De audiovisuele sector vanuit
maatschappelijk perspectief

Tot voor kort bereikten bewegende beelden ons via de tv, de bioscoop en later ook via de computer. Inmiddels bepalen in toenemende mate mobiele apparaten als smartphones en tablets onze mediaconsumptie. In dit hoofdstuk beschrijven we deze ontwikkeling vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief. Hoe ziet ons kijkgedrag eruit? Wie bepalen wat wij zien?

Ons kijkgedrag: televisie, online en on demand

Een mens kan maar een beperkt aantal uren besteden aan media; er moet tenslotte ook geslapen en gewerkt worden. In 2015 besteedde de Nederlander (leeftijd 13+) gemiddeld 8 uur en 33 minuten op een dag aan media. Naar een scherm kijken is de populairste mediabesteding. Men gebruikt het voor lineair en uitgesteld kijken; voor video on demand en voor andere ondemanddiensten. 1

Het aantal kijkers dat lineair – op het moment van uitzending – televisiekijkt, is nog altijd aanzienlijk. Zo trekt het NOS Journaal als best bekeken dagelijkse programma doorgaans rond de twee miljoen kijkers. Maar ook live uitgezonden (sport)evenementen en programma’s als ‘The Voice of Holland’, ‘De Luizenmoeder’, ‘Heel Holland Bakt’, ‘Boer zoekt Vrouw’ en ‘Wie is de Mol?’ weten dit soort kijkersaantallen met gemak te behalen.

Andere successen boeken de publieke omroepen op het gebied waarvoor zij met name publiek gefinancierd worden: maatschappelijke verankering. Er zijn verschillende onderwerpen en programma’s waarmee, al dan niet in samenwerking met andere omroepen of maatschappelijke organisaties, publieksbinding wordt gecreëerd. Voorbeelden hiervan zijn: Tegenlicht Meet Ups (VPRO), Stichting Max maakt mogelijk (MAX), ‘The Passion’ (EO in samenwerking met KRO-NCRV), ‘Week tegen het pesten’ (KRO-NCRV), Debatavonden (BNNVARA) en ‘Serious Request’ (3FM).

Het begrip ‘impactproductie’ heeft de afgelopen jaren zijn intrede gedaan in Nederland. Producenten, makers en ook omroepen onderzoeken samen hoe maatschappelijke impact gegenereerd kan worden met documentaires. Een voorbeeld van een documentaireserie die flinke impact had en leidde tot Kamervragen, is ‘Schuldig’ van HUMAN over de armoede in Amsterdam Noord. 2

Niettemin zijn er wel degelijk grote veranderingen. Volgens Stichting Kijkonderzoek (SKO) was in 2017 de gemiddelde dagelijkse tv-kijktijd 178 minuten. Dat is 3 procent minder dan in 2016, toen er per dag 183 minuten werd gekeken. En dat is weer 7 minuten minder dan in 2015 en 17 minuten minder dan in 2014, terwijl 2016 een jaar was met twee grote sportevenementen: de Olympische Spelen en het EK voetbal. 3

 

Gemiddelde kijktijd
(in minuten per dag)

bron: SPOT TV Jaarrapport 2016

 

De daling in kijktijd naar televisieprogramma’s via een televisiescherm komt doordat mensen steeds vaker via het televisiescherm van een video-on-demanddienst gebruikmaken, maar ook doordat televisieprogramma’s en andere videocontent steeds vaker via andere apparaten online worden bekeken. Het percentage uitgesteld kijken binnen zes dagen na de uitzending steeg van 6,9 procent (2016) naar 8,6 procent (2017) van de totale kijktijd. 4

 

Gemiddeld weekbereik televisienetten NPO
(in percentages)

bron: NPO Terugblik 2016

 

Terwijl het toestel aanstaat, glijden onze ogen steeds vaker weg – niet naar krant of tijdschrift, maar vooral naar ons eigen schermpje, op onze eigen schoot. Daarop suggereren allerlei notificaties urgentie en wacht eindeloos veel content die min of meer op ons is toegesneden, voor onmiddellijk gebruik.

