Inleiding

Gezellig samen tv-kijken?

Hoewel inmiddels breedbeeld, ultradun, ultra-high-definition, ‘smart’, en voorzien van 3D-features – de televisie is als apparaat dat centraal in de huiskamer staat of hangt, bezig aan een ongekend snelle ‘afmars’. Ervoor in de plaats heeft een waar leger aan kleinere schermen onze levens betreden, soms meer dan tien per huishouden. Intelligente schermen zijn het, touchscreens die gekoppeld zijn aan servers thuis of in de cloud.

Het ‘televisieavondje’ van nog niet heel lang geleden, waarbij het gezin zich als vanzelfsprekend rond de beeldbuis verzamelde om gezamenlijk al dan niet met een half oog de voorgeschotelde beelden te consumeren, is inmiddels vervangen door avondjes waarbij gezinsleden min of meer in elkaars buurt verzonken zijn in een eigen mediale wereld – of die nu bestaat uit games, Netflix-series, sociale media of lineaire televisieprogramma’s. De kans is bovendien reëel dat ook zo’n oorspronkelijk voor televisie gemaakt programma niet ‘lineair’ – via een uitzending op tv – wordt geconsumeerd maar online, in een lange teug of in kleine slokken, op een moment en op de plek dat het uitkomt en niet op het tijdstip dat in de tv-gids vermeld staat.

Wie denkt dat dit het einde is van een ontwikkeling die zich pakweg twintig jaar geleden inzette met de komst van mobiele apparaten en streamingvideo’s op internet, heeft het mis. De ‘beeldenstorm’ die de televisie van zijn voetstuk heeft getrokken, woedt in alle hevigheid verder. Grote, hoofdzakelijk Amerikaanse internetplatforms – we noemen ze in dit advies vaak ‘superplatforms’ – domineren inmiddels nagenoeg wereldwijd audiovisuele markten. Feitelijk is er sprake van een oligopolie van een beperkt aantal zeer machtige en rijke internet-conglomeraten, die steeds nadrukkelijker aan het roer staan van allerlei lokale discussies over rechtenkwesties, datagebruik en productiekwaliteit.

Als we niet uitkijken – en dat is precies wat de grondslag is van dit rapport en onze aanbevelingen: uitkijken en ingrijpen, voor het te laat is – valt onze nationale, rijkgeschakeerde en op sommige vlakken succesvolle, audiovisuele industrie ten prooi aan die megabeweging. Dan valt niet uit te sluiten dat het beeld uit de Amerikaanse bestseller ‘Ready Player One’ van Ernest Cline uit 2011 werkelijkheid wordt. 1

Het boek is een hit omdat het, net als Dave Eggers’ ‘The Circle’, beschrijft hoe de nabije toekomst eruit kan zien als we simpelweg de lijntjes doortrekken die op mediagebied vandaag al zijn getrokken. ‘Ready Player One’ schetst mogelijk een te sombere maar niet geheel ondenkbare nabije toekomst, waarin een virtuele wereld de plaats heeft ingenomen van onze huidige mediabeleving. Die wereld, die in handen is van één organisatie, wordt geleverd door een device dat alle gezinsleden voorziet van een virtuele vluchtheuvel te midden van een snel wegkwijnende buitenwereld.

Vooruit, het boek is ‘for the sake of argument’ zwaar aangezet, maar de essentie is duidelijk: er is sprake van een sluipende beweging van het verlies van controle over wat we zien, en waar en wanneer. De vraag is: hoe kunnen wij voorkomen dat de Nederlandse audiovisuele industrie zelf niet werkelijk meer zal kunnen beslissen over vorm en inhoud van producties en informatiestromen? Die vraag kun je beantwoorden langs de economische meetlat, en dan kun je hem herformuleren tot deze: leiden de snelheid en de impact van de veranderingen in media-aanbod en -gebruik tot een onherstelbare, onomkeerbare teloorgang van die nu nog vitale Nederlandse av-industrie?

