk om in de concentratiekampen. 45

Het voormalige gemeenschapsgebouw en het bijbehorende terrein zijn beide rijksmonument. Na de Tweede Wereldoorlog werd er een proefboerderij van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek gevestigd, maar inmiddels staat het al jaren leeg en mislukken pogingen om het gebouw een nieuwe bestemming te geven steeds, omdat een duurzame financiering niet rondkomt. Niemand lijkt te twijfelen aan de bijzondere cultuurhistorische waarde van het gebouw, maar de private bijdrage blijkt (naast de subsidie) niet voor elkaar te krijgen. Nadat een initiatief voor een tentoonstellingsruimte strandde, is nu een stichting van plan het rijksmonument te verwerven, te restaureren en er een multifunctioneel en -cultureel centrum op te richten.

De raad vraagt zich af of er in het financiële stelsel ruimte voor differentiatie gecreëerd kan worden. Want uit maatschappelijk of cultureel belang kan het wenselijk zijn om niet met elk monument gelijk om te gaan, maar meer te differentiëren. Het leenstelsel als basis van de instandhouding zou voor elk monument gelijk kunnen zijn, maar de subsidies afhankelijk van de locatie van het monument. De raad is voorstander van meer differentiatie en meer maatwerk, waarbij kwaliteit zwaarwegender zou moeten zijn bij de bepaling van de financiering. De toetsing op de kwaliteit van beheer, behoud en ontwikkeling bij de toekenning van monumentensubsidies moet dan wel verbeterd te worden, want die vindt nu nauwelijks plaats. De raad adviseert de mogelijkheden hiertoe verder te onderzoeken.

De raad meent dat bij instandhouding van monumenten van nationaal belang ook mee zou moeten wegen welk verdienpercentage redelijkerwijs gehaald zou kunnen worden, daarbij rekening houdend met bepaalde type monumenten in bepaalde regio’s. Met het ene monument is eenvoudiger geld te verdienen dan met het andere. Zo profijtelijk als gebouwde monumenten in gebieden met een hoge economische druk kunnen zijn – vooral woonhuismonumenten, die vaak ook nog in appartementen kunnen worden opgesplitst – zo is het verdienvermogen voor veel andere typen monumenten nihil. Bij groene of archeologische monumenten bijvoorbeeld vindt er nauwelijks waardecreatie plaats en hun economische toegevoegde waarde is minder duidelijk dan bij gebouwde monumenten. Ze zijn zelden rendabel te krijgen, terwijl de investering om de tuin of landgoed in goede staat te houden groot is. 46 47

Wanneer er rekening gehouden wordt met verdienpercentages zou een uitkomst kunnen zijn dat bijvoorbeeld groen erfgoed en archeologie categorieën monumenten zijn, die onmogelijk zonder subsidie in stand kunnen worden gehouden. Of dat monumenten in gebieden met een lage economische druk voor hun instandhouding extra subsidie nodig hebben. Het zoeken naar een financieringssystematiek die met allebei rekening houdt, heeft onze voorkeur. Dat zou naar voorbeeld kunnen van de Regeling Vermindering Verhuurderheffing, waar de differentiatie die we voorstaan met een vergelijkbare achterliggende gedachte is toegepast.

Regeling Vermindering Verhuurderheffing
De Regeling Vermindering Verhuurderheffing was een regeling van het ministerie van BZK die een herverdelend effect binnen de verhuursector als doel had. Zo’n herverdeling past in de gedachte dat de beschikbare financiële draagkracht niet altijd beschikbaar is op de plekken waar de grootste maatschappelijke behoefte is. Deze regeling moest daarin meer balans brengen en richtte zich op de aanpak van urgente maatschappelijke opgaven. 48

De regeling was bedoeld voor verhuurders met meer dan 50 huurwoningen (onder liberalisatiegrens), dus met name corporaties (die bezitten overigens ook rijksmonumenten). De heffingsvermindering gold voor de (ver)bouw van woningen in Rotterdam-Zuid, transformatie van kantoren tot huurwoningen in heel Nederland en de sloop van huurwoningen in krimpgebieden en Rotterdam-Zuid. De regeling is op 1 juli 2018 wegens succes gestopt, omdat de grens van het beschikbare bedrag van 698,5 miljoen euro was bereikt.