Vooral de smartphone is ons veel waard: het is tv, telefoon, mailbox, krant, game console en chatdienst ineen en voorziet aldus in vrijwel al onze mediale behoeften. In een Vlaams onderzoek werd kandidaten gevraagd wat voor hen het meest essentiële scherm is. 34,6 procent antwoordde dat dit de smartphone is en slechts voor 16,8 procent was dit het tv-scherm. Uit Brits onderzoek onder 18 tot 30-jarigen (2013) blijkt dat zij liever zonder seks door het leven gaan dan dat ze hun mobiele telefoon moeten inleveren. Meer dan de helft van de ondervraagden gaf aan verslaafd te zijn aan de telefoon. 5

Dat is deels het gevolg van de ongekend succesvolle opmars van sociale netwerken, zoals Facebook. In juni 2017 maakte Mark Zuckerberg van Facebook bekend dat dit netwerk een nieuwe mijlpaal had bereikt: het had twee miljard actieve gebruikers per maand. Daarvan zit 66 procent, dus zo’n 1,3 miljard mensen, iedere dag op Facebook. 6

Door het toegenomen gebruik van mobiele devices neemt de televisiekijktijd af. De daling is het sterkst in de leeftijdsgroep 13-35 jaar. Als deze al ‘televisie’kijkt, dan gebeurt dat steeds meer non-lineair. Onder millennials – geboren tussen ongeveer 1980 en 2000 – heeft in 2016 de smartphone de televisie vervangen als meest gebruikte apparaat. 7 Deze groep heeft in zes jaar tijd 30 procent minder tijd besteed aan televisie. 8 Ander onderzoek laat zien dat ook bijna de helft van de 22- tot 45-jarigen ‘televisie’-content kijkt op andere platforms dan een televisieapparaat. 9 Het veranderende mediagebruik, naar non-lineair, is een wereldwijde ontwikkeling. Ook in Nederland is dit zichtbaar. Onder alle leeftijdsgroepen daalt de kijktijd, maar die daling is het sterkst onder de groep van 13 tot19 jaar. Daar is de daling tussen 2015 en 2016 maar liefst 19 procent, van 90 naar 73 minuten. Bij de groep daarboven, de 20- tot 34-jarigen, is de daling ook groot: 10 procent, van 140 naar 126 minuten. 10

Omdat vooral jongeren tot 35 jaar steeds minder gebruikmaken van lineaire televisie, ligt het voor de hand de netprofilering van de publieke omroep te heroverwegen. NPO 3 bijvoorbeeld is ingericht om vooral de leeftijdsgroep tot 35 jaar te bedienen.

 

Mediagebruik
(in minuten per dag)

bron: Presentatie NPO, op basis van data uit Media: Tijd, 2015

 

De opkomst van internationale superplatforms

Er is een groot en groeiend aanbod van mediaproducties die niet in Nederland worden gemaakt. Apple, Google, Facebook en Amazon (via het Prime-video-aanbod), hieronder zichtbaar als de oranje lijn, zijn in amper vijf jaar uitgegroeid tot echte superplatforms in de audiovisuele waardeketen.

 

Nieuwkomers via internet
(in miljarden euro’s)

De verticale as geeft de gezamenlijke omzetten weer.
bron: EBU, 2016

 

Superplatforms zijn de grootste distributeurs van av-content geworden. Met name YouTube en Netflix zijn binnen een paar jaar tijd uitgegroeid tot videoplatforms met miljoenen gebruikers wereldwijd en een onverkort stijgend aantal in Nederland. Waar YouTube zich van oorsprong richtte op het beschikbaar maken van kortere video’s, is het inmiddels uitgegroeid tot een videoplatform waarop ook live wordt uitgezonden en waar complete films en series op staan. Een en ander is het gevolg van steeds meer beschikbare – en goedkopere – bandbreedte. YouTube is het afgelopen jaar in Amerika begonnen met het inkopen van producties die exclusief te zien zullen zijn op het betaalkanaal YouTube Red. In Nederland is het – evenals in de rest van de wereld – vooralsnog een kosteloos doorgeefluik. Netflix daarentegen profileert zich als ‘online omroep’ op abonneebasis. Abonnees hebben toegang tot een almaar groeiende online database van direct opvraagbare films, series en andere av-content. Zo heeft Netflix aangekondigd het komende jaar 8 miljard dollar aan exclusief voor het eigen kanaal geproduceerde content uit te geven. Steeds vaker is Netflix behalve distributeur dus ook (co)producent van de content, alleen of bijvoorbeeld met de Zweedse publieke omroep of met de Canadese omroep.

De groei van platforms als Google, Facebook, Apple, Amazon Prime en Netflix gaat snel. Deze partijen slokken steeds meer kijktijd op en bieden zoveel – ook kwalitatief hoogwaardige – content aan dat het voor het Nederlandse aanbod lastiger wordt om bij de kijker in beeld te komen. En het einde van de groei van deze bedrijven is niet in zicht.

