De populariteit van dans
in Nederland
Dans leeft in de Nederlandse maatschappij. Veel mensen dansen: voor het plezier, als vrijetijdsbesteding, als sport. En veel mensen kijken naar dans: ze zetten de tv aan voor populaire dansprogramma’s, ze volgen dansartiesten op YouTube of ze bezoeken voorstellingen en shows in het professionele of amateurcircuit. Dans geeft een prettig gevoel, het geeft energie, het lucht op. De toegenomen aandacht voor gezond bewegen in alle levensfasen en voor expressieve en sociale vaardigheden in het onderwijs en in de zorg vergroten de zichtbaarheid van dans in de maatschappij. Lang niet elke dansliefhebber koopt een kaartje voor een voorstelling in het theater of op een festival, maar als we de rol van dans in de maatschappij eens goed bekijken, doemt een beeld op van de potentie van de dans dat veel hoopgevender is dan we tot nu toe hebben aangenomen, op basis van de kaartverkoop voor gesubsidieerd dansaanbod.
Heel Holland Danst
Nederlanders, jong en oud, zwart en wit, lenig en stijf; ze dansen wat af. Ze dansen op dansscholen, in clubs, op bruiloften, in sportscholen, op festivals. Het aantal Nederlanders dat in de vrije tijd geregeld danst in een dansschool of sportclub ligt naar schatting rond de
Dansverenigingen, dansscholen en dansworkshops in Nederland zijn talrijk. Uit recente cijfers van de Kamer van Koophandel blijkt dat het aantal (geregistreerde) dansscholen de afgelopen vijf jaar met
Veel sportscholen, culturele centra en particuliere docenten bieden danslessen aan. Van de mensen die dansen doet
Voor ieder is er wel een dansstijl: van stijldans tot breakdance, van volksdans tot salsa of flamenco, van ballet tot dans op rolschaatsen of ijsschaatsen, van paaldansen tot dansen in een rolstoel. De meeste dansvormen kennen hun eigen verenigingen (soms zelfs meer), wat het lastig maakt de totale vrijetijdsdans in kaart te brengen.
Optredens
Met de enorme bedrijvigheid in de vrijetijdsdans gaat ook een actieve voorstellingspraktijk gepaard;
Wedstrijden
Dans wordt van oudsher ook in wedstrijdverband beoefend. Getalenteerde Nederlandse dansers kunnen in Nederland en in het internationale circuit deelnemen aan talloze informele wedstrijden, van heel kleinschalig (tussen de leden van één dansschool) tot internationaal, op basis van vrije inschrijving door crews, duo’s en solodansers van alle leeftijden. Er zijn wedstrijden die zijn gericht op alle dansstijlen – urban, freestyle, jazz, ballet, modern, rolstoeldans en ga zo maar door – en de aantrekkingskracht schuilt er vaak in dat dansers hun entree mogen maken in professionele theaters, voor
Een bijzondere positie, ergens tussen de beroepsdanser in de podiumkunst en de amateurdanser bij de dansvereniging, neemt de wedstrijddanser in. Het Internationaal Olympisch
Hoewel de World Dance Sport Federation zich daarvoor wel heeft ingezet, is de danssport tot nu toe geen olympische medaillesport geworden. Wel is het een sport op de Wereldspelen (
Het onderscheid tussen profs en amateurs is in de traditionele wedstrijddans eerder vergelijkbaar met de situatie in bijvoorbeeld de wielersport, waar amateurs die door hun talent komen bovendrijven de keuze kunnen maken om prof te worden. In de wedstrijddans is ‘prof’ een categorie en duidt de term niet op een beroepsstatus; dansers betalen juist flink voor deelname aan (internationale) lessen en wedstrijden. Alleen wie er met de prijzenpot vandoor gaat of op basis van vele gewonnen prijzen wordt uitgenodigd om shows te komen geven, maakt kans iets aan het dansen te verdienen. Door de opkomst van vele andere dansvormen en de afname van het aantal jonge mensen dat voor stijldansen kiest, is het aantal deelnemers aan de wedstrijddans in Nederland de afgelopen decennia aanzienlijk afgenomen.
De NADB krijgt een kleine vergoeding van NOC*NSF. Vroeger kreeg deze bond ook wat geld om getalenteerde dansers te ondersteunen (‘topsportondersteuning’) maar sinds de lancering van haar nieuwe topsportagenda (
Om de belangen voor de dans beter te kunnen behartigen, streeft NOC*NSF er samen met de NADB naar om alle bonden voor verschillende stijlen (stijldans, streetdance, rolstoeldansen, salsa et cetera) te verenigen in één federatie. Tot op heden is dat echter
Aandachtspunten
Uit diverse onderzoeken en een veldverkenning die het LKCA specifiek voor dit sectoradvies uitzette onder professionals uit de danseducatie en de amateurdans, komen enkele knelpunten ten aanzien van de vrijetijds- en amateurdanssector herhaaldelijk naar voren.