Of je kunt de vraag formuleren langs de maatschappelijke meetlat. Waar televisie altijd werd gezien als spiegel en medevormgever van de cultuur, geldt dit net zo goed voor de huidige veelgebruikte en veelbekeken platforms. 2 Wat betekenen de veranderingen van het media-aanbod en -gebruik voor de Nederlandse cultuur of publieke waarden? Voor de Nederlandse culturele rijkdom? Wat betekent het veranderende mediagebruik voor de zichtbaarheid van pluriforme en onafhankelijke informatie vanuit Nederlandse perspectieven? Is de content die we zien eenzijdig, gekleurd of misschien wel nep? Wat zijn de gevolgen voor de kwaliteit: wordt er steeds meer eenheidsworst gemaakt en is productie te veel gericht op de veronderstelde vraag? Dergelijke vragen hebben betrekking op de maatschappelijke en culturele rol van de Nederlandse audiovisuele sector in het nieuwe medialandschap.

De adviesaanvraag

Dit advies over de audiovisuele sector is een van de tien sectoradviezen die de Raad voor Cultuur tussen november 2017 en juli 2018 uitbrengt. Het doel van deze adviezen is trends en ontwikkelingen te beschrijven, knelpunten en kansen te duiden en beleidsopties voor de korte en lange termijn te verkennen. Dit advies over de audiovisuele sector neemt een bijzondere positie in omdat het zowel het cultuur- en onderwijsbeleid als het economisch en mediabeleid raakt.

Dat beleid vergt wat ons betreft zowel een verrekijker als een microscoop: we analyseren veranderingen in de mondiale audiovisuele media-industrie, maar kijken ook naar het dagelijkse werk van de makers – de werkvloer van de audiovisuele sector. In dit advies doen wij een poging om uiteenlopende ontwikkelingen in deze sector in samenhang met elkaar te bezien.

Een punt van afbakening vooraf. Wij richten ons in dit advies op het deel van de audiovisuele sector waar het scherm, het beeld, heerst. Zo laten we radio en audiopodcast in dit advies buiten beschouwing. Deze media zijn in onze ogen van groot belang, maar we richten ons hier op de productie, distributie en exploitatie van audiovisuele producten; bewegend beeld dus. 3

Tijdens de voorbereiding van het advies kwamen, naast radio, nog twee onderwerpen naar voren die een apart en eigenstandig adviestraject verdienen: mediawijsheid en journalistiek. In 2005 introduceerde de raad het begrip mediawijsheid. Dertien jaar later heeft het geenszins aan belang ingeboet. De vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat alle burgers – kinderen en volwassenen – mediawijs zijn, ligt aan de basis van elke discussie over de invloed van digitalisering, media en beeldcultuur op onze samenleving. Het onderwerp komt in dit advies wel aan de orde, maar wij zullen er mogelijk in een later stadium uitgebreider over adviseren.

Het derde thema dat de raad in een ander adviestraject verder zal uitwerken, is de vraag onder welke randvoorwaarden betrouwbare en onafhankelijke nieuwsvoorziening, zowel op nationaal als op regionaal niveau, gewaarborgd kan blijven. Zo’n nieuwsvoorziening is een pijler onder de Nederlandse democratie. Maar zij staat onder druk. Nepnieuws, informatiefilters en de rol en invloed van grote internationale mediaplatforms roepen de vraag op of de pijler nog wel stevig genoeg is. 4 Veel dagbladen hebben te maken met dalende oplagen en advertentie-inkomsten. De regionale journalistiek verschraalt en lijkt langzamerhand uit onze steden en streken te verdwijnen. 5 Het behoud van een pluriforme en onafhankelijke nieuwsvoorziening komt wel enigszins aan de orde in dit advies, maar wij zullen er in een later stadium een eigenstandig advies over uitbrengen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft ons de volgende vragen gesteld: 6

  1. Wat is er nodig om pluriforme en kwalitatief hoogstaande Nederlandse culturele audiovisuele content te stimuleren, gezien het veranderende medialandschap?
  2. Wat is er nodig om te zorgen dat deze content toegankelijk is en het publiek bereikt, ook internationaal?