Andere beleidsterreinen

Voor een bredere financiële basis bij het Rijk heeft de raad gekeken of er financiën te verkrijgen zijn uit andere beleidsterreinen dan cultuur. Is het bijvoorbeeld mogelijk om gebruik te maken van financiering met een economisch doel (erfgoed als economische trekker), natuurbehoud of bedoeld voor de gezondheidszorg (erfgoed bevordert welzijn)? Bijkomend voordeel is dat hierdoor erfgoed bij meer en andere actoren/ministeries/bestuurslagen op de agenda komt te staan.

De opmerking gaat dus verder dan financiën, want ook beleidsmatig zal er samenwerking gezocht moeten worden. In het kader van de duurzaamheidsopgave is er een directe link met het ministerie van EZK. Klimaatadaptatie en krimp zijn een link met het ministerie van BZK. De raad roept op tot een nauwere samenwerking en is er een voorstander van dat het Rijk probeert de condities te creëren zodat gebruik kan worden gemaakt van financiën uit andere beleidsvelden. Dit kan helpen bij de aankomende Omgevingswet en omgevingsvisies. Ook het recente advies van de raad over financiering van cultuur gaat hierop in.


Aanbevelingen

  • De raad adviseert het ministerie van OCW de mogelijkheden te onderzoeken om ruimte voor differentiatie in het financiële stelsel te creëren. Dit hangt samen met het zoeken naar een financieringssystematiek die rekening houdt met een differentiatie tussen regio’s met een hoge en een lage economische druk.
  • De raad adviseert het ministerie van OCW en het NRF de verdere mogelijkheden te verkennen om het NRF tot hét financieel expertisecentrum in de erfgoedwereld te ontwikkelen, waar zich alle kennis concentreert rond bijvoorbeeld de financiering van verduurzaming en herbestemming van monumenten; voor interieurs en kerken, voor een onrendabele top en dat allemaal voor zowel rijks- provinciale als gemeentelijke monumenten.
  • De raad adviseert het ministerie van OCW te verkennen op welke wijze het budget dat bestemd is voor instandhouding van archeologische monumenten het meest doelmatig kan worden ingezet.
  • De raad adviseert te verkennen hoe de toekomstige rol van provincies in het erfgoedbestel verder versterkt kan worden en hoe het kennisniveau in alle provincies op peil te krijgen is. Hij spoort de ministeries van OCW, BZK, RCE, IPO en VNG aan de samenwerking hierin te versterken.
  • De raad wil gemeenten uitdagen na te gaan welke bijdrage – anders dan financiële middelen – er geleverd kan worden aan de instandhouding van monumenten.
  • De raad roept het ministerie van OCW op tot een nauwere samenwerking met de ministeries van BZK en EZK. Dit met het oog op een stevige inhoudelijke samenwerking en om gebruik te kunnen maken van financiën uit andere beleidsvelden.

Monumenten kopen biedt mooi alternatief op steeds krappere woningmarkt.
restauratiefonds.nl

Stad en Land.
CPB Bijzondere
Publicatie 89.
Den Haag/Utrecht, 201o

Historic Amenities and Housing Externalities.
Evidence from The Netherlands Tinbergen Institute.
Koster, H.R.A.,
Rouwendal, J., 2015

Voor elke bestede euro in de vorm van subsidies, hypotheken en fiscale maatregelen in de periode 1995 – 2009 kreeg het Rijk via belastingen direct 0,97 euro terug. Een macro-economische doorrekening door het Centraal Planbureau leerde dat uiteindelijk van elke euro die de overheid investeerde 1,50 euro terugvloeide.
In: Investeren in Monumenten 2010.
Nationaal Restauratiefonds

Gisteren vandaag.
Erfgoedbelangstelling en erfgoedbeoefening.
Het culturele draagvlak,
nr. 15.
Broek, A. van den,
Houwelingen, P., 2015

Van gemeenten laat de geldstroom zich minder goed in kaart brengen. Het aantal monumenten en oppervlakte stads- en dorpsgezichten telde mee bij de uitkering uit het Gemeentefonds.

