Aanbevelingen

In de eerste twee delen van dit advies hebben we een veelheid van onderwerpen behandeld. We hebben geprobeerd de recente ontwikkelingen te duiden over de volle breedte van het letterenveld: van de schrijver, uitgever, boekhandelaar, bibliothecaris en leesbevorderaar tot de literaire programmamaker. Nu plaatsen we een accolade om al deze deelonderwerpen. Zo komen we, op basis van de voorgaande analyse, tot de volgende vier hoofdaanbevelingen.

1. Investeer in lees- en literatuuronderwijs en de bestrijding van laaggeletterdheid

Waar de letterensector herstellende is na een periode van tegenslagen, knaagt er aan de wortels van de sector een fundamenteel probleem dat wellicht een grotere bedreiging vormt dan bezuinigingen en teruglopende omzetten. En dat is, om het in economische termen uit te drukken, de uitval aan de vraagzijde. Er zijn domweg steeds minder mensen die kunnen en willen lezen. Op termijn kan dit niet goed blijven gaan.

Voor iedere burger zijn geletterdheid, leesvaardigheid en mediawijsheid van levensbelang. Het kunnen lezen van formulieren en (digitale) brieven, van nieuwsbronnen, opiniestukken en wetsartikelen, maar ook van verhalen en romans is een basisvoorwaarde voor volwaardig burgerschap, om nog te zwijgen van een goede schrijfvaardigheid. Dat een kleine 2 miljoen (volwassen) Nederlanders laaggeletterdheid zijn, is dus een majeur maatschappelijk probleem. Intensivering van het beleid dat laaggeletterdheid tegengaat, is noodzakelijk.

Voor de ontlezing geldt hetzelfde. Kinderen aan het lezen krijgen en jongeren aan het lezen houden, blijkt steeds lastiger. Dit vraagt om beleid met een lange adem. Het programma Kunst van Lezen is succesvol gebleken en verdient een perspectief op langetermijn-financiering. De Bibliotheek op School (BoS), dat hiervan deel uitmaakt, is een belangrijke stimulans om kinderen aan het lezen te krijgen. Maar op onderdelen functioneert de BoS nog niet optimaal. Op dit moment achten wij de rol van de leesconsulent in het kader van de BoS bijvoorbeeld nog te mager, ook in vergelijking met de praktijk in de Angelsaksische landen.

Daarnaast zien we dat er grote regionale verschillen zijn in de wijze waarop bibliotheken invulling geven aan de BoS, en aan andere activiteiten ter bestrijding van ontlezing en laaggeletterdheid. Dit betekent dat niet iedereen in gelijke mate toegang heeft tot kennis en informatie. Meer middelen voor een effectieve landelijke uitrol van de BoS zouden die verschillen kunnen wegnemen.

Het is ons duidelijk gebleken dat de oplossing voor deze complexe problematiek van ontlezing gelegen is op het snijvlak van cultuur en onderwijs. Dit vereist meer samenwerking tussen de beleidsmakers en instellingen op deze gebieden. Die samenwerking zou vorm moeten krijgen in een tweemaandelijks ‘Leesoverleg’. De ‘Leescoalitie’ vormt hiervoor een mooie basis, maar zou uitgebreid moeten worden met vertegenwoordigers van fondsen, het onderwijs, de wetenschap en andere stakeholders zodat het hele letterenveld wordt bestreken, conform het gemeenschappelijke ‘Boekenoverleg’ in Vlaanderen. Een vertegenwoordiger namens het Rijk zou dit overleg moeten voorzitten.

Er worden al veel leesbevorderingsinitiatieven ontplooid, maar de effectiviteit ervan blijft vooralsnog, gelet op het dalende aantal vrijetijdslezers, achter bij de doelstellingen. Kennelijk is het beleid nog niet effectief genoeg. Bovenaan de agenda van dit ‘Leesoverleg’ zou dus moeten staan hoe de effectiviteit omhoog kan. Vanuit de wetenschap moet hiernaar onderzoek verricht worden, vanuit het Rijk moet het beleid hierop aangepast worden.