In deze vragen liggen de publieke waarden van het media- en cultuurbeleid besloten. De Nederlandse audiovisuele sector produceert content die gemaakt is vanuit een diversiteit aan Nederlands perspectieven en – doorgaans – in de Nederlandse taal. Zij draagt bij aan ons creatief klimaat, staat voor een pluriform aanbod en voor kwalitatief hoogwaardige speelfilms, animatiefilms, dramaseries, documentaires en innovatieve producties. Zij speelt een cruciale rol in de onafhankelijke nieuwsvoorziening en zorgt ervoor dat mensen in contact komen met andere kunst- en cultuuruitingen.

In dit advies gaan wij na wat de impact is van de stormachtige ontwikkelingen in de audiovisuele sector op deze publieke waarden. Staan zij onder druk? En zo ja, op welke wijze kunnen zij gewaarborgd blijven?

Omdat deze publieke waarden zo centraal staan in dit advies werken wij ze hieronder eerst verder uit.

Publieke waarden en de audiovisuele sector

De overheid benadert de publieke waarden van de audiovisuele sector in essentie vanuit twee beleidsdomeinen: het mediabeleid en het cultuurbeleid.

In het mediabeleid staat van oudsher de regulering van het omroepbestel centraal. In ons land hebben we sinds de geboorte van radio en televisie – in 1924 startte de radio en de televisie volgde in 1951 – een unieke oplossing gevonden voor de inrichting van het omroeplandschap: een vertegenwoordiging op basis van levensbeschouwing of politieke richting, waardoor verschillende geluiden uit de maatschappij te horen zijn. Het ‘omroepbestel’ dat daaruit groeide en zich ontwikkelde via nieuwe toetreders – deels niet meer gebaseerd op geloof of politieke kleur, maar wel op een specifieke, vaak leeftijdsgebonden doelgroep – is nog steeds een van de fundamenten onder het medialandschap. Het omroepbestel draait deels op advertentie-inkomsten (ongeveer 20 procent), maar vooral op overheidssubsidies en bijdragen van leden van omroepverenigingen. De politiek bemoeit zich niet actief met de inhoud, met uitzondering van het stellen van voorwaarden in de Mediawet en de prestatieovereenkomst die zij sluit met de NPO. Echter, de budgetten voor de publieke omroep zijn wel onderdeel van politieke besluitvorming – een actueel thema gezien de voorziene forse verdere terugval van de reclame-inkomsten.

In het cultuurbeleid staat de bevordering van de productie en van de verspreiding van kwalitatief hoogwaardig cultureel audiovisueel aanbod centraal, zoals speelfilms, documentaires, animaties en innovatieve mediaproducties. 7 Het Rijk stimuleert dit via de zogenaamde culturele basisinfrastructuur (BIS), het Filmfonds en het Fonds Creatieve Industrie. De BIS bevat vier filmfestivals en een ondersteunende instelling, EYE. De andere rijksbijdrage voor de audiovisuele sector verloopt voornamelijk via het Filmfonds. Het fonds werkt met een op de audiovisuele sector toegesneden instrumentarium van selectieve regelingen waarbij de kwaliteit van aanvragen inhoudelijk wordt getoetst. Ook heeft het fonds een semiautomatische regeling: de Netherlands Film Production Incentive. Hierbij gelden juridische, financiële en zakelijke criteria. Deze regeling heeft tot doel productieactiviteit in Nederland te bevorderen en de internationale concurrentiepositie te verbeteren.

Ontwikkeling, productie, distributie en vertoning van films worden via deze partijen gegarandeerd en gefinancierd. Commerciële en publieke omroepen financieren een aantal speelfilms mee en investeren in drama en documentaires. Daarnaast geven, op lokaal niveau, een aantal gemeentebesturen subsidies aan filmtheaters en festivals. In de bijlage schetsen we uitgebreider welke actoren er zijn binnen de audiovisuele industrie van ons land.