Een eerste veelgenoemd knelpunt is een gebrek aan middelen en aan plekken/faciliteiten voor lessen, repetities en uitvoeringen. Van alle amateurdansers, bijna ongeacht of ze in een stedelijke of niet-stedelijke omgeving wonen, ervaart
Een tweede knelpunt waarmee de amateurdanssector zich geconfronteerd ziet, is het gebrek aan begeleiding en scholing van dansdocenten – gepaard aan de grote aanwas van (niet altijd geschoolde) docenten. Omdat dansdocent een onbeschermd beroep is en iedereen een dansschool kan beginnen of danslessen kan aanbieden, is er enerzijds sprake van een moordende concurrentie en anderzijds van een gebrek aan kwaliteit die zich moeilijk laat coördineren. Hiervan zijn goede, gekwalificeerde dansdocenten
Ten derde heeft het amateurdansveld op veel plekken in het land behoefte aan meer coördinatie, belangenbehartiging en kennisuitwisseling, juist ook om onder meer bovenstaande problemen te ondervangen. In het genoemde onderzoek van Kunstbalie liet de Noord-Brabantse amateurdanssector weten behoefte te hebben aan steun bij lobby, faciliteiten, juridische en inhoudelijke informatie, (bij)scholing van dansdocenten en festivals om het gemaakte werk te tonen. Voor Brabant zijn deze resultaten opgepakt door deDansPunt, sinds zestien jaar de koepelorganisatie voor de amateurdans in Noord-Brabant, en enkele partners, zoals Dansbelang
Er ligt een taak voor gemeenten en stedelijke cultuurregio’s om de basisvoorzieningen voor danseducatie en -participatie in kaart te brengen en deze infrastructuur waar nodig te verstevigen, rekening houdend met de eigen bevolkingssamenstelling en danscultuur. Hierbij is het niet alleen gewenst extra middelen beschikbaar te stellen, maar ook om te zorgen voor fysieke ruimtes die voldoende geoutilleerd zijn om er te kunnen dansen, wat eisen met zich meebrengt op het gebied van afmeting en veiligheid. De verschillenden belangenverenigingen in de sector roepen we op zich te bundelen en een gezamenlijke agenda op te stellen. Hierin kunnen afspraken en doelstellingen worden opgenomen met betrekking tot de omgang met ongekwalificeerde docenten en overige kwaliteitsbewaking, belangenbehartiging jegens overheden, kennisdeling met dansverenigingen en -scholen, vergroting van zichtbaarheid jegens leden/deelnemers en publiek, en samenwerkingsmogelijkheden met maatschappelijke en culturele partners
Dansen is gezond
Het mag duidelijk zijn: Nederland danst graag. Deze grote populariteit onder de Nederlandse bevolking is niet alleen een indicator voor een grote culturele belangstelling (en daarmee het domein van het ministerie van OCW, cultuurfondsen en cultuurafdelingen van gemeenten en provincies); de belangstelling voor dans is voor veel mensen ook sportief of sociaal gemotiveerd. Daarmee is dans ook een relevant aandachtsgebied voor de domeinen waarmee het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
In het voorwoord verwezen we al naar het onderzoek van Bryson en MacKerron, die vaststelden dat mensen hun geluksgevoel met
Ook de effecten van dans op de fysieke conditie zijn groot. Van de mensen die geregeld dansen voldoet
Met de toegenomen aandacht voor een gezonde levensstijl, en toenemend bewijs voor het effect van beweging op veroudering, hersenfuncties en mentale gezondheid, komt ook de rol van dans in de samenleving in een nieuw daglicht te staan. Dans wint aan aandacht van overheden, scholen en zorginstellingen die inwoners, leerlingen of patiënten willen aanzetten tot meer bewegen. Door de veelzijdigheid van dans kan iedereen een dansvorm van zijn gading en
In dit licht bezien, is de recente oproep van de Raad voor Volksgezondheid
Op beperkte schaal zien we de dans al doordringen tot het domein van de zorg; hier liggen volgens ons nog veel meer kansen. In bijvoorbeeld het onderwijs wordt dans juist weinig gekozen als kunstvorm, terwijl hier juist een tweeledig doel kan worden gediend: kunstonderwijs én gezond bewegen.
