Het maatschappelijke perspectief

Kunst en publiek

Kunst is overal om ons, het publiek, heen. Soms zijn we ons daarvan bewust en even vaak niet. Wie naar het museum gaat, weet dat hij het domein van de kunst betreedt. Wie op straat loopt, zal niet bij elk beeld of ornament meteen aan kunst denken. Kunst wordt afgebeeld in kranten, tijdschriften, figureert in films en staat in parken. In huizen hangen posters, foto’s, schilderijen, slingeren ansichtkaarten met afbeeldingen van kunstwerken, worden koektrommels met Mondriaanmotieven uit de kast gehaald. Niet alles is meteen herkenbaar als kunst. Het draaiende huis van John Körmeling op een rotonde in Tilburg is mogelijk verwarrend, maar zal niet meteen door iedereen als een kunstwerk gezien worden. Het meten en kennen van het publiek c.q. de verschillende publieksgroepen is dan ook geen eenvoudige opgave. Toch is het belangrijk als we meer weten over de betekenis en ervaring van beeldende kunst voor het publiek.

Wanneer het over het publiek gaat, gaat het snel over de aantallen. Zo ontvingen alle musea en presentatie-instellingen in 2017 gezamenlijk ruim 31 miljoen bezoekers. Het is al eerder gezegd maar het trekken van veel publiek als maatschappelijke legitimatie, uit financiële noodzaak of als politieke eis heeft ook een keerzijde. Kunstmusea dreigen publiekmachines te worden met een op de toeristenindustrie aangepaste programmering. Avontuur, vernieuwing en diversiteit blijven steeds vaker uit of worden te weinig benadrukt. Waren de Nederlandse musea, met het Stedelijk Museum voorop in de jaren ’60, beroemd, zo niet berucht, door hun avontuurlijke programmering, nu is het tij over het algemeen gelijkmatig. De grote thema’s van de laatste Documenta’s en de vele internationale biënnales gaan aan de Nederlandse musea, en daarmee aan een belangrijk deel van het Nederlandse publiek, voorbij.

De actuele beeldende kunst herkent zich hier vaker niet dan wel in en zoekt op haar eigen manier haar eigen publiek. Publiek is dan niet een statische, eenvormige groep, maar een gevarieerd gezelschap van kijkers, participanten, coproducenten en actief betrokkenen. Door het publiek te differentiëren, is de actuele beeldende kunst in staat het ook gedifferentieerde ervaringen te bezorgen. Dat botst soms met het beleid van de overheid met meer nadruk op het behalen van hoge bezoekersaantallen. Het probleem is dat dit niets zegt over de kwaliteit van het gebodene, over de maatschappelijke doorwerking, over de wisselwerking tussen de kunst en het publiek of over de dynamiek daarvan. 1

De raad constateerde al in 2011 dat ‘bezoekersaantallen voor de sector beeldende kunst niet de meest adequate manier zijn om publieksbereik te meten’. 2 Mede bepaald door het debat over de waarde van cultuur wordt de laatste jaren onderzoek gedaan naar de actieve betrokkenheid van het publiek en daarmee naar zijn waardering van de kunst. Hoogleraar Liesbeth Noordegraaf-Eelens pleitte in haar Rotterdamlezing ervoor om maatschappelijke betekenis niet meer te relateren aan de hoeveelheid publiek, maar aan de interactie die tot stand komt tussen kunst en publiek. 3 Claartje Bunnik stelt in ‘Naar waarde gewogen’ een nieuw model voor kwaliteitsbeoordeling bij de toekenning van cultuursubsidies voor. Daarin hebben ‘impact en beleving publiek’ een centralere positie. 4

De raad is van mening dat zulke nieuwe benaderingen noodzakelijk zijn. Het bevestigt de ruimte die de beeldende kunst nodig heeft om zich tot het publiek te verhouden: soms is dat het werken met een groep van tien mensen, de andere keer gaat het om een performance op station Utrecht Centraal met elke dag gemiddeld bijna 200.000 ‘bezoekers’. Confrontatie en dialoog met het publiek zijn hierbij belangrijke waarden, evenals de betrokkenheid van het publiek.

How can we know the dancer from the dance
Vier performers voerden elke dag, zes maanden lang, een choreografie op, geïnspireerd op de bewegingen en gebaren van reizigers op Utrecht Centraal. Het kunstwerk van beeldend kunstenaars Sander Breure en Witte van Hulzen viel pas op als je lang genoeg keek en het vaak genoeg zag. Vier mensen maakten telkens dezelfde gebaren en bewegingen: zij pakten een appel, kruisten een voet en keken op hun telefoon. In die zes maanden kwamen steeds meer mensen kijken: reizigers op weg naar hun werk om tot rust te komen, jongeren die tekeningen maakten van de performance. De kracht van het werk is de aandacht die het vraagt voor het alledaagse, voor je eigen bewegingen; hoe het je confronteert met de haast die je aan alles voorbij doet lopen.