Voor het Rijk betekent dit:

  • Bevorder de leesvaardigheid en de leesbereidheid. Het programma Tel mee met Taal, dat zijn effectiviteit bewijst, moet over een langere periode worden voortgezet.
  • Instellingen die zich inzetten voor lees- en literatuureducatie, zoals De Schoolschrijver, verdienen structurele ondersteuning.
  • Zorg voor continuïteit in het leesbevorderingsprogramma Kunst van Lezen en creëer financiële ruimte voor het intensiveren van de interventies BoekStart en de Bibliotheek op School.
  • Investeer fors in onderzoek naar de effectiviteit van leesbevorderende interventies en naar succesvolle interventies in andere landen, en pas het beleid hierop aan. Neem het initiatief tot een tweemaandelijks ‘Leesoverleg’ met vertegenwoordigers van fondsen, onderwijs en wetenschap en brancheorganisaties.
  • Win advies in bij de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad hoe de ontlezing een halt kan worden toegeroepen. Onderzoek hoe het onderwijs effectiever methoden kan ontwikkelen om leesvaardigheid en leesplezier te bevorderen.

Voor de instellingen betekent dit:

  • Sla de handen ineen met een tweemaandelijks ‘Leesoverleg’ en zorg dat dit netwerk een sturende rol krijgt in het onderling afstemmen van leesbevorderende initiatieven en onderzoek.

2. Bevorder de pluriformiteit en inclusiviteit van de letteren

Een pluriform aanbod is een van de doelen van het rijkscultuurbeleid. Op die manier kunnen alle bevolkingsgroepen zich aangesproken voelen en als volwaardige burgers aan de maatschappij deelnemen. De letteren vervullen hier een speciale rol, omdat zij de lezer in staat stellen de werkelijkheid door vreemde ogen te aanschouwen, en zo een wezenlijk ander perspectief te ontwikkelen.

De raad constateert dat de culturele diversiteit van het boekenaanbod nog altijd achterblijft bij die van de bevolking. Wat daarvan ook de oorzaak is, de sector als geheel moet die handschoen opnemen en zorgen voor meer diversiteit in het aanbod. Voor uitgevers betekent dit een acquisitiebeleid met meer oog voor een veelkleurig leespubliek, voor de fondsen een andere samenstelling van de beoordelingscommissies, voor de instellingen meer focus op talentontwikkeling binnen de diverse bevolkingsgroepen.

Daar staat tegenover dat we met genoegen constateren hoe spoken word en poetry slam zich tot volwaardige literaire genres ontwikkelen. Gezien het cultureel diverse publiek dat hier wordt bereikt, ligt het in de rede om deze genres structureel in de sector te verankeren.

In een goed functionerende democratie zijn de voorwaarden geschapen die een divers boekenaanbod garanderen. De Wet op de Vaste Boekenprijs is er zo een. Toch zien we dat het experiment in de letterensector in het gedrang is. De raad pleit voor een continuering van de wet, waarbij wordt aangetekend dat de sector doordrongen moet blijven van de culturele spilfunctie die hij vervult.

In ons advies bij de tweede evaluatie van de wet in 2014 stelden wij vast dat er behoefte was aan systematisch verzamelde bedrijfseconomische data. De komst van een kenniscentrum moest daarin verandering brengen, om zodoende inzicht te krijgen in het functioneren van de Wet op de Vaste Boekenprijs. Dit leidde tot de oprichting, in 2015, van KVB Boekwerk. Naar ons inzicht heeft dat zijn nut sindsdien goed bewezen.

Voor Het Rijk, de decentrale overheden en de fondsen betekent dit:

  • Continueer de Wet op de Vaste Boekenprijs. We hebben tot ons genoegen geconstateerd dat de minister in haar ‘tussentijdse rapportage vaste boekenprijs’ (20 december 2017) de intentie tot behoud van de wet al heeft uitgesproken.
  • Continueer de bijdrage aan KVB Boekwerk.
  • Houd bij de samenstelling van personeelsbestand en beoordelingscommissies meer rekening met de culturele diversiteit van de leden.
  • Geef spoken word- en slam poetry-festivals en -organisaties een vastere plek in het literaire landschap, met name bij de subsidietoekenning. Stimuleer dit in de verschillende regio’s.

