Het artistieke perspectief
Het belang en de betekenis van kunst
Het woord kunst is dubbelzinnig: het roept nog steeds de magische klank van de muze op en heeft tegelijk de holle onbepaaldheid van een containerbegrip. Het woord verkeert in een permanente tweestrijd met zichzelf: met het idee van kunst als het hogere en met het voor velen synonieme woord cultuur. In het dagelijks taalgebruik kan kunst als containerbegrip naar van alles verwijzen. Het kan een zeer persoonlijke betekenis hebben die door iedereen anders ingevuld wordt.
Voor de een is kunst alles wat ingelijst is, voor de ander dwarse filmpjes op YouTube of fotoreeksen op Instagram; voor ouders is het een trots woord waarmee ze naar de tekeningen van hun kinderen verwijzen, voor de liefhebber van oude kunst is het wat uit zijn favoriete tijdsperiode komt; voor de politicus is het dat wat de mensen verbindt. Voor de raad is hedendaagse kunst dat wat door de mens is gemaakt, geselecteerd en/of gepresenteerd en als kunst is bedoeld – en dat wat zich om welke reden dan ook onderscheidt: door de kwaliteit, door de uniciteit, door de context (tijd, plaats, momentum), door de rol die het vervult of heeft vervuld, door haar centrifugale kracht: de artikelen en boeken die erover geschreven worden, de plaats die het inneemt in het debat.
Kunst behelst ook een geschiedenis die minstens 30.000 jaar teruggaat. Die geschiedenis omvat wat de mens gemaakt heeft om de wereld en zijn plaats erin aanschouwelijk en begrijpelijk te maken. Veel van wat in die geschiedenis is opgenomen, is nooit bedoeld als kunst in de moderne betekenis van het woord. Dat rituele en prehistorische beeldjes en artefacten, religieuze schilderijen van bijvoorbeeld de Vlaamse primitieven en bijzondere historische voorwerpen zoals in het Rijksmuseum toch hun plaats in die geschiedenis hebben gekregen, is te danken aan hun bijzondere betekenis, de waarde die zij in immateriële zin hebben, hun esthetische kwaliteit en uniciteit.
De kunstgeschiedenis wordt echter voor het grootste deel bepaald door objecten die synoniem geworden zijn aan het woord kunst: schilderijen, beelden, tekeningen, foto’s en grafieken. Deze volgorde is ook een impliciete rangorde: voor de meeste mensen staat kunst uiteindelijk gelijk aan een schilderij. Het schilderij als de triomf van de kunst is echter de uitkomst van een tijdgebonden debat onder kunstenaars en critici in de zeventiende en achttiende eeuw, waarvan de echo nog nagalmt in de museumzalen. In de hedendaagse kunst is het schilderij van zijn voetstuk gestoten of, anders bekeken, moet het dat delen met geheel andere vormen van kunst zoals performance, video of installatie.
De kunstgeschiedenis is niet een neutraal gegeven maar een zuiveringsinstallatie die goed van slecht, gewenst van ongewenst, belangrijk van onbelangrijk, eigen van niet-eigen scheidt – op basis van criteria en overwegingen die steeds anders geformuleerd worden en die even vaak een weerspiegeling van de tijd zijn. Die officiële geschiedenis geeft slechts een fractie weer van wat ooit gemaakt is en wordt steeds weer bijgesteld of herschreven. Ontdekkingen, nieuwe toeschrijvingen en afschrijvingen of nieuwe inzichten maken dat kunstenaars en kunstwerken komen en gaan – in steeds andere hiërarchische verhoudingen. Zie voor zo’n recente herschrijving bijvoorbeeld ‘A New History of Italian Renaissance Art’ van Campbell en Cole uit 2012. Of denk aan het openbreken van de kunstgeschiedenis om plaats te maken voor vergeten, veronachtzaamde of bewust genegeerde vrouwelijke kunstenaars en kunst uit de niet-westerse wereld.
Dwalend door het museum kan de bezoeker de plaats van de werken in de kunstgeschiedenis begrijpen of betwisten maar ook een eigen, persoonlijke kijk erop hebben. Hij kan zijn eigen voorkeuren en gevoeligheden ontwikkelen en daar zijn betekenis en voldoening uithalen. Hij kan dat doen zonder rekening te houden met de bedoelingen van de kunstenaar of met de mogelijkheden en beperkingen van de tijd waarin die leefde. Deze persoonlijke, intieme omgang met kunstwerken kan zeer verrijkende ervaringen opleveren. Om die mogelijk te maken, moeten de instellingen meerstemmig zijn en in harmonie met de diversiteit van de samenleving.
In zijn roman ‘In het zwart van de spiegel’ schrijft filmregisseur Peter Delpeut hoe de hoofdpersoon zich het werk van de zeventiende-eeuwse Franse landschapschilder Claude Lorrain eigen maakt. Zijn manier van kijken en zijn taalgebruik wekken dat werk tot nieuw leven: ‘Claude liet zijn bomen sierlijk kronkelen, omhelsde ze met klimop […]. Hij hield van het licht op hun huid, de zon die hun stammen in brand zette, bladeren die zich verzetten tegen dat meedogenloze middaglicht of ermee speelden […].’ En hij komt tot het bepalende inzicht dat Claude de veranderlijkheid van de natuur wilde vastleggen: ‘Niet die van eeuwen, jaren, seizoenen of dagen, maar een onbestendigheid die niet langer duurt dan een fonkeling, de gewaarwording dat alles beweegt, ademt. De natuur als een tinteling, een energie die onder je huid haar weg zoekt, een zindering, niet per se uitbundig, maar voelbaar, zichtbaar in de fluistering van het gebladerte, tot leven gebracht door het grootste wonder van alles: de lichtbron van het leven, de zon.’
Deze persoonlijke benadering van de kunst kent vele varianten en mogelijkheden. Kunst kan inzicht in het leven bieden, esthetische genoegens bezorgen, politiek- sociaal bewustzijn teweegbrengen, aanzetten tot actie, wat duister is verhelderen, de mens bevrijden van zijn beperkingen, hem troost schenken en hem bewust maken van zichzelf, van zijn wereld. Kunst kan de mens ook kwaad maken, uit de gemeenschap voeren, tot waanzin brengen (het zogenaamde syndroom van Stendhal), tot afzondering leiden, verdriet bezorgen, tot criminaliteit verleiden (het stelen van kunstwerken door liefhebbers). De werking van kunst is niet eendimensionaal maar onvoorspelbaar veelzijdig en daarom ook vaak gevreesd door machthebbers.
Een nieuw ontdekte en meteen geëxploiteerde kant van de kunst is haar economische werking. Zij is in staat gebleken toeristenstromen van over de hele wereld in beweging te zetten om musea voor oude, moderne en hedendaagse kunst te bezoeken. Ook internationale, nationale en lokale kunstmanifestaties blijken publiekstrekkers van de eerste orde te kunnen zijn – een van de redenen voor overheden om kunst te omhelzen als motor voor de economische ontwikkeling van stad en land.