Publieksparticipatie is een onderdeel van de hedendaagse kunst: in het samenspel van publiek en kunst komt het kunstwerk tot stand en kan het worden beleefd en (na)besproken. Hier moeten ook de processen die tot de realisatie van kunstopdrachten voor gebouwen en de openbare ruimte leiden, genoemd worden. Belanghebbenden, omwonenden en gebruikers zijn daarbij vaak vanaf het eerste moment betrokken en maken deel uit van bouw- en aansturingsteams. Het eindresultaat is vaak de gedeelde trots van allen.

11 Friese Fonteinen
Een hoofdonderdeel van Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 zijn 11 fonteinen in de steden van de Elfstedentocht. Curator Anna Tilroe ontwikkelde hiervoor het concept, waarin bevordering van het cultuurtoerisme centraal staat. Zij nodigde elf (inter)nationale beeldend kunstenaars uit met de vraag een fontein te maken die zich tot de geschiedenis van de stad verhoudt. De komst van deze fonteinen in de steden was niet onomstreden, zoals bleek uit de documentaire ‘11 Friese Fonteinen’ van Roel van Dalen. De bevolking was vaak tegen en heftige discussies begeleidden het ontwikkelingsproces en de plaatsing van de fonteinen. Toen die eenmaal stonden, kregen zij al gauw hun onvervreemdbare plaats in de gemeenschap en ver daarbuiten.

Deze fonteinen kan je een voorbeeld noemen van hedendaagse gemeenschapskunst met winstoogmerk. Zij representeren tot op zekere hoogte het concept van de curator, maar ook dat van de individuele kunstenaars. De kinderen die in de bek van Mark Dions visfontein in Stavoren spelen, weten niet dat hij, op zijn beurt, met zijn fontein speelt met het verdwenen havenverleden van Stavoren; met de lelijkheid van de toeristenindustrie; met de stillevens uit de Hollandse schilderkunst en hun toespelingen op rijkdom, seksualiteit en sterfelijkheid.

Dit alles biedt kansen om ter plekke de effecten van kunst op het publiek te onderzoeken. De uitkomsten daarvan dragen bij aan het inzicht over de betekenis van de beeldende kunst voor het publiek. De sector is hier een onmisbare proeftuin. Verschillende beeldende kunstinstellingen werken inmiddels aan nieuwe, kwalitatieve onderzoeken om te achterhalen wat bezoekers met hun participatie bijdragen en wat die interactie voor hen betekent.

Het publiek vergrijst en het verkleurt nauwelijks, zo luidde de diagnose aan het eind van de jaren ’90. Het Actieplan Cultuurbereik moest daarin verandering brengen. De uitkomsten van onderzoeken naar publieksbereik hebben meestal beleidsinspanningen tot gevolg die gericht zijn op het binnenhalen van degenen die niet bereikt worden: laagopgeleiden, jongeren en mensen met een migratieachtergrond. Nu, twintig jaar later, blijkt dat de bezoekers van kunstmusea nog steeds overwegend wit, ouder en hoogopgeleid zijn. Hieruit concludeert de raad dat dit deel van de sector moeilijk de verbinding kan leggen met bepaalde onderdelen van de samenleving. We stellen ook vast dat deze onderzoeken maar een beperkt beeld van een grotere werkelijkheid geven. Zouden zij ook worden toegepast op social media, festivals of clubs, dan ontstaat er een meer gemêleerd beeld. 5 Datzelfde geldt ook voor onderzoek naar aankopen van beeldende kunst. Ouderen en hoogopgeleiden zijn oververtegenwoordigd en kopen aan via klassieke verkoopkanalen als galeries. 6 Aankopen van kunst via Instagram en internet wordt door andere groepen gedaan, maar dat valt buiten die onderzoeken.

Onze kennis van de relatie tussen kunst en publiek bevat, kortom, nog steeds veel witte vlekken. Om het beleid effectiever te maken, moet er ook gekeken worden naar de manieren waarop mensen zich op hun eigen manier tot kunst verhouden. Kunstinstellingen kunnen dan gericht inspelen op wat er – op een andere manier – al is en er hun voordeel, en dat van het publiek, mee doen.