Voor uitgeverijen, boekhandels en festivals betekent dit:

  • Blijf je bewust van je taak als hoeder van de cultuur in deze hybride sector. Het in stand houden van een divers en pluriform boekenaanbod is onlosmakelijk verbonden aan de uitzonderingspositie die de Wet op Vaste Boekenprijs de sector verleent.
  • Blijf KVB Boekwerk ondersteunen.
  • Heb nog meer oor voor stemmen uit andere culturen bij uitgeven, verkopen, programmeren en talentontwikkeling.

3. Zorg dat iedere Nederlander onbelemmerd toegang heeft tot de culturele producten van de letterensector

Niet alleen moeten burgers over leesvaardigheden beschikken, ook hebben zij in gelijke mate recht op toegang tot de kennisbronnen. De ‘aanrijtijd’ tot boekhandels en bibliotheken zou nergens in Nederland groter mogen zijn dan de aanrijtijd tot een bakker of supermarkt. Kennis, informatie en de schone letteren vormen net zo goed een eerste levensbehoefte: voedsel voor de geest.

Cruciaal is dus het in stand houden van een fijnmazig netwerk van boekhandels en bibliotheken. De laatste jaren zien we steeds grotere gaten vallen op de letterenkaart van Nederland. Boekhandels kunnen zich moeilijker handhaven in winkelgebieden. De raad adviseert de gemeentelijke overheden om in gesprek te gaan met de retail-brancheorganisaties en te onderzoeken hoe het vestigingsklimaat van winkels met een cultureel profiel bevorderd kan worden. Deze winkels zouden een prominente rol kunnen spelen als plek om te lezen en te ontmoeten binnen een landelijk programma dat is gericht op leesbevordering en andere culturele doelen.

Ook zien we een toenemend aantal gemeenten zonder bibliotheekvoorziening, in de zin van de Bibliotheekwet. Voor een deel is dit het gevolg van bezuinigingen, die in sommige gemeenten hebben geleid tot een verschraling van het cultuuraanbod. De raad roept gemeenten op hun verantwoordelijkheid te nemen en zorg te dragen voor een bibliotheek met een breed en kwalitatief hoogwaardig boekenaanbod, zodat de witte vlekken in het bibliotheeklandschap worden teruggedrongen.

We krijgen signalen dat de functies in de Bibliotheekwet niet overal naar behoren worden ingevuld. We beseffen dat de invulling een zoektocht is, gezien de schaalverschillen tussen de diverse gemeenten. Maar als er geen eenduidig beleid ontwikkeld en uitgevoerd wordt, voorzien wij een uitholling van de functies van de openbare bibliotheek. Daarom moet er bij de evaluatie van de Bibliotheekwet in 2019 door het Rijk speciale aandacht uitgaan naar de wijze waarop bibliotheken invulling geven aan de functies, zowel op het niveau van de organisaties als op dat van de afzonderlijke vestigingen binnen die organisaties.

In het veranderende bibliotheekveld is de positie van de bibliothecaris cruciaal. Idealiter is hij of zij een duizendpoot die lezers adviseert, niet-lezers motiveert, NT1, NT2 en digitale vaardigheden doceert en literaire avonden organiseert en modereert. Op dit moment is het niet duidelijk welke partij verantwoordelijk is voor de sturing op kwaliteit van de opleidingen. Mede daardoor hebben opleidingen op hbo- en wo-niveau kunnen verwateren en is een wildgroei van kortdurende cursussen en opleidingen ontstaan.

Voor het Rijk betekent dit:

  • Maak duidelijke afspraken met gemeenten hoe de bibliotheekvestiging op zinvolle wijze invulling kan geven aan de functies in de Wsob.
  • Treed in overleg met VOB en KB en zorg dat helder wordt wie binnen de sector verantwoordelijk is voor de initiële opleiding en bijscholing van bibliothecarissen en de deskundigheidsbevordering van zij-instromers. Zie toe op spreiding en kwaliteit van (met name de hogere) opleidingen, in overleg met hbo- en wo-instellingen.

Voor gemeenten betekent dit:

  • Zorg voor naleving van de Wsob met een kwalitatief hoogwaardige bibliotheekvoorziening.
  • Onderzoek in overleg met retail-brancheorganisaties hoe winkels met een cultureel profiel zich gemakkelijker zouden kunnen vestigen binnen stedelijke winkelgebieden.