Deze potentie van de kunst zorgt vaak voor verwarring van oorzaak en gevolg. Het geven van opdrachten aan kunstenaars met het idee de economie, het toerisme of de bezoekersaantallen te bevorderen, is daar een voorbeeld van. Een kunstwerk wordt echter met andere drijfveren gemaakt, namelijk om de intrinsieke redenen van het werk zelf – die bij de kunstenaar liggen. Soms stroomt het publiek meteen toe, soms duurt het een tijd, soms blijft het weg.
De wortels van de hedendaagse kunst reiken deels tot diep in de negentiende eeuw. Zij heeft zich sindsdien ontwikkeld tot waar zij nu staat: midden in de gedemocratiseerde samenleving, reagerend op de spanningen, vragen, problemen en verlangens van die samenleving. Soms doet zij dat direct en confronterend, soms afstandelijk, beschouwend en indirect. De manier waarop de kunstenaar dat doet, bepaalt de kwaliteit en betekenis van het werk: de vormende subjectiviteit, het gebruik van het materiaal, de eigenheid van het onderzoek, de spanning tussen vorm en inhoud, concept en uitwerking, de inzet van de middelen, de manier van presenteren en de beheersing van de ruimte waarin het werk tot zijn recht moet komen, het eigene. Een bijzonder facet van de hedendaagse kunst is haar uitnodiging aan het publiek om te participeren; om betrokken te zijn bij het maakproces, om invulling te geven aan de uitvoering, om deel te nemen. Het kan dan gaan om een persoonlijke ervaring of maatschappelijke bewustwording.
“Nog nooit in de moderne tijd was er meer kunst, was kunst zichtbaarder, meer aanwezig en vormend in de maatschappij dan vandaag. Nog nooit was kunst tegelijk zozeer een deel van het maatschappelijk proces als vandaag; slechts een van de vele communicatievormen: een handelswaar, een mening, een inzicht, een oordeel, een handeling.”
Deze alomtegenwoordigheid van kunst, de participatie, de kunst in de openbare ruimte, de routes, manifestaties en museumnachten hebben onmiskenbaar een grote waarde maar kunnen ook een inflatoir gevolg hebben. Om de ontwikkelingen en hun gevolgen in verschillende perspectieven te plaatsen, zijn een goed functionerende kunstkritiek en kunstbeschouwing essentieel. De raad wil daarom meer ruimte hiervoor bepleiten, ook bij het Mondriaan Fonds.
Het domein van de beeldende kunst
Het domein van de beeldende kunst is dat van de kunst en de wereld. Kunst komt uit kunst voort – het eigen domein van de kunst is haar geschiedenis, zijn haar geschreven en ongeschreven regels, haar instellingen, haar kritiek, de kunstenaars, het publiek, haar wetenschap. Wie kunst gaat maken is zich – min of meer – bewust van deze geschiedenis, van voorgangers, bewegingen, stromingen, opvattingen, standpunten en zal zich daartoe moeten verhouden. In beleidsdocumenten wordt naar de structuur van het domein verwezen als het ketenmodel. Dat geeft het domein een vereenvoudigde lineaire, hiërarchische samenhang. Het is het beeld van de kunstenaars die na hun opleiding beginnen bij een kunstenaarsinitiatief en gaandeweg doorstromen naar (inter)nationale musea; hun reputatie en de waarde van hun werk nemen daar evenredig toe.
De sector is inmiddels zo divers dat dit model geen recht meer doet aan de veelheid aan artistieke, economische en maatschappelijke posities en relaties van kunstenaars en kunstinstellingen. Een gerenommeerde kunstenaar kan bijvoorbeeld juist graag exposeren bij een presentatie-instelling omdat hij daar bepaalde vrijheden krijgt die in het museum of binnen de markt niet meer mogelijk zijn. De raad vindt het zinvoller de sector te benaderen als een cultureel ecosysteem, een samenhangend en dynamisch geheel van diverse spelers en functies die elkaar nodig hebben om te kunnen functioneren. Het systeem is poreus en niet eenduidig, het bestaat uit regionale, nationale en internationale ecosystemen die in elkaar overlopen. Het staat in verbinding met andere ecosystemen zoals die van de wetenschap, het onderwijs en de samenleving in al haar geledingen.
Het domein van de beeldende kunst bestaat binnen de wereld die ook haar domein is. Van meet af aan heeft de kunst zich tot die wereld verhouden, alleen al door haar weer te geven zoals die is, zou kunnen zijn of had kunnen zijn. De hedendaagse kunst treedt daarnaast steeds vaker buiten haar eigen discipline om verbindingen en samenwerkingen met andere partijen en sectoren aan te gaan. Deze verruiming van de actieradius maakt dat de maatschappelijke betekenis van beeldende kunst steeds meer deel uitmaakt van de intrinsieke kwaliteit van kunst. Omgekeerd heeft de samenleving zich begrippen als esthetiek, verbeelding en creativiteit toegeëigend. Ook heeft zij de beeldende kunst opgenomen in haar entertainment- en vrijetijdsindustrie en zo deels van haar exclusiviteit beroofd.
In onze tijd heeft de beeldende kunst niet meer het alleenrecht op het zichtbaar maken van de wereld. De moderne technologie maakt het voor grote groepen mensen mogelijk hun eigen werkelijkheid te delen met anderen. Deze omslag van beeldconsument naar beeldproducent veroorzaakt een overvloed aan beelden; in samenhang met de democratisering van de beeldcultuur ondermijnt die het traditionele gezag van instituties als kunstmusea, -critici en -recensenten, die de betekenis en relevantie van beeldende kunst bepaalden.
Hierdoor moet de beeldende kunst haar eigenheid steeds waarmaken door vernieuwing en plaatsbepaling. Dat laat zich lastig rijmen met de eis dat zij ‘de markt op moet’ en moet inspelen op publiekswensen. Het is in ieders belang dat de kunst juist in deze tijd de ruimte krijgt om daar afstand van te kunnen nemen, zodat zij met meer kracht zichzelf en vernieuwend kan zijn. De raad is dan ook van mening dat beeldend kunstenaars gestimuleerd moeten worden vanuit hun eigen positie het werk te maken dat zij – al dan niet in samenwerking met een mogelijke curator, instelling of opdrachtgever – het beste antwoord op hun vragen vinden.