Voor zowel het media- als het cultuurbeleid hanteert de overheid een aantal publieke waarden – die in meer of mindere mate zijn vertaald naar doelstellingen. In de adviesaanvraag wordt aangegeven dat het gaat om “het waarborgen en stimuleren van een kwalitatief hoogstaand, pluriform, toegankelijk en zichtbaar cultureel audiovisueel product in Nederland”. Wij vinden het belangrijk deze waarden nog wat verder te expliciteren in de vorm van beleidsdoelstellingen. Heldere doelstellingen geven houvast als het gaat om de vraag waarop beleid zich moet richten en wie waarvoor verantwoordelijk is. Ook fungeren ze als kompas voor het handelen van overheden en (semipublieke) instellingen in het cultuur- en mediaveld. In een poging om zowel recht te doen aan zowel het media- als aan het culturele perspectief, onderscheiden wij hieronder vier hoofddoelstellingen voor overheidsbeleid voor de audiovisuele sector.

Doelstelling 1

De overheid stimuleert de ontwikkeling van een pluriform en kwalitatief hoogstaand cultureel en journalistiek audiovisueel product.

Deze doelstelling verwijst naar de verantwoordelijkheid van de overheid dat haar burgers niet slechts een eenzijdig aanbod van audiovisuele content aangeboden krijgen. In cultureel opzicht gaat het erom dat niet alleen binnen gevestigde genres of naar de smaak van de meerderheid wordt geproduceerd, maar ook vernieuwende stijlen aan bod komen. De overheid stimuleert kwalitatief hoogwaardige producties, van speelfilms en drama tot experimentele films, documentaires, animaties en dergelijke.

In maatschappelijk opzicht gaat deze doelstelling over Nederlandse verhalen en Nederlandse identiteiten en regio’s: over nieuwsgaring vanuit een Nederlands perspectief. Onze perspectieven op de wereld worden ook vertaald in audiovisuele producties vanuit onze eigen historische context en tradities, maar ook door de ogen van jongere generaties en cultureel diverse makers die met hun beeldtalen en verhalen Nederland een hedendaags gezicht geven.

In journalistiek opzicht ziet deze doelstelling erop toe dat er voldoende pluriforme en onafhankelijke journalistieke producties via de media worden gedistribueerd.

Doelstelling 2

De overheid waarborgt een toegankelijk audiovisueel aanbod.

Een publiek gefinancierd audiovisueel product moet toegankelijk en zichtbaar zijn. Iedereen in Nederland, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen of woonplaats, dient optimaal toegang te hebben tot uit publieke middelen gefinancierde audiovisuele content. Idealiter ziet de overheid erop toe dat er voldoende mogelijkheden zijn voor iedereen om kennis te maken met culturele mediaproducties en objectieve nieuwsvoorziening.

Deze doelstelling gaat ook over de toegang tot ons audiovisuele erfgoed. Wij zien het als een verantwoordelijkheid van de overheid dat dit wordt bewaard, onderhouden en (digitaal) ontsloten – zodat ook generaties na ons er kennis van kunnen nemen.

Doelstelling 3

De overheid ziet erop toe dat er een veilige haven is voor makers van audiovisuele content, om onafhankelijk te kunnen reflecteren op de samenleving en haar leden, ook in kritische zin.

Makers van audiovisuele content, documentairemakers bijvoorbeeld, houden de maatschappij een spiegel voor. Ze moeten vrijuit in staat zijn om gevestigde waarden en opvattingen te bevragen en te bekritiseren. Deze doelstelling verwijst ook naar het belang van een onafhankelijke nieuwsvoorziening, een pijler onder de rechtstaat.

Doelstelling 4

De overheid zorgt ervoor dat creatieve talenten kansen en mogelijkheden krijgen om zich artistiek te ontplooien.

Met deze doelstelling geven we aan dat er in iedere fase van de medialoopbaan faciliteiten en begeleiding beschikbaar moeten zijn om de beste talenten te laten groeien. Dat betekent dat kinderen van jongs af aan digitale vaardigheden leren, mediawijs worden, dat zij ‘leren kijken en maken’ en dat ze gelegenheid krijgen om te ontdekken of ze creatieve talenten hebben. Het betekent ook dat jonge talenten toegang kunnen krijgen tot plekken waar zij zich verder kunnen ontwikkelen: medialabs, bibliotheken, filmtheaters, etc. En dat er faciliteiten zijn waar mediamakers (startend, mid-career of gevestigd) zich verder kunnen ontwikkelen, wanneer zij het kunstvakonderwijs hebben afgerond en een professionele beroepspraktijk kunnen starten of al hebben gestart.