Culturele diversiteit

Diversiteit is de huidige uitdaging voor de sector en een uitgelezen kans voor vernieuwing en avontuur. Al sinds 2011 onderschrijven de gesubsidieerde instellingen de Code Culturele Diversiteit. Tegelijk heerst er ook onbegrip en ongemak over wat diversiteit nu werkelijk betekent. Bij diversiteit wordt momenteel allereerst gedacht aan etniciteit en pas in de tweede plaats aan gender, seksuele oriëntatie, leeftijd, klasse of geografische afkomst. Ook al worden onderwerpen als gender vaker aan de orde gesteld, zoals in ‘Gender Bender’ in Foam of ‘IK M/V’ in Museum het Dolhuys.

Het diversiteitsdenken in de kunstsector wordt bepaald door beelden van de witte, dominante meerderheidscultuur met daarnaast de minderheidsculturen die hierin zullen integreren. Nauw verbonden hiermee zijn veronderstellingen dat zwarte en andere etnische groepen uniform zijn, en zowel sociaal als cultureel achterstaan. Er is geen gedifferentieerd perspectief dat recht doet aan de uniciteit van de verschillende groepen en individuen. De term culturele diversiteit is om deze redenen eerder verwarrend dan een goede manier waarop inclusief cultuurbeleid in de beeldende kunst kan worden gerealiseerd, zoals de raad eerder heeft bepleit. 7 Het ‘binnenhalen’ van divers publiek voor het bestaande aanbod zonder dat binnen de instellingen en de programmering werkelijk iets verandert, heeft geen duurzaam effect (gehad). Daarvoor is het nodig om andere culturele en etnische geschiedenissen te verkennen, te erkennen en binnen de canon een plek te geven.

De raad beseft dat dit de sector en de overheden voor een uitdaging plaatst. Het is wel noodzakelijk. Eerder klonk de waarschuwing dat Nederland langs lijnen van sociaaleconomische klasse en etniciteit uiteenvalt, van arm tegenover rijk, wit tegenover zwart, jong tegenover oud. 8 Het rapport ‘De nieuwe verscheidenheid’ van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid stelt dat Nederland inmiddels een diverse immigratiesamenleving is en bepleit een wisseling van perspectief op migratie en immigratie in ons land. Nieuwe beleidsvragen met betrekking tot sociale samenhang en economie zijn noodzakelijk. Op grond van het WRR-rapport kunnen we concluderen dat culturele diversiteit zich ook moet richten op andere achtergestelde groepen, de lagere inkomens, mensen met een beperking of op verschillen tussen stad en regio.

Een belangrijke vraag is hoe burgerschap vorm krijgt en wat de kunst daaraan kan bijdragen. Het is verleidelijk te denken dat tegenstellingen ‘automatisch’ zullen verdwijnen wanneer nieuwe generaties opgroeien en volwassen worden; dat investeringen in onderwijs, cultuureducatie, marketing en toegankelijk aanbod, zoals op festivals en bij community-based initiatieven, dan hun uitwerking zullen hebben. Het is waarschijnlijker dat blijvende inspanningen noodzakelijk zijn.

De Code Culturele Diversiteit is daarvoor een uitstekend beleidsinstrument. Al functioneert deze code nu voornamelijk nog op papier, zij heeft alles in zich om goed beleid mogelijk te maken. De code gaat uit van de vier P’s: programma, publiek, personeel en partners. Deze aspecten zijn in samenhang allemaal even belangrijk en maken bij navolging en invulling de nagestreefde diversiteit mogelijk. De raad constateert dat de mogelijkheden van kunst en cultuureducatie om verbindingen te leggen door andere perspectieven op de samenleving te laten zien, nog onvoldoende worden waargemaakt. Daar zijn drie samenhangende oorzaken voor:

  • Witte monocultuur
    Onderzoek van LAgroup naar culturele diversiteit binnen de publiek gefinancierde culturele instellingen in 2008 laat zien dat daar nog overwegend sprake is van een ‘witte monocultuur’ in de personele samenstelling van de kunst en cultuursector. 9 In 2017 is dat nauwelijks veranderd. 10
  • Incidentele aandacht, niet verankerd
    Veel grote culturele instellingen, ook in de beeldende kunst, besteden aandacht aan culturele diversiteit in hun programmering. Maar we constateren ook dat het vaak incidentele activiteiten zijn die niet structureel verankerd zijn in programmalijnen, organisatie en partners. 11 Hierdoor ontstaan te weinig duurzame connecties en vloeit de aandacht van nieuwe publieksgroepen weer weg.
  • Expertise blijft onbenut
    Expertise op het gebied van inclusief werken wordt nog onvoldoende benut. Deze expertise is bijvoorbeeld wel te vinden bij kleinere organisaties die de expliciete keuze voor inclusiviteit hebben gemaakt. We zien oplossingen in het uitdragen van best practices en in het financieel stimuleren van de instellingen die wel een divers publiek weten te trekken en aan zich weten te binden.