De kunstenaar
Over het kunstenaarschap zijn vele boeken en verhalen geschreven, meestal in de negentiende eeuw; de biopics uit de twintigste eeuw over getormenteerde kunstenaars, al dan niet gebaseerd op ‘de groten’ uit de kunstgeschiedenis, hebben hun vorm en inhoud daaraan weer deels ontleend. En zo kon het hardnekkige beeld blijven bestaan van de eenzame zonderling die op zijn atelier, vechtend met doek en verf, zijn onbegrepen werk maakt – dat dan pas veel later als geniaal ontdekt en erkend wordt. Het kan niet ontkend worden dat het soms zo gegaan is en soms nog zo kan gaan, maar voor de meeste hedendaagse kunstenaars klopt het van geen kant.
Zij zijn namelijk duizendpoten die hun werk in wisselende omstandigheden en op wisselende plekken maken. Zij runnen een eenmansbedrijf of werkplaats met assistenten, stellen begrotingen voor projecten en opdrachten op, doen de administratie, hebben de supervisie over de uitvoering van hun werk in de openbare ruimte. Zij zijn betrokken bij veranderingsprocessen, wetenschappelijk en artistiek onderzoek, publieke debatten en artistiek activisme. Hun vaardigheden beperken zich al lang niet meer tot de beheersing van klassieke en hedendaagse materialen maar hebben ook betrekking op organisatievormen, netwerken, samenwerken en onderzoek. Zij zijn werkzaam binnen zeer diverse culturele en maatschappelijke contexten, online en offline. Zij werken in hun studio, vaak in een groter gebouw met meerdere ateliers, op locatie of in de trein; zij reizen, verblijven in residencies overal in de wereld, hebben tentoonstellingen in binnen- en buitenland; zij hebben inkomsten uit verschillende bronnen: verkoop van hun werk, opdrachten, (tijdelijke) banen en bijdragen van fondsen. Uit dit heterogene en tegelijk organische samenspel ontstaat hun werk dat kan uitgroeien tot een betekenisvol oeuvre.
Het werk dat de kunstenaar maakt, is in zijn materialiteit zelden eenduidig, vaak multidisciplinair en kan het avontuurlijke resultaat van crossovers zijn. Het veelomvattende onderzoek van kunstenaar Diego Tonus naar de geschiedenis van voorzittershamers mondde uit in het vakkundig namaken van alle soorten hamers en de publicatie van een boek; Robbie Cornelissen zette zijn tekeningen om in een animatiefilm; schilder en beeldhouwer Berend Strik ging foto’s maken en die daarna borduren. In het algemeen kun je zeggen dat kunstenaars in mengvormen voortdurend nieuwe disciplines en materialen creëren; in het beproeven daarvan zijn zij vaak autodidact. Dat kan juist hun kracht zijn omdat zij vanuit hun professionele beeldend denken en maken andere mogelijkheden kunnen uitproberen: een vorm van vrijheid die de gespecialiseerde vakman verloren kan hebben.
Niet alleen professionele maar ook amateurkunstenaars maken deel uit van het ecosysteem. Volgens de monitor Amateurkunst LKCA 2017 doet 20 procent van de Nederlandse bevolking van zes jaar en ouder in de vrije tijd iets aan beeldende kunstbeoefening; kinderen en jongeren vormen hiervan de meerderheid. Over het algemeen zijn de scheidslijnen tussen amateurs en professionals en hun (tentoonstelling)circuits strikt. De ZomerExpo is een uitzondering op die regel. Deze begon als jaarlijkse manifestatie in het Haags Gemeentemuseum en vindt nu als biënnale plaats in De Fundatie. Een jury maakt een selectie uit de ingezonden werken van professionals en amateurs; hun werken hangen in de tentoonstelling kriskras door elkaar.
In de periode 2013 – 2016 waren er 15.500 beeldend kunstenaars werkzaam. Hun achtergrond, opleiding, werkwijze en carrière kunnen sterk van elkaar verschillen. Er zijn kunstenaars die aan de kunstacademie zijn opgeleid of die losse cursussen hebben gedaan. Andere integreren hun wetenschappelijke opleiding tot bioloog, linguïst of internationale rechtswetenschapper in hun kunstpraktijk; sommigen verblijven aan een postacademische opleiding, anderen zijn van het begin af aan als autodidact werkzaam.
Volgens ‘Een Collectieve Selfie’ laten landelijke cijfers over de periode 2013 – 2015 zien dat bijna 73 procent van de beeldend kunstenaars een persoonlijk bruto jaarinkomen heeft van 20.000 euro of minder. 43 procent houdt er een gemengde beroepspraktijk op na: zij komen aan hun geld door (bij)banen, het maken van tentoonstellingen of verkopen van kunstwerken. 45 procent heeft een beroepspraktijk met alleen werk in het eigen vakgebied. Ongeveer 12 procent van de kunstenaars combineert een fulltime baan in een andere sector met het kunstenaarschap in de vrije tijd.
De afzetmarkt van beeldende kunst is divers – van aankopen tot opdrachten Er zijn kunstenaars die hun werk verkopen via een galerie; maar er zijn ook kunstenaars die het allemaal zelf regelen en hun werk rechtstreeks vanuit het atelier verkopen. Zij hebben daarvoor hun netwerken van verzamelaars en kunstliefhebbers opgebouwd of maken gebruik van social media zoals Instagram. Even divers zijn de presentatiemogelijkheden en -plekken voor hun werk. Zo bereiken kunstenaars allemaal een eigen publiek: voor de een is dat lokaal, voor de ander internationaal; sommige kunstenaars richten zich projectgewijs op kinderen en scholieren, anderen juist op kunstprofessionals en ingewijden.
Uit onderzoek blijkt dat de wisselvalligheden van het kunstenaarsbestaan voor de meeste kunstaars geen redenen zijn om te stoppen. Being an artist is not just a job, it’s an identity. You can’t retire from who you are.
Talentontwikkeling
Algemeen
Nederland kent een relatief groot aanbod aan mogelijkheden voor talentontwikkeling en professionalisering. Vanouds zijn dat de kunstacademies met bachelor- en masteropleidingen, en de postacademische instellingen als knooppunten van internationale netwerken waarin zeer getalenteerde kunstenaars zich verder kunnen ontwikkelen.
Naast hun primaire taak zijn de postacademies en presentatie-instellingen de laatste jaren actiever geworden als aanbieder van masterclasses en inhoudelijke cursussen, als initiator van leesgroepen en ontwikkeltrajecten voor jong talent. Presentatie-instellingen en kunstenaarsinitiatieven stellen kunstenaars in staat om hun werk te tonen en nieuw werk te maken.
Sommige musea en presentatie-instellingen experimenteren met het fellowship voor kunstenaars en curatoren. Zij worden uitgenodigd om zich in een onderwerp te verdiepen en het resultaat ervan te presenteren tegen een vastgesteld honorarium. Voor talentbevordering en -ontwikkeling zijn er bijvoorbeeld het landelijke Mondriaan Fonds, het AFK in Amsterdam en het CBK in Rotterdam.