Voor de bibliotheken betekent dit:

  • Zorg in VOB-verband, in samenspraak met gemeenten en de KB, voor een erkende bibliothecarissenopleiding op hbo- of wo-niveau, of voor een overzichtelijk aanbod van erkende, gespecialiseerde cursussen.

4. Creëer optimale voorwaarden voor een eerlijke auteurshonorering

Zonder auteurs geen letterensector. Het auteursinkomen is de afgelopen jaren door verschillende oorzaken onder druk komen te staan. Deze situatie brengt het ecosysteem als geheel in gevaar.

Digitalisering heeft een nieuwe werkelijkheid geschapen. E-books worden verkocht, uitgeleend en illegaal doorgegeven, niet zelden zonder dat auteurs hiervoor een eurocent aan royalties krijgen. Het begint met de bewustwording dat het gratis verstrekken van tekstbestanden waarop auteursrecht berust, een strafbaar vergrijp is. Om dit onder de aandacht te brengen, zou een grootscheepse campagne tegen piraterij op poten moeten worden gezet.

Maar ook de sector zelf heeft hier een verantwoordelijkheid. Auteurs en vertalers kiezen steeds vaker een ander carrièrepad, omdat zij van de pen alleen niet langer kunnen rondkomen. Dit leidt uiteindelijk tot verschraling van het aanbod. Wij roepen uitgeverijen op om zo snel mogelijk de misverstanden over de honorering van de verkoop en uitleen van e-books op te lossen. Onder regie van OCW zouden alle betrokkenen met elkaar in gesprek moeten gaan om tot een vergelijk te komen.

Voor de leenrechtvergoeding geldt hetzelfde. Hierover bestaat veel onduidelijkheid in de royalty-afrekening. Met name de opbrengsten van de Bibliotheek op School geven nog te vaak aanleiding tot discussie, terwijl ook de honorering van auteurs uit abonnementsmodellen en de uitlening van e-books vaak ten onrechte achterwege blijft. Het ministerie van OCW mag op dit volgens de raad urgente dossier op stevige wijze de regie nemen.

Optredens op literaire podia worden belangrijker als alternatieve inkomstenbron. Geef festivals voldoende armslag om auteurs (én personeel) een fatsoenlijke vergoeding voor hun voorbereidende en uitvoerende werk te kunnen geven.

Voor het Rijk betekent dit:

  • Roep een periodiek overleg tussen partijen (Auteursbond, GAU, Stichting Leenrecht, VOB en KB) in het leven om duidelijkheid te scheppen over auteurshonoraria.
  • Bestrijd illegale downloads en maak het concept van intellectueel eigendom onderdeel van de lessen over mediawijsheid.
  • Intensiveer de ondersteuning van literaire festivals en optredens, en van de instellingen die deze mogelijk maken.

Voor de Auteursbond, de uitgeverijen, de Stichting Leenrecht, de VOB en de KB betekent dit:

  • Zorg dat er snel helderheid komt over de leenrechtvergoedingen.

Tot slot

In het veld van letteren en bibliotheken komen heel verschillende belangen en doelstellingen samen: cultuurpolitieke (toegankelijkheid, meerstemmigheid), economische (gezonde bedrijfsmatige exploitatie, passende honorering, geletterde werknemers) en maatschappelijke (taalbeheersing, sociale inclusiviteit, vrijheid van meningsuiting). Uit de vele gesprekken die zijn gevoerd, is het de raad duidelijk geworden dat alle betrokkenen het publieke belang van een bloeiende talige en geletterde cultuur een warm hart toedragen. Met onze analyse en aanbevelingen hopen we mede richting te geven aan de sector, om in de buurt te komen van het onverminderd nastrevenswaardige doel van een voor de volle honderd procent geïnvolveerde bevolking.

We begonnen dit advies met een citaat van Gerard Reve. We sluiten af met een verwant citaat van spoken word-artiest Derek Otte. Zo reiken de oude en nieuwe letteren elkaar de hand.

ondanks

alles

altijd

voorwaarts