Deze doelstelling wijst ook op de verantwoordelijkheid van de overheid, sociale partners en andere belanghebbenden om een gezond functionerende arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector te waarborgen. Dat is namelijk niet vanzelfsprekend; vraag en aanbod verkeren in een structurele disbalans. 8 Dat drukt in delen van de sector de prijzen tot een maatschappelijk onwenselijk niveau en leidt tot een zwakke onderhandelingspositie van een deel van de werkenden in de audiovisuele sector, vooral zzp’ers. Met deze doelstelling leggen we vast dat de overheid erop toeziet dat de arbeidsmarkt goed blijft functioneren.

De vier doelstellingen en de publieke waarden die zij vertegenwoordigen lopen als een rode draad door dit advies. 9 In de audiovisuele sector worden deze waarden vaak gekoesterd en beschermd. Maar we signaleren nu ook ontwikkelingen die deze waarden onder druk zetten en compromitteren.

Een veranderd landschap

In de adviesaanvraag wordt opgemerkt dat het meeste overheidsbeleid voor de av-sector tot stand is gekomen in een volstrekt ander medialandschap dan dat van nu, en dat veel voorzieningen en regelingen mogelijk niet aansluiten bij de huidige situatie. Dat is dus inderdaad het geval: techniek, spelers en het mediagebruik zijn ingrijpend veranderd.

Nog geen vijftien jaar geleden bestond het Nederlandse audiovisuele landschap vrijwel uitsluitend uit omroepen, bioscopen, filmtheaters, distributeurs van beeld- en geluidsdragers en er was een omvangrijk verkoop- en verhuurcircuit (eerst videobanden, later dvd’s/blu ray). En natuurlijk waren er ‘makers’ – van regisseurs tot belichters, van editors tot geluidsexperts, van scenarioschrijvers tot producenten. Een televisieprogramma keek je op het moment van uitzending of je nam het op. Als je een nieuwe film wilde zien moest je naar de bioscoop en als je die daar had gemist moest je wachten totdat die op VHS of later op dvd uitkwam. Of totdat die op tv werd uitgezonden. Al deze windows van openbaarmaking dienden hun doel en droegen bij aan een relatief gezond exploitatiemodel waarmee partijen binnen de keten hun aandeel verdienden. Dat lijkt een eeuw terug, maar het is zoals gezegd nog maar tien, vijftien jaar geleden. De komst van internet en digitalisering in dit landschap zorgde voor allerlei veranderingen: van lineair naar on demand, van uitzendgemachtigden naar technologiebedrijven.

Toch duurde het even voordat de audiovisuele industrie die zich rond die dragers, distributeurs en vertoners had opgebouwd, aan het wankelen werd gebracht. Daarvoor zorgde vooral de opkomst van betaalbaar snel draadloos internet en mobiele apparaten. 10 Sindsdien zijn businessmodellen, hier te lande maar ook in andere economieën, compleet veranderd; de nieuwe, snelgroeiende modellen zijn afkomstig van bedrijven die zich naar de techniek hebben geplooid. Amerikaanse ondernemingen als Facebook, Google/YouTube, Apple en, meer recent, Netflix (begonnen als een verzendhuis van dvd’s in de VS) en Amazon Prime bepalen inmiddels voor het grootste deel vorm en inhoud van de onlineomgeving en daarmee deels het dagelijkse mediagebruik van de Nederlanders. De mediaconsument kan nu via allerlei platforms en aanbieders, waar hij maar wil, een schier oneindige hoeveelheid (internationale) content in topkwaliteit zien. Waar, wanneer en hoe hij maar wil, rechtstreeks vanaf het platform.

Zo heeft de strijd om de tijd van kijkers zich verplaatst. Niet langer wordt die gevoerd tussen publieke en commerciële omroepen. Het nieuwe strijdperk is de wereld. Nou ja, strijd… Gezien de (marketing- en content)budgetten en technologische kracht van de spelers die ongeveer de gehele productie-, distributie- en exploitatiemarkt in handen hebben, is nauwelijks nog sprake van een serieuze gelijke strijd.