Het Mondriaan Fonds kent startsubsidies voor jonge, veelbelovende kunstenaars en de bijdrage ‘bewezen talent’ voor de meer ervaren kunstenaar. Het fonds beschikt over een nationaal en internationaal netwerk van residencies. Presentatie-instellingen beschikken over andere netwerken voor dit soort mogelijkheden. Daarnaast vinden kunstenaars hun eigen weg dankzij hun eigen netwerk en het mondiale netwerk van Transartists, onderdeel van DutchCulture.
Het belang van residencies is groot. Afhankelijk van de aard ervan kunnen kunstenaars van alle leeftijden en ervaringsniveaus er tijdelijk verblijven om in vrijheid te werken; zij fungeren als vrijhavens en schuilplaatsen. In Amsterdam zijn het AFK en een aantal instellingen onder de noemer 3Package Deal met elkaar verbonden. Talent wordt een jaar lang begeleid en gestimuleerd door de instelling en krijgt daar ook een presentatie; het AFK is medefinancier van atelier, woonruimte en werkbudget. Stroom in Den Haag nodigt elk jaar gerenommeerde buitenlandse curatoren uit die in gesprek gaan met Haagse kunstenaars; daaruit komen tentoonstellingen en presentaties voort.
Kunstacademies
Aan twaalf Nederlandse kunstacademies kunnen bacheloropleidingen beeldende kunst, beeldende kunst en vormgeving en docent beeldende kunst gevolgd worden. Geïnteresseerde kandidaten kunnen eerst een vooropleiding doen om zich beter voor te bereiden op de opleiding en om hun talenten en mogelijkheden te toetsen. De vierjarige bachelors zijn kleinschalige, selectieve opleidingen, die jaar in jaar uit kunnen rekenen op hoge studentenwaarderingen. Zij zijn populair, ook bij buitenlandse studenten.
Het aantal studenten aan de autonome richtingen neemt af, mede als gevolg van het sectorplan hbo-kunstonderwijs ‘Focus op toptalent’ waarin beperking van het aantal, kwaliteitsverbetering en verscheidenheid de uitgangspunten waren. De vrijkomende financiële middelen zijn geïnvesteerd in kwaliteitsverbetering van de voortrajecten, de bachelor- en masteropleidingen en onderzoek. Daarnaast is het palet aan masteropleidingen verruimd. Masteropleidingen zijn de tweede fase na de bacheloropleiding. Er zijn dertien tweejarige en enkele eenjarige masteropleidingen; zij zijn verbonden aan een kunstacademie en presenteren zich vaak onder een eigen naam, zoals het Piet Zwart Instituut – verbonden aan de Willem de Koning Academie in Rotterdam – of DAI Art Praxis, verbonden aan ArtEZ in Arnhem.
Door de masteropleiding een eigen naam te geven, is het duidelijk dat zij niet de automatische vervolgopleiding van de onderliggende academie is maar (inter)nationaal kunstenaars wil selecteren die geïnteresseerd zijn in een specifieke masteropleiding. De masteropleidingen verschillen van elkaar zodat ze een eigen profiel kunnen ontwikkelen. Zij verdiepen zich in onderzoeksdomeinen als Visual Storytelling, Performance Practice, Queer Theory, Photography & Society. Na hun afstuderen krijgen de alumni een geaccrediteerd en internationaal geldig diploma.
Een punt van aandacht is de kwaliteit van Nederlandse studenten in vergelijking met hun buitenlandse collega’s. Bij de selectierondes van postacademische instellingen als de Rijksakademie en Van Eyck doen de Nederlanders het gemiddeld minder goed. Theoretische reflectie op het eigen werk en inhoudelijke plaatsbepaling zijn vaak niet sterk ontwikkeld en lijken belemmerend te werken. Een deel van de oorzaak is dat in Nederland het kunstonderwijs altijd onderdeel van het beroepsonderwijs is geweest, met andere accenten. KUO Next Agenda 2016 – 2020 maakt zich sterk voor onderzoek, onder meer door het ontwikkelen van een erkende derde cyclus. De raad vindt dit een belangrijke ontwikkeling.
De kunstacademies en masteropleidingen spelen ook een grotere rol in hun culturele Umwelt. Zo werkt de Rietveldacademie samen met Amsterdam Research Institute for Arts and Sciences en organiseert het Studium Generale Programma van ArtEZ regelmatig lezingen en bijeenkomsten die voor een breder publiek openstaan. De Koninklijke Academie in Den Haag verleidde haar afgestudeerde kunstenaars zich blijvend in de stad te vestigen en kunstenaarsinitiatieven op te zetten; in Rotterdam vervult het Piet Zwart Instituut een soortgelijke rol. De raad vindt dit goede ontwikkelingen en wil de opleidingen aansporen om initiatieven te stimuleren die kunst en kunstenaarschap in de stad en de wereld plaatsen.
Voor de toekomst van het kunstvakonderwijs zijn drie punten van belang:
- Het belang van diversiteit
Het kunstonderwijs is nog te weinig een afspiegeling van de culturele diversiteit in de samenleving. Nederlandse studenten met een migratieachtergrond en ook studenten met minder vermogende of laagopgeleide ouders zijn ondervertegenwoordigd. De raad vindt dat het kunstvakonderwijs daarom moet inzetten op de diversiteit van de staf en het docentencorps en een daarop aangepast studieprogramma. Zo wordt het onderwijs ook herkenbaar en aantrekkelijk voor talenten die werken vanuit andere culturele kaders en perspectieven op de beeldende kunst en het kunstenaarschap. In Kunstonderwijs Next Agenda 2016 – 2020 is het speerpunt ‘Open voor divers talent’ opgenomen. De voorgenomen verdere profilering van de opleidingen aan de academies biedt hiervoor alle mogelijkheden.
- De aantrekkelijkheid van het docentschap
Om het docentencorps actueel, flexibel en divers te houden, is het wenselijk hiervoor redelijke arbeidscontracten aan te bieden. Fair practice en fair pay in het kunstvakonderwijs zijn met name voor freelance docenten – kunstenaars, vormgevers, schrijvers, curatoren – niet goed geregeld. Ook zijn er praktische belemmeringen om de diversificatie te bevorderen en docenten op tijdelijke basis aan het kunstonderwijs te binden. Nieuwe wetgeving zoals afschaffing van de VAR (Verklaring Arbeidsmarktrelatie) is daar een voorbeeld van.