De circa 180 miljoen euro op jaarbasis: fiscale aftrek 57 miljoen euro, Sim 49,7 miljoen euro, Rfh 24,5 miljoen euro, Provinciefonds 20 miljoen euro, Rfh+ 19,6 miljoen euro, Erfgoed en Ruimte 8 miljoen euro, + overige.
In: Samenhangende evaluatie van het financiële stelsel voor monumentenzorg.
Ecorys, 15 januari 2018

De 95 miljoen is in 2018 door het kabinet 34 miljoen euro bestemt voor de restauratie van 27 rijksmonumenten, groot onderhoud aan 50 molens en voor de toegankelijkheid van mobiel erfgoed.

Voor de Duurzaamheidslening en de verhoging van de Restauratiefonds+hypotheek.

In totaal is 6,2 miljoen euro voor het programma maritiem binnenland beschikbaar, waaronder ook voor verstoring als gevolg van natuurlijke processen.

Op 10 november 2018 is de samenwerkingsafspraak ‘Nationale aanpak kerken’ getekend tussen ministerie OCW met provincies, gemeenten, kerkeigenaren en verschillende erfgoedorganisaties.

Onder meer door rapporten van het Nationaal Contact Monumenten (In de steigers, Uit de steigers) kwam in de jaren negentig van de vorige eeuw het besef dat de restauratie­achterstand (inmiddels opgelopen tot 40 procent) niet meer door particulieren alleen weggewerkt kon worden en er flinke investeringen vanuit het Rijk nodig waren.

Kamerbrief minister
van OCW.
Aanbieding reactie op schriftelijke vragen over uitvoering van motie Geluk-Poortvliet.
9 oktober 2018.

In 2018 heeft de RCE 1744 subsidieverzoeken ontvangen en alle ontvankelijke aanvragen konden net als in 2017 (toen voor het eerst) worden gehonoreerd. In 2017 was het budget 49,7 miljoen euro.

Gesprekken en expertmeeting Financiering 22 september 2017.

In maart 2019 is de herbestemmingssubsidie bekendgemaakt. Er was 2,4 miljoen euro beschikbaar. 267 verzoeken (van de 393) voor herbestemmings­onderzoek werden gehonoreerd. Voor de wind- en waterdicht­regeling werden van de 19 aanvragen 14 toegekend.
cultureelerfgoed.nl

Narekenen met monumenten; Actualisering effecten van investeren in monumentenzorg.
R.C.D. Berndsen, et al, 2010

nwo.nl

De Belastingdienst en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voeren samen de Natuurschoonwet uit.

De woonhuissubsidie geldt alleen voor de rijksmonumenten met een woonfunctie, inclusief de daartoe behorende en aan die woonfunctie verbonden tuin.

Per 2012 werd de Geefwet ingevoerd, die schenkers van giften aan culturele instellingen met de ANBI-status fiscaal voordeel biedt. In het regeerakkoord is vastgelegd dat de Geefwet ook de komende jaren van kracht blijft.

Bijdrage Mobiel Erfgoed.
mondriaanfonds.nl

Ontwerpprogramma Erfgoed en Ruimte.
stimuleringsfonds.nl

Ruimte voor erfgoed.
IPO-rapport, 2017

Overzicht provinciale restauratieregelingen.
www.monumenten.nl

Gemiddeld per jaar 2012 – 2017. Dit is exclusief inleg in revolverende fondsen, musea en streektaal.
Ruimte voor erfgoed.
IPO-rapport, 2017

Ruimte voor erfgoed.
IPO-rapport, 2017

Jaarverslag 2016.
Prins Bernhard Cultuurfonds, 2017

Op rijksniveau staan de subsidies voor cultuur, de functie in het gebouw en ruimtelijke ordening los van elkaar. Bij de provincie staan deze beleidsterreinen meestal dichter bij elkaar, al is het omdat een persoon meerdere dossiers beheert.