Beeldende kunstinstellingen die inclusiviteit in hun werkwijze hebben ingebed, zijn bijvoorbeeld CBK Zuidoost en Framer Framed in Amsterdam, BAK in Utrecht, Roodkapje in Rotterdam en Tetem in Enschede. Of Studio I van het Van Abbemuseum en Stedelijk Museum Amsterdam. Zij slagen erin om een gemêleerd, jong of anderszins nieuw publiek aan zich te binden. 12

Cultuureducatie, cruciaal voor burgerschap

Beeldende kunst moet voor iedereen toegankelijk zijn. Goed gekwalificeerd onderwijs en bevlogen cultuureducatie zijn daarvoor de eerste garanties. Daarom behoort cultuureducatie vanaf de basisschool een vanzelfsprekend en essentieel onderdeel van het curriculum te zijn. Zelf maken en doen, ontmoetingen met kunstenaars en bezoek aan instellingen zijn daarvan wezenlijke onderdelen.

De raad heeft in eerdere adviezen ook op het belang van cultuureducatie gewezen. 13 Cultuureducatie is niet zozeer onderwijs in de trant van ‘wij vertellen jou wat je moet zien’ als wel ‘zo kan je ook kijken’. Het is gestimuleerd worden de veelvormigheid van wat kan en wat er is, te ontdekken en eigen te maken. Goed onderwijs hierin kan een levenslange en verrijkende omgang met de kunst en de wereld tot gevolg hebben. Kunst leert kinderen dat de wereld anders kan zijn, dat vragen zelden eenduidig te beantwoorden zijn, dat het vreemde in jezelf het gewone van de ander kan zijn, dat er zoveel in de wereld te zien, te overdenken en te verwerken valt dat je beseft dat de ruimte voor verwondering nooit groot genoeg kan zijn.

De samenleving heeft steeds meer behoefte aan mensen die bereid zijn de wereld anders te zien, die innovatief zijn en onorthodoxe oplossingen voor problemen kunnen bedenken. De marginale positie van cultuureducatie doet daar geen recht aan. Dat vindt de raad zorgelijk. Ook maken wij ons zorgen over het onderwijs in dit vak op de Pabo en wat het effect hiervan is voor de komende generaties kinderen. Nu is cultuureducatie nog te veel afhankelijk van bevlogen leraren die begrijpen dat het vak meer is dan herfstdozen versieren of cadeaus voor Moederdag maken.

Cultuureducatie is delicaat: als het te schools en te routineus is, verdwijnt de nieuwsgierigheid van het kind. Als het te cognitief is, kan kunst in een dodelijke leerles veranderen. Toch kan (basis)kennis over kunst en kunstenaars helpen bij het kijken, interpreteren en inzicht krijgen. Zo divers als de kunst is, zo divers zou educatie moeten zijn: creatieve en cognitieve begeleiding op maat, waardoor openheid behouden blijft en de eigen vaardigheden en kennis vergroot worden. Kunst gaat over het leven en de vragen die je hierover kunt stellen aan jezelf en elkaar. De verbeelding op gang brengen, het associatieve denken stimuleren, het scherp kijken, vragen stellen of je verplaatsen in een ander kan al met eenvoudige middelen gestimuleerd worden.

Voor kinderen en leerlingen is zelf maken van groot belang voor hun persoonlijke ontwikkeling; het vergroot het zelfvertrouwen in de eigen mogelijkheden en wakkert het plezier in het onbekende aan. Het laat zien dat woorden en cijfers niet genoeg zijn om uit te drukken wat we weten en dat er veel manieren zijn om de wereld te zien en er betekenis aan te geven. 14

Als het vak al gegeven wordt, houden docenten zich vaak vast aan de traditionele benadering ervan, de westerse canon, en niet aan nieuwe vormen zoals de ‘authentieke cultuureducatie’: aansluiten bij individuele leerlingen. Het zou daarom goed zijn als docenten het vertrouwen krijgen om meer te experimenteren met cultuureducatie, in samenwerking met kunstenaars, waardoor de kinderen dicht bij de bron en hun eigen vraagstukken kunnen komen.

Cultuureducatie met kwaliteit
Het beleidsprogramma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’ heeft het basisonderwijs een voorzichtige impuls gegeven. Interne cultuurcoördinatoren overal in Nederland doen hun best om kunst op hun basisschool in te bedden. Hoewel er succesverhalen zijn, vinden scholen het nog altijd moeilijk om een passende vraag te formuleren. 15 In regio’s met veel cultuuraanbod worden scholen bestookt door aanbieders van cultuureducatie die elkaars concurrenten worden. Zo zorgt de recente extra aandacht voor muziek via de Muziekimpuls ervoor – hoe goed bedoeld en waardevol ook – dat andere disciplines, zoals beeldende kunst, in de verdrukking komen.