- Promotieonderzoek in de kunsten
In veel landen is het kunstonderwijs sinds de jaren ’90 ondergebracht binnen het universitaire systeem, waardoor promoveren in de kunsten mogelijk is. De toegenomen nadruk op artistiek onderzoek heeft in Nederland tot uiteenlopende initiatieven geleid om een PhD in de kunsten te halen. Tussen 2008 en 2013 zijn zestien kunstenaars hieraan begonnen. De raad is van mening dat deze ontwikkeling te traag gaat en niet echt van de grond komt. De condities voor artistiek onderzoek zijn in Nederland ook niet optimaal: subsidies voor wetenschappelijk onderzoek door kunstenaars zijn bijvoorbeeld nauwelijks beschikbaar. De raad vindt het nodig dat geïnventariseerd wordt hoe dit beter kan worden gefaciliteerd en wat de rol van de kunstacademies, masteropleidingen, postacademies en universiteiten in het PhD-traject kan zijn. De inhoudelijke samenwerking tussen deze instellingen kan nieuwe inzichten in het eigen domein opleveren. Een PhD voor een kunstenaar draagt bij aan zijn theoretische verdieping en kennisoverdracht van het eigen werk naar een ruimer publiek; tegelijk is het een waardevolle en publieke manier van reflecteren op het eigen werk.
Postacademies
Er zijn in Nederland vijf postacademische instellingen met elk hun eigen profiel en positie: Van Eyck in Maastricht, BAK in Utrecht, het EKWC in Oisterwijk en De Ateliers en de Rijksakademie in Amsterdam. Zij zijn internationaal georiënteerd en hebben elk hun eigen plaats binnen de mogelijkheden voor talentontwikkeling van kunstenaars. Het zijn geen onderwijsinstellingen in de strikte zin van het woord. Het zijn plekken voor geconcentreerde verdieping, voor onderzoek en productie. De deelnemers krijgen er de ruimte en tijd om zich volledig te verdiepen in hun eigen ontwikkeling en om daaraan een onverwachte of juist gewilde wending te geven. De geavanceerde en deskundig geleide werkplaatsen stellen de deelnemers in staat uitvoering te geven aan dat nieuwe werk.
Het grote aantal aanmeldingen, de strenge selectie, de hoge kwaliteit van de (inter)nationale in- en uitstroom van de kunstenaars en de vlucht die hun carrières daarna vaak neemt, zijn een bevestiging van het succes. Ongeveer de helft van de deelnemers komt uit het buitenland, de andere helft bestaat uit in Nederland wonende en werkende jonge, gevestigde en mid-career kunstenaars. Veel alumni van de postacademische instellingen zijn terug te vinden op prestigieuze en belangwekkende plekken als biënnales, de Documenta in Kassel en in musea en galeries.
De postacademies werken samen met verschillende maatschappelijke, artistieke en wetenschappelijke partners uit binnen- en buitenland. Debatten, lezingen, rondleidingen, presentaties, masterclasses en workshops zijn voor een breder publiek toegankelijk. De jaarlijkse Open Studios trekken duizenden bezoekers; belangstellenden en professionals van over de hele wereld komen het werk van de nieuwe lichtingen bekijken, ook om er ‘hun’ ontdekkingen te doen. De atelierpresentaties van de postacademies gelden als een soort State of the Arts.
Dit scala aan postacademische instellingen staat in onze ogen garant voor de hoge kwaliteit van talentontwikkeling in de beeldende kunst. De raad heeft bij de laatste aanvraagronde tot zijn genoegen geconstateerd dat het postacademische model zich ondanks langdurige onzekerheid over de beschikbaarheid van subsidies heeft weten te vernieuwen. De bezuinigingen hebben de begeleiding en equipering van deze plaatsen echter onder druk gezet. De raad vindt dat dit rechtgetrokken moet worden.
Presentatieplekken
Er zijn vele vormen van presenteren en daarmee even zovele presentatieplekken: van officiële instellingen tot tijdelijke scheepscontainers. Beeldende kunst is te zien op internet, op film-, theater-, muziek- en kunstfestivals, tijdens atelier- en beeldenroutes, in de eigen huiskamer, in boeken en tijdschriften, in kranten, in leegstaande gebouwen, op beurzen, in galeries, op straat of rotondes. Deze opsomming is zeker niet uitputtend en de diversiteit ervan is de weerslag van de plaats die kunst in onze samenleving heeft: zij staat er onontkoombaar middenin. Het spreekt voor zich dat de ene plek de andere niet is en dat het een (groot) verschil kan maken of het werk in een museum getoond wordt of in een festivaltent. Vaak bepaalt de aard van de plek dan ook de aard van het werk en maken kunstenaars speciaal werk dat inspeelt op de specifieke condities van de plek.
Musea
Musea kunnen in de carrière van de kunstenaar de eervolle plaats zijn waar hun werk aan een relatief groot publiek wordt gepresenteerd. Het museum heeft de mogelijkheid het werk van de kunstenaar te contextualiseren, het te tonen in samenhang met andere kunstwerken, het in te bedden in de tijd en het tegelijk de ruimte te geven om andere dimensies van zichzelf prijs te geven. Een goede museumpresentatie betekent ook gedegen onderzoek van de conservator naar het werk van de kunstenaar met een plaatsbepalende publicatie als eindresultaat. Door een gebrek aan financiële middelen schiet dat er helaas vaak bij in.
Aantal musea voor beeldende kunst, per provincie

In totaal zijn er 83 musea voor beeldende kunst.
De lijst is samengesteld door het ministerie van OCW en Mondriaan Fonds.
In de selectie zitten hedendaagse en moderne kunstmusea.
bron: Dialogic Ape, 2017
Slechts een miniem deel van wat er aan kunst gemaakt wordt, komt ooit een keer in een museumzaal. Recent onderzoek laat zien dat netwerken van vooraanstaande kunstinstellingen belangrijk zijn voor de talentontwikkeling van jonge kunstenaars. De raad ziet hier een taak voor de BIS-instellingen en de kunstacademies. De verhouding van musea tot de hedendaagse kunst is ambivalent: als hoeders van de kwaliteit voor ‘de eeuwigheid’ programmeren zij terughoudend, als brengers van het nieuwe presenteren zij eerder internationale kunstenaars die het op de markt of in de kunstcircuits goed doen, in de hoop voldoende (betalende) bezoekers te trekken. De vernieuwende en als moeilijk ervaren Nederlandse kunst komt daardoor minder aan bod dan waar zij volgens de raad recht op heeft.
Toch ziet de raad ook hoe musea andere mogelijkheden aan het ontwikkelen zijn om een rol van betekenis voor de presentatie en bemiddeling van actuele kunst te spelen. Wij vinden het de taak van curatoren en conservatoren, al dan niet verbonden aan instellingen, om structureel aandacht te vragen voor (hedendaagse) beeldende kunst en talentvolle kunstenaars. Mogelijkheden hiervoor zijn om kunstenaars uit te nodigen nieuwe thema’s te verbinden aan bestaande collecties. Goede voorbeelden zijn het Van Abbemuseum met reeksen als Plug-In en Demodernizing the Collection, de opdrachten en onderzoeksbeurzen voor kunstenaars, de programmering en de ‘special groups’ rondleidingen. En het Bonnefantenmuseum dat in de programmering het werk vlecht van jonge kunstenaars, juist ook uit de regio.