Dans in het onderwijs
Gezien de grote populariteit van dans, vooral ook onder kinderen en jongeren, en gezien het inmiddels erkende effect van dansen en bewegen op de ontwikkeling van motorische, conditionele, creatieve, cognitieve, emotionele én sociale vaardigheden, zouden we verwachten dat scholen voor basis- en voortgezet onderwijs op grote schaal ruimte maken voor dans. Het feit dat daarmee ook nog twee onderwijsdoelen tegelijk worden gediend – het kunst- en cultuuronderwijs én het beweegonderwijs – ondersteunt die veronderstelling alleen maar. Dans sluit niemand uit op basis van intellectuele verschillen of op basis van een taalachterstand; het is daarmee een kunstvorm die kinderen van elk leerniveau kunnen begrijpen en uitproberen. En dans opnemen in het curriculum náást de gymles kan bovendien de bewegingsachterstand van veel kinderen helpen verminderen. We verwijzen wat dat betreft graag naar de ‘Leefstijlmonitor’ van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
Toch zien we hier nog geen optimistisch beeld. Hoewel er de laatste jaren een goed integraal, inhoudelijk en didactisch fundament is gelegd voor het vak dans in het basisonderwijs, onder andere via de Kennisbasis Dans en Drama voor de Pabo en het programma ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ van het Fonds voor Cultuurparticipatie, dringt in de praktijk deze kwaliteitsimpuls moeizaam door tot
Uit een onderzoek
Ook in het middelbaar onderwijs blijft dans een ondergeschoven kind. Slechts
Aandachtspunten
Rijksgesubsidieerde dansgezelschappen, zelfs de jeugddansgezelschappen, hebben moeite hun educatieprogramma’s af te zetten bij scholen, omdat die maar weinig voor dans kiezen en omdat dit professionele aanbod relatief duur is. Voor scholen staat de ontwikkeling van het creatieve vermogen van de leerling centraal in het dansonderwijs. Hiervoor vinden veel scholen een bezoek aan een professionele dansvoorstelling niet per se nodig, of ze hebben hier onvoldoende middelen voor;
Om deze problematiek het hoofd te bieden, roepen wij de artistieke danssector op de handen ineen te slaan om collectief een programma te ontwikkelen ter vergroting van het dansaanbod in het primair en voortgezet onderwijs. Hierbij kan worden geleerd van het succes van het programma ‘
Mede met het oog op het geconstateerde ongemak van veel
Aansluitend op ons advies over theater bepleiten we daarnaast een hernieuwde aandacht voor de bemiddeling tussen aanbieders en scholen en voor andere manieren om de relatie tussen onderwijs en de cultuursector te bestendigen. Ook adviseren we het programma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’ van het Fonds voor Cultuurparticipatie
Het is verder van belang dat gezelschappen meer middelen kunnen vrijmaken voor hun educatieve inspanningen. In hun recente oproep aan de overheid en culturele partners wijzen de Nederlandse jeugddansgezelschappen onder andere op het gebrek aan middelen om educatie een structurele plek te geven in het aanbod en er constructief beleid op
Dit jaar komen de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, de Onderwijsraad en de Nederlandse Sportraad met een advies over sport en bewegen in het onderwijs.
Heel Holland Kijkt?
In 2013 publiceerde het SCP een voor de danssector hoopgevend
Wat bleek echter? Slechts
Kijken we naar cijfers en onderzoeken over bezoek aan gesubsidieerde dans, dan zien we inderdaad dat die (sterk) achterblijven bij de belangstelling van Nederlanders voor dans.
Het SCP telde in 2012
Diverse onderzoeken schetsen de bezoeker van ballet en moderne dans als hoofdzakelijk hoogopgeleid, bemiddeld,
Gegevens van OCW en het FPK ondersteunen dat het publiek voor de meerjarig rijksgesubsidieerde gezelschappen buiten de negen grote
Er schuilt altijd een zeker risico in het vergelijken van cijfermateriaal over bezettingsgraden en bezoekersaantallen. Het is niet vreemd dat een gezelschap in een dunner bevolkte omgeving minder bezoekers trekt dan in een dichtbevolkte stad. Bovendien is er in de grote steden vaak een fijnmazig netwerk aan zalen, waardoor gezelschappen hun voorstelling kunnen spelen in een ‘zaal op maat’. Wanneer ze toeren met een productie, wordt dat anders; buiten de Randstad zijn veel minder vlakkevloerzalen, waardoor aanbod dikwijls in te grote, minder geschikte
Toch lijken we op basis van deze gegevens wel te kunnen constateren dat het aanbod dat veelal in de grote steden wordt ontwikkeld en daar goed loopt, minder goed ‘past’ in andere regio’s. Onbekendheid met het gezelschap, een andere bevolkingssamenstelling, een andere artistieke belangstelling kunnen allemaal belemmeringen vormen voor publiek buiten de grote steden om gesubsidieerde voorstellingen te bezoeken. Daarbij mag het dansaanbod in grotere steden dan meer publiek bereiken, dat betekent nog niet dat dit ook een divers publiek betreft; ook hier blijft de belangstelling van lager opgeleiden en mensen met diverse culturele achtergronden achter.