Het vak CKV is verplicht voor alle leerlingen. Een prachtige kans voor een brede kennismaking met beeldende kunst. Leerlingen op vmbo, havo en vwo kunnen op bijna alle scholen ook eindexamen doen in een kunstvak. Maar ook hier wordt beeldende kunst vooral traditioneel gedoceerd vanuit esthetisch en historisch perspectief. Uitzonderingen daargelaten er is nog te weinig aansluiting bij nieuwe ontwikkelingen in de hedendaagse beeldende kunst en de interesses van jongeren. Enthousiasme voor dit vak lijkt hierdoor ook af te nemen: de laatste jaren kiezen aanzienlijk minder (mannelijke) leerlingen binnen havo en vwo voor een cultuurprofiel en neemt het aantal eindexamenkandidaten in een kunstvak af. 16

Het gebrek aan aansluiting is niet zomaar aan docenten toe te schrijven. Een diepere oorzaak voor de achterstelling van cultuureducatie is de gebrekkige samenwerking tussen cultuur en onderwijs, ondanks vele beleidsinitiatieven hiertoe. Het cultuurbeleid heeft weliswaar een breed draagvlak voor cultuureducatie bevorderd, maar het lukt maar mondjesmaat om daarvoor in het onderwijsbeleid voldoende aandacht en middelen te krijgen.

Een intensiever contact tussen docenten en educatiemedewerkers van musea, presentatie-instellingen en kunstenaars zou meer afwisseling en relevantie kunnen geven aan de lesstof. Binnen de kunstinstellingen worden steeds andere vormen voor educatie en participatie ontwikkeld. Bijvoorbeeld door te volgen hoe kunstenaars in nieuwe tijden nieuwe kunst maken. De instellingen zitten niet stil en innoveren volop, terwijl het onderwijs nog te vaak oude sporen volgt. Vernieuwing, professionalisering en experiment in het vak cultuureducatie brengen de beoogde persoonlijke ontwikkeling, cultuurparticipatie, maatschappelijke innovatie en burgerschap dichterbij. Het verheugt de raad dan ook dat de samenwerking tussen mbo’s en culturele instellingen op gang begint te komen.

Een complicerende factor voor culturele instellingen is dat vooral kwantitatieve prestatie-indicatoren voor het aantal te bereiken leerlingen gelden. Kwalitatieve samenwerkingsvormen worden daardoor onvoldoende gestimuleerd. Nu binnen het vak CKV bezoeken aan een culturele instelling niet langer verplicht zijn, is de concurrentie tussen culturele instellingen nog heviger geworden. Het is tragisch dat het overleg tussen scholen en musea en presentatie-instellingen over het aanbod van hun educatieve programmering onvoldoende van de grond komt. Zo kan geen maatwerk worden geleverd of beter worden aangesloten bij de behoeften van leerlingen. 17

Het kan ook anders. De leden van de vereniging voor cultuurprofielscholen geven op hun website aan ‘niet te willen vinken, maar te willen vonken’: inspirerende cultuureducatie. Een navolgenswaardig voorbeeld is de ‘kunst = taal en rekenen’-methode die beeldend kunstenaar Wolf Brinkman voor Museum Boijmans van Beuningen bedacht en uitvoerde. Hierbij krijgt de verbeeldingskracht van beeldende kunst een vaste plek in het basisonderwijs en levert die een directe bijdrage aan taal- en rekenvaardigheden. 18

Beeldende kunstinstellingen zoals musea en presentatie-instellingen zijn ook belangrijk als het gaat om buitenschoolse cultuureducatie. Uit onderzoek blijkt dat kunstbeleving in een sociale context veel effect heeft. Wetenschappers spreken bijvoorbeeld van musea als plaatsen waar free-choice learning plaatsvindt. 19 Er is bij leren in beeldende kunstinstellingen veel ruimte voor vrije keuze van inhoud en perspectief. Dit kan de intrinsieke motivatie voor leren vergroten. Er zijn voor dit informele leren ook veel kansen voor het aanknopen van relaties met allerlei doelgroepen buiten het onderwijs, zoals families, jongeren en buurtbewoners.