De zogenaamde superplatforms zijn machtige partijen geworden –  zeer machtig. Netflix verwacht dit jaar acht miljard dollar te besteden aan content, exclusief en non-exclusief. Amazon wil voor Amazon Prime 4,5 miljard dollar besteden aan content. En ook Facebook en Apple hebben aangekondigd meer eigen producties te maken. De budgetten van deze superplatforms zullen naar verwachting de komende jaren verder toenemen. Immers, met hun wereldwijde vensters en de behoefte zich van de andere aanbieder te onderscheiden, zal exclusieve content een steeds belangrijkere rol spelen.

Onderstaande grafiek geeft een beeld van de verhoudingen op de markt met de nieuwe spelers. De vijf grote platforms zijn gezamenlijk elf keer zo groot als alle Europese publieke omroepen bij elkaar. En die verhouding verandert niet noemenswaardig als bij de publieke ook de commerciële omroepen worden opgeteld.

 

De markt met nieuwe spelers
(in relatieve grootte)

bron: EBU, 2016

 

We adopteren in ons land gemakkelijk internationale content. Dat heeft verschillende redenen. We zijn erg op het buitenland en op buitenlandse cultuur gericht en programma’s van buiten zijn relatief goedkoop, mede doordat we ze hier ondertitelen, in plaats van het kostbare nasynchroniseren. 11 Bovendien maken we ons makkelijk nieuwe technieken eigen en is Engels voor veel Nederlanders een vanzelfsprekende tweede taal. Op deze punten verschillen we van landen als Duitsland en Frankrijk, waar de burgers meer voor lokale aanbieders kiezen, ook al omdat de eigen lokale productie door de grootte van de markt aanzienlijk is. Engelstalige films weten in Nederland in de regel meer publiek te trekken dan producties van eigen bodem en ook digitale content-platforms uit het buitenland – en dan met name uit Silicon Valley – weten het Nederlandse publiek meer te behagen: een kwestie van goede kwaliteit en kwantiteit van producties, van ruime distributiemogelijkheden, veel geld voor productietechnieken en goede marketing.

Uit onderstaand overzicht wordt duidelijk hoezeer de positie van Nederlandse online platforms is veranderd. In vijftien jaar is het aantal Nederlandse bedrijven in de top-tien gedaald, van tien naar twee.

 

Populairste online platforms in Nederland,
2001 en 2016

bron: Multiscope/GfK DAM

 

Met grote budgetten en distributiekracht zijn de buitenlandse partijen nu aanwezig op de Nederlandse markt en komt het in Nederland geproduceerde audiovisuele product steeds meer in de knel. Bedrijven als Facebook, Google/YouTube en Netflix behalen grote omzetten in Nederland, door abonnees en door advertentie-inkomsten, maar ze investeren nagenoeg niets in de Nederlandse av-sector. 12

In het overzicht hieronder, van de populairste platforms die via de smartphone worden bereikt, staat er één Nederlands bedrijf in de top-tien, op de tiende plaats. De overige negen zijn van Facebook en Google. Nummer elf, Instagram, is overigens ook van Facebook.

 

Populariteit platforms via de smartphone,
november 2017

bron: online bereikcijfers GfK DAM, november 2017

 

De snelheid waarmee de sector in economisch en technologisch opzicht verandert, is zo groot dat op korte en middellange termijn de financiering en levensvatbaarheid van de Nederlandse audiovisuele sector in het gedrang zijn. Het bereik van Nederlandse programma-aanbieders – commercieel en publiek – zal door de groei van de buitenlandse superplatforms verminderen. In de bioscoopsector zien we dezelfde ontwikkeling: het grootste deel van de markt is in handen van drie buitenlandse concerns. 13

Door het enorme aanbod, en de universele toegankelijkheid daarvan, van internationale producties neemt de relatieve toegang tot en zichtbaarheid van Nederlandse content af. We zien dat in de bioscopen waar het internationale aanbod het Nederlandse product steeds verder verdringt. En ook bij nieuwe en snelgroeiende ondemandplatforms als Netflix, Amazon Prime, Pathé Thuis, Ziggo on demand en bij nichespelers als Picl en IFFR’s Unleashed is het Nederlandse aanbod slechts beperkt vertegenwoordigd.