Presentatie-instellingen
Presentatie-instellingen zijn met de eerdergenoemde postacademische instellingen essentieel voor de ontwikkeling van kunstenaars en bemiddelaars. Het zijn geheel andere instellingen dan musea; zij hebben andere internationale netwerken, programmeren gedurfd en spelen snel in op actuele, mondiale, stedelijke en regionale kwesties, vragen en opgaven. Zij zitten verfrissend dicht op de huid van de hedendaagse kunstpraktijk en hebben zicht op wat zich binnen en buiten de kaders afspeelt. Hun Research & Development-functie stelt hen in staat jonge en oude kunstenaars een podium te bieden voor de ontwikkeling van nieuw werk en hen daarin te begeleiden. Zij werken samen met coproducenten zodat het werk op meerdere plaatsen in binnen- en buitenland getoond kan worden; Witte de With, BAK, If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution en MU zijn hier voorbeelden van.
Presentatie-instellingen steunen kunstenaars in hun artistieke onderzoek, entameren het debat daarover tussen kunstenaars, curatoren, studenten, critici en publiek; zij bevorderen de reflectie op de kunstontwikkeling. De thema’s en onderwerpen die in presentatie-instellingen aangesneden worden, zijn die van onze tijd zoals ecologie, duurzaamheid, stedelijke ontwikkeling, ongelijkheid, diversiteit, systeemanalyse en -kritiek. Thema’s die dicht staan bij wat jonge mensen vandaag de dag werkelijk beroert en niet alleen maatschappelijk agenderend zijn, maar ook voor de kunst- en onderwijssector. De verbindingen die presentatie-instellingen aangaan met andere sectoren in binnen- en buitenland zijn van belang voor de diversiteit en de internationale positie van de Nederlandse beeldende kunst.
De raad vindt het belangrijk dat de positie van de presentatie-instellingen gegarandeerd blijft en versterkt wordt. Gezien hun belang voor de ontwikkeling van de kunst en het zichtbaar maken ervan kunnen wij ons voorstellen dat in de gezamenlijke financiering met de stedelijke regio’s het aantal instellingen vergroot wordt, zodat er een landelijk dekkende structuur van presentatie-instellingen is. Een punt van grote zorg hierbij is dat het geld dat het Mondriaan Fonds voor presentatie-instellingen beschikbaar heeft, tijdelijk is.
Functies van presentatie-instellingen
(in percentages)


Op basis van aanvragen bij het Mondriaan Fonds, telt Nederland 287 presentatie-instellingen en kunstenaarsinitiatieven. Bij De Zaak Nu, de branchevereniging, zijn ook de internationale kunstbiënnale Manifesta, 3 postacademische instellingen en de masteropleiding Sandberg aangesloten. Daaruit blijkt de nauwe betrokkenheid die dit deel van de sector kenmerkt.
bron: De Zaak Nu, 2016
Budget presentatie-instellingen vanuit het Rijk
(in miljoenen euro’s)


In de BIS zijn zes presentatie-instellingen opgenomen.
Het Mondriaan Fonds heeft in 2016 50 aanvragen gekregen van presentatie-instellingen waarvan er 24 zijn gehonoreerd. In de totale periode 2013 – 2016 waren er 135 aanvragen, waarvan er 71 zijn gehonoreerd.
bron: Mondriaan Fonds
Kunstenaarsinitiatieven
Kunstenaarsinitiatieven zijn over het algemeen tijdelijke presentatieplekken, opgezet door kunstenaars. Zij vormen de vruchtbare en noodzakelijke humuslaag van het ecosysteem van de beeldende kunst. Zij draaien op weinig geld, soms van de gemeente en/of de fondsen. Ze zijn laagdrempelig en stimuleren bottom-up de ontwikkeling van de beeldende kunst. Omdat ze een losse organisatiecultuur hebben en open te werk kunnen gaan, zijn ze onvoorspelbaar en hebben ze het vermogen de ontwikkeling van de beeldende kunst in de stad te vitaliseren. Zij zijn het zachte weefsel van het systeem en behoeden het voor ‘fossilisatie’. Elke stad of gemeenschap die het beeldende kunstklimaat wil stimuleren, investeert in het kunstenaarsinitiatief; daar begint het allemaal.
De raad is van mening dat kunstvakonderwijs, musea voor beeldende kunst, postacademies, presentatie-instellingen, kleinere (tijdelijke) initiatieven en festivals allemaal een eigen functie vervullen en belang hebben bij elkaars bestaan. Ze kunnen elkaar versterken door – waar nodig en mogelijk – met elkaar samen te werken. Tezamen zijn ze een stimulans voor kunstenaars, versterken ze de positie van beeldend kunstenaars richting het publiek en opdrachtgevers, en doen ze recht aan de investeringen van overheden en de sector zelf.
Kunstblock in Rotterdam is een sterk voorbeeld van samenwerking tussen zes kunstinstellingen: CBK Rotterdam, Mama, Tent, V2_, Witte de With en Worm. Kunstblock genereert activiteiten die de kunst dichter bij belangstellenden brengen, zoals Kunstavonden, performances, rondleidingen op maat voor groepen, families of studenten. Deze activiteiten, die aanvullend zijn op de eigen programma’s van deze instellingen, maken heel wat los en worden zeer goed bezocht.
Zonder kunst als entertainment te willen inzetten of als paradepaardje voor het bedrijfsleven op te voeren, ziet de raad ook nog andere kansen voor de sector om kunst en publiek met elkaar te verbinden. Gerichte (media-)aandacht voor kunst en kunstenaars vergroot de aandacht van het publiek en kan positieve effecten op de beroepsmogelijkheden hebben. De in vele steden georganiseerde Museumnacht is daar een voorbeeld van en zou ingebed kunnen worden in een landelijk evenement voor de beeldende kunst, vergelijkbaar met de Boekenweek of de Open Monumentendag. Hier liggen ook kansen voor samenwerking met private partijen.
Voor een landelijk bruisend beeldend kunstcircuit dragen de verschillende overheden en fondsen een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De Rijksoverheid en het Mondriaan Fonds kunnen dit vanuit hun landelijke functie initiëren; de andere overheden en regionale fondsen, met hun kennis van de lokale en regionale betekenis van de instellingen, kunnen hierbij aansluiten. De raad zal komend voorjaar in zijn stelseladvies aanbevelingen doen over de wijze waarop de beeldende kunstsector optimaal ondersteund kan worden. Daarbij houden wij rekening met de regionale cultuurprofielen die zestien stedelijke regio’s hebben opgesteld.
