Over het belang van geletterdheid

Toen Eline Vere met behulp van morfinedruppels een eind aan haar leven had gemaakt, was heel Den Haag in rep en roer. De lezers hadden zo meegeleefd met haar tragische historie, die in afleveringen in de krant Het Vaderland was verschenen, dat het hen toescheen alsof er een intieme vriendin was heengegaan. Beroemd is de anekdote dat Hagenaars elkaar daags na het droeve eind van hun heldin in de paardentram toefluisterden: ‘Heb je het gehoord? Eline is overleden…’ 1

Het is een sprekend voorbeeld van wat de verbeelding vermag. Mits doeltreffend aangewend, kan zij de lezer tijdelijk in een andere wereld laten geloven, ze kan emoties bespelen en waarnemingen vertroebelen. Dit vermogen de lezer aan het denken te zetten, te prikkelen en te schokken wordt al eeuwen onderkend – en leidde ertoe dat romans werden gecensureerd of zelfs verboden. Maar sinds een aantal jaren is ook wetenschappelijk vastgesteld dat het lezen van literatuur mensen daadwerkelijk verandert, op het vlak van onze opvattingen, van onze sociale cognitie en ons geestelijk en fysiek welzijn. 2

In de eerste plaats vergroot lezen de woordenschat en de leesvaardigheid. Dat wordt de ‘positieve leesspiraal’ genoemd: wie al jong begint met lezen wordt taalvaardiger, gaat lezen leuker vinden en gaat het daarom weer vaker doen. Wie leest, ontwikkelt bovendien empathische vermogens: het dwingt de lezer zich in een andere denkwereld, een ander gevoelsleven te verplaatsen. En andere producten van verbeelding dan? Wie naar een film kijkt, leeft ook mee met een ander personage. Dat mag zo zijn, maar uit onderzoek blijkt dat boekenlezers actiever en effectiever worden betrokken bij de innerlijke wereld van de personages dan filmkijkers of gamers. 3

Maar de effecten van lezen reiken nog verder. Er bestaat een sterk verband tussen een geringe leesvaardigheid en werkloosheid, lage lonen en beperkte carrièrekansen. Leesvaardigheid draagt bij aan de groei van het Bruto Nationaal Product. 4 Laaggeletterdheid brengt ook gezondheidsrisico’s met zich mee. 5 Om al die redenen vinden we het van het grootste belang dat iedere Nederlander geletterd is. Dat hij of zij toegang heeft tot boeken, en in staat en bereid is die tot zich te nemen.

Op die punten zijn er grote zorgen. Het aantal leesuren onder Nederlanders neemt al jaren af. In 1975 lazen we nog gemiddeld 6,5 uur boeken per week, in 2011 was dat gedaald naar 2,5 uur. 6 Die daling is sindsdien doorgezet. Uit een groot tijdsbestedingsonderzoek blijkt dat de totale leestijd van volwassen Nederlanders (op scherm en papier) is afgenomen tot 37 minuten per dag. Een afname ten opzichte van 2013, toen we 5 minuten langer lazen. Het gaat in dit onderzoek behalve over boeken ook over het lezen van kranten, tijdschriften, boeken en folders. Het lezen van social media, mail of WhatsApp-berichten wordt niet meegerekend. De daling wordt, aldus de onderzoekers, veroorzaakt doordat minder mensen lezen. De leestijd van degenen die wel lezen loopt dus niet terug. ‘Het is niet zo dat mensen steeds minder lezen, maar wel dat steeds minder mensen lezen.’ 7

Het begint allemaal met het kweken van leesplezier. De inbreng van een bevlogen docent of een enthousiaste bibliothecaris is hier cruciaal. De letterensector heeft behoefte aan dit soort ambassadeurs, die jonge mensen kunnen overtuigen van de schoonheid en kracht van de letteren, in al hun verschijningsvormen. Maar zowel in het onderwijs als in de bibliotheek zijn steeds minder tijd en middelen beschikbaar om lezen en literatuur de aandacht te geven die het verdient.

Ook de beschikbaarheid van de boeken zelf staat onder druk. Het netwerk van bibliotheken en boekhandels is de afgelopen jaren minder fijnmazig geworden. Dat heeft op sommige plekken in het land onherroepelijk geleid tot een verschraling van het aanbod. De gevolgen laten zich raden. Een recent SCP-rapport luidt de noodklok over het leesgedrag van met name jongeren. Bij de tieners daalde het aandeel lezers van 65 naar 40 procent en bij de jongvolwassenen (20-34 jaar) van 87 naar 49 procent. Overigens stellen de onderzoekers ook vast dat jongeren (tot 34 jaar) steeds minder van papier lezen, ten faveure van het beeldscherm. 8

Tegelijkertijd zien we een toename van het percentage laaggeletterden onder jongeren. Van alle Nederlandse 15-jarigen was in 2015 17,9 procent laaggeletterd. Vooral op de praktische onderwijsniveaus bevinden zich veel laaggeletterde leerlingen: van alle leerlingen binnen de leerweg vmbo-kader is 35 procent laaggeletterd, van alle leerlingen binnen de leerweg vmbo-basis zelfs 62 procent. 9

Zo groeit in Nederland de kloof tussen hooggeletterden en laaggeletterden. Dit is een zeer problematische ontwikkeling, die vraagt om een intensivering van het leesbevorderingsbeleid. Voordat we in dit advies kijken naar de letterensector in al zijn veelkantigheid, willen we dit onderstrepen: zonder een gedegen aanpak van ontlezing en laaggeletterdheid zullen uitgeverijen en boekhandels, bibliotheken en festivals zich moeten heroriënteren op hun toekomst. De wil en het vermogen te lezen gaan aan alles vooraf.

Dit advies is als volgt opgebouwd. In het eerste deel trachten we de letterensector gedetailleerd te beschrijven met behulp van cijfermateriaal en data.
In het tweede deel volgt de analyse van de voornaamste ontwikkelingen in de sector, gekoppeld aan beleidsaanbevelingen. Ten slotte zullen we in het derde deel alle losse adviezen bundelen in een viertal hoofdaanbevelingen.


 

Louis Couperus.
Bastet, F.L.
1987, p. 123

Wat doet het boek?
Stichting Lezen, 2017

Rapportage Boekenbranche.
Stichting Marktonderzoek Boekenvak, GfK, 2016

International Adult Literacy Survey.
Statistics Canada, 2004

Kernvaardigheden in Nederland.
ECBO, 2012

Media:Tijd in beeld.
SCP, 2015

Een onderzoek van SCP en NPO en nog een aantal onderzoeksbureaus op het gebied van mediagebruik.
Media:Tijd in kaart.
SCP, 2016

Lees:Tijd.
SCP, 2018

Resultaten PISA-2015.
Cito, 2016

Voorwoord Over het belang van geletterdheid