restauratiefonds.nl

Bij elke ontwikkeling in de ruimtelijke ordening wordt door het bevoegd gezag bekeken of er eisen ten aanzien van archeologie gesteld moeten worden. Is er een kans op archeologische vondsten, dan is een waardestellend rapport verplicht. Daaruit volgt een besluit: is het niet behoudenswaardig, dan geen onderzoek en opgraving, is het wel behoudenswaardig, dan planaanpassing, een begeleiding of een opgraving.

Het het fonds stelde in 2017 in totaal 29 miljoen euro aan de Cultuurfondsen beschikbaar.

Jaarverslag 2016.
Prins Bernhard Cultuurfonds, 2017

De BankGiro Loterij is onderdeel van Novamedia/Postcode Loterijen, de grootste actieve fondsenwerver ter wereld. Op de ‘City A.M. Charity Index 2016’ van grootste donoren ter wereld (in absolute bedragen) staan ze met 613 miljoen euro op nummer 3, achter de Bill & Melinda Gates Foundation (VS) en de Wellcome Trust (Verenigd Koninkrijk).

Vereniging Hendrick de Keyser (jaarlijks 1,2 miljoen euro), BOEi (jaarlijks 500.000 euro), De Hollandsche Molen (jaarlijks 400.000 euro) en Kasteel de Haar (jaarlijks 72.000 euro).
Jaarverslag 2017,
bankgiroloterij.nl

In dit verband is ook een Europese uitwisseling voorzien. De Europese Commissie zal in 2020 en 2021 twee workshops organiseren om alternatieve bronnen van financiering te onderzoeken voor cultureel erfgoed.
data.consilium.europa.eu (pdf)

Van de ruim 40.000 gebouwen die in Frankrijk als historisch monument staan geregistreerd, verkeert een kwart in slechte staat, waarbij vijf procent als vervallen wordt beschouwd. De Franse staatsloterij heeft vanaf september 2018 12 miljoen krasloten verspreid en heeft daarmee circa 14 miljoen euro binnengehaald voor restauraties.
Krassen tegen het verval.
in: de Volkskrant,
Kool, D., 6 juni 2018

stadsherstel.nl

Erfgoedmonitor

De afgelopen jaren ging Dartagnans een partnership aan met Adopte un Chateau.
A web of angels.
in: World of Interiors.
pagina 176, Romain Delaume, maart 2018
dartagnans.fr

Voorlichting, educatie, participatie, experimentele projecten, toegankelijkheid of anderszins worden overgelaten aan de sector zelf.

Dat is ook het beeld dat naar voren komt bij de expertmeeting ‘Financiering’,
22 september 2017.

De provincie Noord-Holland vraagt bij subsidieaanvragen het hele plan van aanpak inclusief financiën, om zelf te kunnen beoordelen welk deel onrendabel is.

Het Prins Bernhard Cultuurfonds stelt soms voor een project groter aan te pakken, om een kwalitatief beter plan te krijgen, en wil dan als fonds met een groter bedrag steunen.

joodsamsterdam.nl;
joodswerkdorpslootdorp.nl

Voor NSW-landgoederen geldt bijvoorbeeld de verplichting het publiek toegankelijke landgoed veilig voor bezoekers te maken.

Om een landgoed toch rendabel te maken zoeken eigenaren regelmatig de oplossing in de bouw van nieuwe woningen op het terrein. Die kunnen zij verkopen met behoud van de ondergrond. Dit hoeft niet slecht te zijn, maar is wel ingewikkeld vanwege de spanning tussen vernieuwing en ontwikkeling enerzijds en instandhouding en behoud van het karakter anderzijds.

Minister Ollongren in brief aan de Tweede Kamer, 16 april 2018. De minister geeft verder aan dat op dit moment een nieuwe heffingsvermindering ten behoeve van verduurzaming wordt uitgewerkt, conform het regeerakkoord.

Erfgoed en Financiering