Presentatie-instellingen hebben innovatieve programma’s gemaakt die voortkomen uit vragen van scholieren en jongeren of die aansluiten bij door hen aangedragen onderwerpen. Met activiteiten, workshops en symposia wordt het publiek actief en persoonlijk betrokken bij kunst. Zo leren mensen op informele wijze in een sociale context over kunst en wat dit zichtbaar voor hen kan betekenen. Vermeldenswaard is de implementatie door het Stedelijk Museum Schiedam van de methode van Nina Simon, denker en auteur van ‘The Participatory Museum’ en ‘The Art of Relevance’: het museum werkt aan de participatie van communities; en het door Stroom en MAMA gevolgde ‘Community of Practice’: leren op grond van intrinsieke motivatie en interesse.

Verbinding met andere domeinen

In het cultuurbeleid van voormalig minister van OCW, Jet Bussemaker, was de verbinding tussen kunst en andere maatschappelijke domeinen een speerpunt. 20 Haar beleidsbrief ‘Cultuur verbindt: een ruime blik op cultuurbeleid’ was hiervoor het startschot. De minister wilde ‘binnen de bestaande kaders instellingen prikkelen en aanmoedigen om elkaar op te zoeken en nieuwe coalities aan te gaan’. Dit kreeg onder andere vorm in het subsidieprogramma ‘The Art of Impact’, een gezamenlijke subsidieregeling van de zes publieke cultuurfondsen. Hoewel er in de sector een zekere beduchtheid is voor een te vergaande instrumentalisering van kunst via dit soort regelingen, ziet de raad ook dat de beleidsaandacht voor verbindingen tussen verschillende domeinen inspirerende initiatieven heeft opgeleverd. Interessant is dat bij zulke grootschalige projecten vaak meerdere ondersteunende partijen betrokken zijn.

FoodlabPeel
In het project FoodlabPeel werden vijf kunstenaars gekoppeld aan vijf boeren, die in het najaar van 2015 tijdens een ontwerpperiode samen aan de slag gingen. 21 Co-creatie was in dit proces van essentieel belang. De duo’s ontwikkelden ideeën en concepten voor de individuele vragen van de boeren die werken aan de ecologische transitie van de Peel. Zij kwamen met oplossingen die de boeren een nieuw perspectief bieden en de dialoog tussen de agrarische sector en hun omgeving stimuleren. Het project werd gefinancierd door onder andere The Art of Impact, het Peelnetwerk, het impulsgeldenprogramma van de provincie Noord-Brabant en het programma Agri meets Design van het Ministerie van Economische Zaken.

In de ruimtelijke ordening vindt er een omslag plaats in het denken over de inrichting van de publieke ruimte: “Na decennia van grootschalig top-down overheidsbeleid, gevolgd door jaren van publiek-private samenwerking tussen overheden en private ontwikkelaars, ligt de bal nu bij de gebruikers van de publieke ruimte: opdrachtgevers, creatieven, uitvoerders en gebruikers.” 22 Beeldend kunstenaars blijken in deze ontwikkelingsprocessen een zeer gewaardeerde positie te hebben: die van de participerende observator die zich verdiept in de wirwar van praktijken en ervaringen waaruit de publieke sfeer is opgebouwd en met verrassende ideeën en voorstellen komt. 23

De nieuwe Omgevingswet, die gemeenten dwingt hun visie op de omgevingskwaliteit te formuleren, biedt kansen om kunstenaars een rol te geven. Een voorbeeld hiervan is het werk van Sabrina Lindemann tijdens de herontwikkeling van het Haagse industriegebied de Binckhorst. Zij startte op eigen initiatief een cultureel laboratorium voor interacties en onderzoek: OpTrek, dat lokaal en landelijk als zeer succesvol wordt gezien. 24 Jeanne van Heeswijk biedt in het door haar in 2008 geïnitieerde Freehouse in de Rotterdamse Afrikaanderwijk bewoners de mogelijkheden hun kwaliteiten zichtbaar te maken.

Department of Search
‘Department of Search’ op het Science Park in Utrecht nam de verbinding tussen kunst en wetenschap als uitgangspunt. Kunstenaars brachten nieuwe onderzoeksvragen in en arrangeerden onverwachte ontmoetingen op de campus. Hoewel wetenschappers aangeven zeer geïnteresseerd te zijn in de samenwerking met kunstenaars, bleek tijdens dit project hoe moeilijk het is dat echt van de grond te krijgen. 25 Zonder de expertise en het budget van de afdeling Culturele Zaken van de Gemeente Utrecht was het project niet mogelijk geweest. Dit zien we vaker: het initiatief tot samenwerking en een groot deel van het budget komt doorgaans vanuit de kunst. Het instappen en meebetalen van organisaties uit andere domeinen vereist een forse overredingskracht.