Archivering, kunsthistorisch- en materiaaltechnisch onderzoek
Voor het begrijpen, zichtbaar maken en houden van beeldende kunst is het bewaren en ontsluiten van kunstenaars- en instellingsarchieven belangrijk. Zij bevatten een schat aan informatie: van correspondentie tot contracten, van uitnodigingen tot persoonlijke krabbels, studies, schetsen, ontwerpen, notities en aantekenboeken.
Voor musea zijn archieven en depots een tweede natuur, want zij hebben een bewaarplicht. Alle andere spelers in het ecosysteem ontbreekt het doorgaans aan de middelen en mankracht om te archiveren. Archieven van kunstenaars, curatoren en instellingen gaan dan ook vaak verloren. Wat bewaard blijft, is afhankelijk van het toeval of de aard van het gebruikte medium, zoals gestreamde debatten. Ook is er veel verloren gegaan door de bezuinigingen. Zo had Stichting Kunst en Openbare Ruimte een uitgebreid archief met de opdrachten die waren gerealiseerd. Hetzelfde geldt voor het wegbezuinigde Nederlands Instituut voor Mediakunst. De raad zal in het voorjaar van 2019 in zijn stelseladvies ook aandacht besteden aan de archieffunctie.
Ook kunsthistorisch en materiaaltechnisch onderzoek is van cruciaal belang voor alle onderdelen van het ecosysteem van de beeldende kunst. Kunsthistorisch onderzoek kan leidend zijn bij de interpretatie, betekenisgeving en contextualisering van kunst door de kunstkritiek. Er is een grote belangstelling voor de studie kunstgeschiedenis. Zorgelijk zijn dan ook de bezuinigingen rondom de formatie en hoge werkdruk binnen het universitaire systeem, waardoor onderwijs en onderzoek onder druk staan. NWO is in haar toekenning van onderzoeksgelden deels gebonden aan grote clusters zoals de Nationale Wetenschaps Agenda; in de praktijk worden er nauwelijks beurzen toegekend voor kunsthistorisch onderzoek. Kleinschalige beurzen zouden al een grote impuls betekenen voor veelal individueel werkende kunsthistorici.
Gedegen kennis over de intenties van de maker en zijn materiaalgebruik speelt een zeer belangrijke rol bij het beheer en behoud en de restauratie van (hedendaagse) beeldende kunst. Ondanks uitstekende opleidings- en onderzoeksfaciliteiten voor restauratoren bij de SRAL in Maastricht en de Universiteit van Amsterdam hebben slechts enkele musea restauratoren in vaste dienst.
Internationalisering
De beeldende kunstsector is per definitie internationaal. Kunst stopt niet bij de grens maar kruipt overal doorheen, laat zich overal zien en doordringt alles. Instellingen presenteren internationale kunstenaars en werken aan coproducties met buitenlandse partners, aankopen van musea bestaan voor een groot deel uit buitenlandse kunst, het debat is internationaal, kunstenaars trekken de wereld over en maken hun werk waar het nodig is, het academieonderwijs is internationaal.
Nederlandse kunstenaars vinden als vanzelf hun weg naar het buitenland. Soms om er een opleiding te volgen of omdat zij worden uitgenodigd voor tentoonstellingen, biënnales of projecten. Een groot deel van hun leven speelt zich in internationale netwerken af; er is haast geen kunstenaars-cv zonder vermelding van buitenlandse activiteiten. Naar het buitenland gaan betekent vergroting van je mogelijkheden, kansen en contacten; soms is er ook het gevoel dat het werk daar meer gewaardeerd wordt dan in Nederland.
Nederlandse kunstenaars zijn in het buitenland veelgevraagd en hebben er belangrijke presentaties. Meer media-aandacht zou dat onder de aandacht van een groter publiek kunnen brengen. Zo gaven de tv-documentaires over Irma Boom en Francine Houben een goed beeld van hun internationale praktijk en erkenning. Een kleine greep uit de vele in het buitenland gevraagde kunstenaars: Remy Jungerman, Rineke Dijkstra, Aernout Mik, Marijke van Warmerdam, Erik van Lieshout, Marlene Dumas, Mark Manders, Fiona Tan, Atelier van Lieshout, Wendelien van Oldenborgh. De wijdverspreide en kwalitatief hoogwaardige residencies van het Mondriaan Fonds bieden mogelijkheden voor kunstenaars en curatoren om tijdelijk in het buitenland te verblijven en nieuwe contacten op te doen.
Omgekeerd komen kunstenaars uit het buitenland naar Nederland om hier te wonen en te werken of om een kunstopleiding te volgen. Ongeveer de helft van de studenten van de kunstacademies en van de deelnemers aan de postacademies komt uit het buitenland. De raad vindt het belangrijk dat met alle inzet en publieke middelen die gemoeid zijn met het opleiden en verder begeleiden van kunstenaars er ook een brede promotie van Nederlandse kunst in het buitenland moet zijn. Daarvoor wil hij dat er een beter inzicht ontstaat in de vele kunstenaars die over de grens actief zijn, zodat de omvang en het effect van hun activiteiten beter zichtbaar worden. Buitengaats 3.0, een interactief digitaal podium voor de registratie van internationale activiteiten van DutchCulture dat eind 2018 beschikbaar komt, biedt daarvoor al een aanzet.
Een voorbeeld van de promotie van Nederlandse kunst is de vertegenwoordiging van Nederlandse kunst en kunstenaars in de focuslanden. De fondsen, ambassades en DutchCulture werken hierin samen. De raad vindt deze benadering zinvol als ook het belang van de kunst is gediend en kijkt mede daarom uit naar de evaluaties van deze nieuwe aanpak die in het najaar van 2018 beschikbaar zijn.
Curatoren
Sinds de jaren ’80 speelt de (freelance) curator een opvallende rol als tentoonstellingsmaker in kunstinstellingen en biënnales. Voor die tijd lag de uitvoering van tentoonstellingen in handen van museumconservatoren of presenteerde een museumdirecteur zijn persoonlijke visie op de ‘stand van zaken’ in de kunst. Maar met de veranderende rol van musea, de internationalisering van de kunst en als gevolg daarvan een grotere diversiteit aan kunstvormen, podia en kunstenaarspraktijken groeide de rol van de internationaal werkende curator.
Onafhankelijk van instellingen brengt de curator ver uiteenlopende kunstenaars bij elkaar om duiding te geven aan zijn concept en daarmee aan de hedendaagse kunst. Curatoren krijgen zo steeds meer een eigen gezicht en worden op basis van hun reputatie wereldwijd gevraagd om tentoonstellingen te maken. Deze ‘stercuratoren’ kunnen beslissend zijn voor het internationaal presenteren van (vooral jonge) kunstenaars; als die door hen ergens gebracht worden, kunnen ze rekenen op de belangstelling van de internationale kunstwereld. Daarnaast zijn er veel curatoren die op een heel andere manier kunstenaars en kunst presenteren. Zij agenderen actuele sociaaleconomische en politieke thema’s, zij zoeken verbindingen met minderheden of werken samen met maatschappelijke organisaties.