Het SCP-onderzoek uit 2013 geeft, behalve een hoopvolle kijk op de interesse van Nederlanders voor dans, een bruikbare eerste aanzet tot de beantwoording van de vraag waarom sommige belangstellenden wel een kaartje kopen voor een dansvoorstelling en andere belangstellenden niet. Anders dan vaak wordt gesteld, zijn voor de interesse in dans het opleidingsniveau, inkomen of de woonomgeving nauwelijks relevant.
Pas als we kijken naar het daadwerkelijke bezoek aan dans, zien we dat dit gedomineerd wordt door hoger opgeleiden en door mensen die in een ‘cultureel actieve sociale omgeving’ verkeren. Hoogopgeleiden blijken hun interesse voor dans
Dansen, een gezonde vorm van bewegen!
Sociaal en Cultureel Planbureau, TNO, 2006;
Kunstzinnig en creatief in de vrije tijd.
Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst, 2017;
Sport en Cultuur.
Sociaal en Cultureel Planbureau, 2016
Tabel ‘Dertig meest beoefende takken van sport naar achtergrondkenmerken, bevolking 4 jaar en ouder’.
Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor
CBS i.s.m. RIVM, 2017
Flinke toename in dansscholen.
Kamer van Koophandel, 2018
Behoefteonderzoek koorzang, theater en dans.
Kunstbalie, 2016
Kunstzinnig en creatief in de vrije tijd.
Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst, 2017
Kunstzinnig en creatief in de vrije tijd.
Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst, 2017
Behoefteonderzoek koorzang, theater en dans.
Kunstbalie, 2016
Dansend Brabant.
DeDansPunt, 2017
Dansen, een gezonde vorm van bewegen!
Sociaal en Cultureel Planbureau, TNO, 2006;
Leefstijlmonitor.
CBS i.s.m. RIVM, 2017
De Zorgagenda voor een gezonde samenleving.
Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, 2018
Leefstijlmonitor.
CBS i.s.m. RIVM, 2017
Danseducatie en sportonderwijs.
Kool, L., 2013
Hierin wordt de relevante vakkennis voor het vakgebied dans vastgesteld; op dit moment wordt gewerkt aan een herziening. Implementatie wordt verwacht met ingang van het studiejaar 2019 – 2020.
Dit programma bevordert de samenwerking tussen scholen en culturele instellingen en zet in op langere leerlijnen in plaats van op eenmalige bezoeken.
Visiedocument VONKC voor curriculum.
VONKC, 2017
Monitor Cultuuronderwijs in het primair onderwijs en programma Cultuureducatie met kwaliteit.
Kruiter, J., Hoogeveen, K., e.a., 2016
Visiedocument VONKC voor curriculum.
VONKC, 2017
Een dringende oproep van Nederlandse jeugddansgezelschappen.
Danstheater AYA, De Dansers, DOX e.a., 2018
Pluspunten: het potentiële verdienvermogen van jeugdproducenten.
Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten, 2011
Kunstminnend Nederland?
Sociaal en Cultureel Planbureau, 2013
Kunstminnend Nederland?
Sociaal en Cultureel Planbureau, 2013
Vooradvies dans 2005 – 2008.
Raad voor Cultuur, 2003
Het SCP spreekt zelf over 6 procent; uitgaande van een bevolking van 15,81 miljoen personen van zes jaar en ouder in dat jaar, zou dit om circa 949.000 bezoekers gaan.
Culturele activiteiten in 2012.
Sociaal en Cultureel Planbureau, 2012
Let op dat in dit laatste cijfer ook de mensen zijn meegenomen die vaker dan eens per jaar een voorstelling bezoeken.
Er zijn binnen de BIS en FPK-gezelschappen overigens grote verschillen tussen instellingen; er zijn ook gezelschappen die niet aan de vraag naar hun voorstellingen kunnen voldoen.