Kunstenaars werken vaak samen met bedrijven om technisch innovatieve ideeën te testen en te realiseren. Ook vragen ze van het te gebruiken materiaal het onmogelijke; door hun volharding en de inzet van de bedrijven blijkt het uiteindelijk toch te kunnen. Deze vormen van samenwerking en de opbrengsten ervan zijn weinig bekend, maar worden door de bedrijven als bijzonder stimulerend ervaren. Vaak is dit het gevolg van het opdrachtenbeleid met haar specifieke eisen, dat daardoor als een innovatie-instrument beschouwd kan worden.

Het moge duidelijk zijn dat de beeldende kunst een belangrijke rol in de samenleving speelt en breed zichtbaar is. De specifieke inbreng van kunst en kunstenaars bij maatschappelijke vraagstukken, samenwerkingsverbanden en onderzoekstrajecten is aanmerkelijk minder zichtbaar. De raad wil presentatie- instellingen en musea nadrukkelijk oproepen ook deze vormen van kunst te presenteren en toe te lichten.


Aanbevelingen

  • Meet de maatschappelijke betekenis van beeldende kunst niet alleen af aan kwantitatieve factoren als het aantal bezoekers, maar vooral aan kwalitatieve aspecten als kennis opdoen, het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden, beleving en nieuwe inzichten.
  • Stimuleer nieuwe vormen van kwalitatief publieksonderzoek en het delen van de resultaten.
  • Geef de kunst de ruimte zich op haar eigen wijze tot haar diverse publiek te richten.
  • Ga in het cultuurbeleid uit van gelijke posities van verschillende groepen in de samenleving.
  • Houd er rekening mee dat identiteiten van bevolkingsgroepen niet vaststaan, heb oog voor fluïditeit en subjectiviteit als onderdeel van een culturele identiteit.
  • Stimuleer dat subsidieregelingen bij fondsen en overheden gebruikt worden door een brede(re) representatie uit de samenleving.
  • Maak best practices op het gebied van diversiteit en inclusiviteit binnen het brede veld van de beeldende kunst beter zichtbaar en beloon ze.
  • Pas de Code Culturele Diversiteit toe en stel dat als subsidievoorwaarde.
  • Zorg dat kunstcollecties en presentaties van beeldende kunst aansluiten bij de diversiteit in de maatschappij. Laat de eenzijdige focus op het Westerse perspectief van de kunstgeschiedenis los. Stimuleer onderzoek naar kunstcollecties met inbreng van een divers publiek.
  • Maak cultuureducatie een integraal onderdeel van het curriculum in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs.
  • Stimuleer samenwerking tussen scholen, kunstenaars en culturele instellingen en vraag hun projecten te ontwikkelen die aansluiten bij de leefwereld van scholieren.
  • Maak mogelijk dat cultuureducatie niet meer op instellingsniveau wordt beoordeeld maar op samenwerkingsverbanden tussen instellingen en scholen.
  • Geef beeldend kunstenaars een rol in het onderwijs als aanjagers van nieuwsgierigheid en inspirators van wat beeldende kunst kan zijn. Denk ook aan de inzet van beeldende kunstenaars binnen de teach-the-teacher constructie.

High expectations,
higher tresholds.
in: Being public.
How art creates the public.
Lauwaert, M., 2017

Slagen in Cultuur.
Culturele Basisinfrastructuur
2013 – 2016
(pdf)
Raad voor Cultuur, 2012

Noordegraaf-Elens hield in 2015 de Rotterdamlezing met de titel ‘Weg met het publiek’ over dit onderwerp. Zij gebruikt de term publieke waarde in plaats van maatschappelijke betekenis.
www.eur.nl (pdf)
2015

Naar waarde gewogen.
Een nieuw model voor kwaliteitsbeoordeling bij de toekenning van cultuursubsidies
Bunnik, C., Boekmanstichting, 2016

Everyday Participation and Cultural Value.
Part 1, Cultural Trends
Volume 25, 2016

Uit onderzoek van Motivaction blijkt, in opdracht van de Nederlandse Galerie Associatie: “Kunstkopers zijn even vaak man als vrouw, hoogopgeleid, vaak tussen de 51 en 70 jaar oud en woonachtig in de Randstad. Kunstkopers zijn hoger opgeleid en ouder dan de gemiddelde Nederlandse bevolking, ook wonen kunstkopers vaker in de drie grootste gemeenten.” Toch zien we ook veel initiatieven die een veel jonger publiek trekken, zoals de Young Collectors Circle, Young Stedelijk of beurzen als Unseen en The Affordable Art Fair. De indruk leeft echter dat dit soort initiatieven vooral fungeren als ontmoetingsplaats en een vorm van amusement en smaakmaker en dat het aankopen van kunst minder centraal staat.