De internationale curatorenopleiding van De Appel heeft al bijna 25 jaar een leidende rol in het opleiden van jonge curatoren; zij duiken over de hele wereld op als curator van Documenta’s, biënnales en spraakmakende tentoonstellingen; zij zijn ook ambassadeurs van de Nederlandse kunstwereld, net als de deelnemers aan de postacademies en alle andere in Nederland werkende kunstenaars en curatoren uit het buitenland.
We verwachten dat de onderzoekende, duidende en agenderende rol van curatoren in belang zal toenemen. Ook hier verdienen diversiteit en meerstemmigheid aandacht: er moet meer ruimte komen voor curatoren met een andere culturele achtergrond, voor alternatieve programma’s en voor andere tentoonstellingsmodellen. De raad wil het Mondriaan Fonds en ook musea daarom vragen meer ruimte te creëren voor curatoren met een andere visie op de kunst en hen ook financieel te steunen in hun onderzoek.
Critici en kunstbeschouwers
Kritiek en beschouwing zijn essentieel voor de ontwikkeling en plaatsbepaling van de kunst. Dat kan in kleine kring plaatsvinden, in het café, op internet, in leesgroepen, als debat, in vraaggesprekken, collegezalen, fora en symposia. Vaak gaat het dan om specialistische kritiek en kunstbeschouwing, op het scherp van de snede van het actuele denken en beschouwen. Belangrijk is dat de resultaten en bevindingen daarvan doorgegeven worden aan een breder publiek zodat men weet wat er speelt en hoe er op een andere manier over de kunst gedacht kan worden. Kunstcritici die schrijven voor kranten en tijdschriften zijn daarvoor de aangewezen intermediairs.
Eerder in dit advies is gepleit voor meer (financiële) ruimte voor critici en kunstbeschouwers. Zij zijn van wezenlijk belang voor het functioneren van de beeldende kunst in het publieke domein. Zij geven een maatschappelijke, kunst(historische) en/of filosofische betekenis aan het werk en plaatsen het in de internationale context van de kunstpraktijk en -theorie. Recensies en essays over het werk van kunstenaars zijn belangrijk als spiegel voor het denken, als een vorm van publieke erkenning en als stimulans voor kunstenaars en publiek. Zij zijn het begin van een serieus, inhoudelijk debat over de waarde en betekenis van het werk. Voor de samenleving is een kritisch, publiek debat over kunst waardevol als het ‘dialogisch’ is. In die dialoog kunnen inzichten en vergezichten ontstaan.
In eerdere adviezen hebben wij er al op gewezen dat de traditionele kunstkritiek onder druk staat. Kunstenaars, curatoren en critici uiten eveneens hun bezorgdheid hierover. Ze wijzen op het belang van een onafhankelijke, kwalitatieve en breed gedragen kunstbeschouwing binnen Nederland. De Prijs voor de Jonge Kunstkritiek, een gezamenlijk initiatief van De Appel, Witte de With en het Mondriaan Fonds, heeft als bijkomend voordeel dat het werk van jonge schrijvers via publicaties en nominaties zichtbaar wordt. Tijdschriften mogen inmiddels weer door fondsen ondersteund worden; het Mondriaan Fonds heeft een publicatiesubsidie in het leven geroepen.
Op online platforms ontbreekt het vaak aan een goede redactie en ligt de nadruk van een bespreking doorgaans op de persoonlijke beleving of individuele indruk. Het kunsttijdschrift Metropolis M heeft zijn online editie doorontwikkeld en publiceert zijn artikelen vaak tweetalig. Een voorbeeld waar kritiek online inhoudelijk goed wordt begeleid, is het schrijversprogramma voor beginnende kunstcritici en auteurs van Kunsthuis Syb. Jonge (en oudere) critici gebruiken internet om hun verhalen en beschouwingen te delen met hun eigen publiek. Ook kunstenaars en kunstinstellingen zijn zich op hun websites steeds actiever gaan bezighouden met het organiseren van online publicaties en het opzetten van kritische platforms.
Bij deze ontwikkelingen moeten ook nog andere kanttekeningen geplaatst worden. Kunstcritici die voorheen in vaste dienst waren bij de dagbladpers, werken nu als freelancers tegen een beduidend lager tarief. Inhoudelijk is er steeds minder ruimte voor langere en meer beschouwende kritieken. De bijdragen zijn kort en negatieve kritiek wordt vaker geweerd. Bovendien leidt de grotere nadruk op de publiciteits- en marktwaarde van de beeldende kunst tot een kunstkritiek die de voorkeur geeft aan de korte route van sterren en likes. De culturele emancipatie van het grote publiek heeft tegelijkertijd de vanzelfsprekende autoriteit van kunstcritici onder druk gezet. De audiovisuele media – van radio en televisieprogramma’s tot sociale media en internet – hebben voor het publiek een gidsfunctie. Wat daar positief besproken wordt, kan rekenen op veel bezoekers.
Aanbevelingen
- Stimuleer de kracht van de kunstenaars en de betekenis van hun werk: het zoeken naar hun antwoorden op de vragen van de wereld.
- Creëer ruimte voor vernieuwing en experiment.
- Maak de kracht, de maatschappelijke betekenis en daarmee de waarde van de hedendaagse kunst zichtbaar.
- Pas de Richtlijn Kunstenaarshonoraria en Richtlijn Loongebouw Presentatie-instellingen toe, zorg voor fair pay.
- Zorg voor een passende financiering van de instellingen zodat zij in staat zijn hun opdrachten en doelen te halen met toepassing van deze richtlijnen en met inachtneming van de codes fair pay en fair practice.
- Stimuleer de internationale ambities van kunstenaars en instellingen.
- Maak in samenwerking met andere partijen het behalen van een PhD mogelijk.
- Creëer ruimte voor de kunstkritiek en -beschouwing.
- Onderzoek de mogelijkheden voor een landelijk evenement waarin de kunst een week centraal staat.
- Zorg voor de verankering van die functies in de stedelijke regio die gezamenlijk het beeldende kunstklimaat in de omgeving bevorderen.
- Stimuleer kunstenaarsinitiatieven als waarborg voor een levend kunstklimaat.
- Bewaak de kwaliteit en de vrije ruimte van de presentatie-instellingen en de postacademies.
- Bevorder de diversiteit en meerstemmigheid van de programmering door met curatoren en kunstenaars, met zeer verschillende achtergronden en van zeer verschillende herkomst, het avontuur aan te gaan.