En wanneer Nederlandse omroepen of producties minder mensen bereiken, dan worden de relevantie en daarmee de exploitatiemogelijkheden kleiner. Recente prognoses over dramatisch afnemende reclame-inkomsten voor de commerciële en publieke omroep illustreren dit. 14 Daar komt bij dat de publieke omroep in de voorafgaande jaren fors is gekort, net als de filmsector overigens. Dat heeft de druk op de kwaliteit en kwantiteit die in Nederland wordt gemaakt sterk vergroot.

Het gevaar dreigt dat de Nederlandse audiovisuele sector in een neerwaartse spiraal belandt, doordat hij minder middelen heeft voor kwaliteitsproductie en innovatie, steeds kleiner wordt, aan relevantie verliest en uiteindelijk marginaliseert. En daarmee zal de zichtbaarheid van de Nederlandse publieke waarden aanzienlijk minder worden.

Opzet van het advies

In dit advies analyseren wij bovenstaande ontwikkelingen vanuit cultureel, maatschappelijk en economisch perspectief.

In de audiovisuele sector vanuit cultureel perspectief besteden we aandacht aan de ontwikkeling en presentatie van audiovisuele producten. Ook gaan we in op opleiding en talentontwikkeling.

In het hoofdstuk dat de audiovisuele sector vanuit maatschappelijk perspectief belicht, beschrijven we de ontwikkeling van het mediagebruik: hoe ziet ons kijkgedrag eruit, en wie bepalen wat wij zien?

De audiovisuele sector is van oudsher een sector waarin zowel markt als overheid prominent aanwezig is. In het hoofdstuk over het economische perspectief beschrijven en duiden we de verschillende geld- en financieringsstromen in de sector en bezien we de situatie op de arbeidsmarkt.

Het advies eindigt met een samenvatting en aanbevelingen voor de overheid en de sector.


 

Ready Player One stond lang in de bestsellerslijst van The New York Times en is inmiddels meer dan twintig keer vertaald. In 2018 is de verfilming ervan door Steven Spielberg gereed.

Hoe komen wij in beeld?
Cultuurhistorische aspecten van de Nederlandse televisie
Leeuw, S. de,
Universiteit Utrecht, 2003

Een separaat onderzoek naar en advies over publieke radio is zinvol.

De Autoriteit Consument & Markt (ACM) en het Commissariaat voor de Media (CvdM) brengen in 2018 een onderzoek uit naar de mogelijke invloed van online platforms als Facebook en Twitter op de vrije nieuwsgaring en pluriformiteit van de media.

Nieuwsvoorziening in de regio 2014. “Gelukkig zijn hier geen journalisten”.
Studies voor het Stimuleringsfonds voor de journalistiek/ S40, Stimuleringsfonds voor de journalistiek,
Landman, L. en Kik, Q. e.a.,
Den Haag, 2015

Adviesaanvraag cultureel audiovisueel product
18 november 2016,
met referentie 1045562

Vanwege de scheiding tussen media- en cultuurbeleid, staat drama er niet bij. Een integratie van media- en filmbeleid is wenselijk.

Verkenning arbeidsmarkt culturele sector 2016; Passie gewaardeerd 2017.
Raad voor Cultuur, Sociaal-Economische Raad

Waarbij de raad nogmaals opmerkt dat ‘journalistiek’ niet uitgebreid in dit advies aan bod komt. De adviesaanvraag is namelijk gericht op culturele audiovisuele producties.

Onder druk van Europese en nationale toezichthouders op mededinging zijn tarieven voor datatransport gedaald en is online streaming van videocontent goed van kwaliteit en betaalbaar.

Dit is ook zichtbaar in de terughoudende rol van de Nederlandse overheid, in vergelijking met andere landen, om het eigen aanbod te beschermen en te stimuleren.

Ter illustratie: de omzet van Netflix in Nederland is in slechts enkele jaren groter geworden dan de omzet van de gehele bioscoopsector.

Te weten: Pathé, Vue en Kinepolis.

Onderzoek inkomstenopties
2017 – 2022.
Landelijke Publieke Omroep
EY, Hilversum,
17 november 2017

Inleiding