Agenda Cultuur.
2017 – 2020 en verder
(pdf)
Raad voor Cultuur, 2015

Verschil in Nederland.
Sociaal en Cultureel
Rapport 2014

SCP, 2014

De olifant in de kamer.
Staalkaart culturele diversiteit in de basisinfrastructuur
LAGroup, 2008

Advies Culturele Basisinfrastructuur
2017 – 2020

Raad voor Cultuur, 2016

Dit beeld komt bijvoorbeeld duidelijk naar voren in het meeste recente Cultuurplanadvies van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur.
Cultuurplanadvies
2017 – 2020
RRKC, p. 15, 2016

CBK Zuidoost is sterk geworteld in de Bijlmer met een cultureel divers programma en team. BAK werkt inclusief en handelt daarnaar door ruimte te geven aan samenwerkingen tussen kunstenaars die zich diepgaand committeren aan maatschappelijke issues en gemeenschappen: bijvoorbeeld Mathijs de Bruijne en the Uninion of Cleaners (Vakbond voor Schoonmakers) FNV. Tetem heeft in haar bedrijfsvoering ruimte gemaakt voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waardoor de kunstruimte een sterke binding heeft met groepen in de samenleving die niet makkelijk in aanraking komen met beeldende kunst. Roodkapje heeft een sterke binding met de jongerencultuur in de stad.

Agenda Cultuur.
2017 – 2020 en verder
(pdf)
Raad voor Cultuur, 2015
Cultuureducatie.
Leren, creëren, inspireren!
(pdf)
Raad voor Cultuur, Onderwijsraad, 2012
Innoveren, participeren! (pdf)
Raad voor Cultuur, 2007

Volgens een van de meest invloedrijke denkers over kunstonderwijs, de recent overleden Elliot Eisner, ontwikkelt kunstonderwijs de denkvermogens van leerlingen. Als president van de National Art Education Association in de VS maakte hij een pamflet met lessen die leerlingen leren van kunst.

Monitor cultuuronderwijs in het primair onderwijs & programma Cultuureducatie met kwaliteit
(peiling 2015/2016)
Sardes, Oberon, 2016
Monitor cultuuronderwijs in het primair onderwijs & programma Cultuureducatie met kwaliteit
(peiling 2013/2014)
Sardes, Oberon, 2014

havo: TeHaTex
2012: 5291 (9 procent)
2016: 4131 (7 procent)
Kunst (algemeen)
2012: 8313 (15 procent)
2016: 4131 (12 procent)
vwo: TeHaTex
2012: 2904 (7 procent)
2016: 2311 (6 procent)
Kunst (algemeen)
2012: 5454 (14 procent)
2016: 4823 (12 procent)
kunstcultuur.slo.nl

In Rotterdam hebben culturele instellingen en scholen het heft hiertoe al in eigen hand genomen en zelf het initiatief genomen tot het opzetten van het Rotterdams CKV.
Hierbij werken publiekswerkers op scholen, in cultuurinstellingen en zelfstandigen samen in een professionele leergemeenschap.
In proeftuinen wordt nieuwe inhoud van het vak CKV ontwikkeld die de culturele ontwikkeling van Rotterdamse leerlingen centraal stelt in plaats van een lijstje bezoeken af te werken.
kc-r.nl

Kunst = taal en rekenen.
Drie jaar Boijmans taal en rekenprogramma
Museum Boijmans Van Beuningen, 2017

Het omvangrijke oeuvre van Falk & Dierking is daarvan het beroemdste voorbeeld.

Vanaf 2013 leidde de regeling opdrachtgeverschap van het Mondriaan Fonds tot bijna 200 kunstwerken in opdracht van onder andere scholen, kerken, ziekenhuizen, begraafplaatsen, particulieren, musea en een hotel.

bkkc.nl

Naar aanleiding van de Boekmanlezing 2017, waarin hoogleraar Cultuurgeschiedenis René Boomkens inging op de rol van de beeldende kunst in de publieke ruimte, vond een debat plaats met onder andere Rijksbouwmeester Floris van Alkemade, Miriam in ’t Veld (burgemeester van Amstelveen en voorzitter van Bouwfonds BPD) en Francien van Westrenen (Stroom Den Haag).
Het verslag is als input gebruikt voor deze paragraaf.
boekman.nl (pdf)
2017

De kunstenaar en de publieke ruimte.
in: Boekman 111
Boomkens, R., Boekmanstichting, 2017

publiekgemaakt.nl

De KNAW is momenteel ook bezig deze ontmoeting te faciliteren door onder andere de oprichting van de Academie voor de Kunsten en een dating-app voor kunstenaars en wetenschappers.

Het maatschappelijke perspectief