In Nederland is sprake van een – internationaal gezien – relatief snelle groei van de consumptie van buitenlandse av-content. Netflix, met ongeveer 5 procent Nederlandse, vooral wat oudere, content heeft in Nederland met meer dan 2 miljoen aanzienlijk meer abonnees dan Videoland. Dit vod-platform, dat veel kleiner van omvang is, heeft veel meer Nederlandse content in zijn catalogus: 34 procent van de series en 25 procent van de films is Nederlands. In de top 20 van best bekeken series op Videoland staan maar liefst 14 Nederlandse series. En in de top 20 van best bekeken films op Videoland staan 18 Nederlandse films. Hieruit zou je de conclusie kunnen trekken dat de Nederlander wel degelijk waarde hecht aan Nederlandse fictie. Tegelijkertijd had het nationale onlineplatform Hyves in 2010 nog ongeveer 8,6 miljoen gebruikers, maar daarvan vier jaar later niets meer van over. Terwijl in dezelfde periode Facebook groeide van 5,7 miljoen naar 9,7 miljoen gebruikers. 11

 

Gebruikers sociale media wereldwijd, 2017
(in miljoenen)

bron: Newcom, januari 2017

 

Pluriformiteit en toegankelijkheid

Hierboven hebben we uiteengezet dat ons kijkgedrag in slechts een paar jaar tijd ingrijpend is veranderd. Door de opkomst van mobiele apparaten kijken we vaker naar beeldschermen dan ooit. We doen veel meer online. Dat online mediagebruik wordt sterk beïnvloed door een handvol grote Amerikaanse bedrijven: superplatforms zoals Google, Facebook, Apple, Netflix en Amazon Prime. Hun algoritmen bepalen wat wij persoonlijk voorgeschoteld krijgen.

Komen met de hierboven geschetste ontwikkelingen de pluriformiteit en toegankelijkheid – publieke waarden die vanuit ons maatschappelijk perspectief van belang zijn – in het gedrang?

Op het eerste gezicht niet. Integendeel, zou je zeggen. Dankzij internet is de wereld met een paar vingerbewegingen – en al voorzichtig: met stemcommando’s – binnen handbereik. Via platforms als YouTube en Facebook hebben we toegang tot de meest uiteenlopende beelden en informatie. Diverse ondemandplatforms – aangeboden door mediabedrijven als Netflix en HBO, door telecombedrijven als VodafoneZiggo en KPN, en door publieke en commerciële omroeporganisaties – geven ons een scala aan mogelijkheden om films, drama en documentaires te zien voor betaalbare prijzen.

Pluriformer en toegankelijker kan bijna niet.

Toch is er reden tot zorg. De commerciële doelstellingen van de superplatforms zijn gericht op het bereiken van zoveel mogelijk gebruikers en niet op culturele of publieke waarden. Bedrijven als Netflix of Amazon zijn commercieel ingesteld; je kunt niet van ze verwachten dat zij uit commerciële overwegingen cultureel waardevolle maar weinig bekeken Nederlandstalige films of nieuws in de catalogus opnemen. Facebook en YouTube zijn geen kanalen voor objectieve nieuwsvoorziening, getuige de discussies over trolls en fake news en de algoritmen die ervoor zorgen dat je ziet wat je wilt zien. Deze superplatforms richten zich op de consument, en niet op de burger De overheid dient daarom oog te hebben voor de burger, door deze via hiervoor beschikbaar gestelde publieke middelen te voorzien van content die hem aanspreekt als burger en niet als consument.

Dat wil overigens niet zeggen dat de doelstellingen van deze spelers niet kúnnen samenvallen met die van het Nederlandse media- en cultuurbeleid – zij bieden daar zelfs unieke kansen voor, waarover zo dadelijk meer. Maar er is geen waarborg, geen garantie voor, terwijl zij wel voor een steeds groter deel van de Nederlandse burgers en mediaconsumenten bepalen wat die horen en zien, en op welke wijze en hoelang.

Een sterke publieke omroep is naar de mening van de raad essentieel om die garantie te bieden. De publieke omroep heeft immers de taak om met onderscheidende kwaliteitsprogramma’s uiteenlopende publieksgroepen te bereiken. Maar het bereik van nationale, kleinere partijen als publieke, maar ook commerciële omroepen en lokale platforms neemt juist af. Nederlandse contentaanbieders (zowel publieke als commerciële omroepen, bioscopen en filmtheaters alsmede distributiepartijen zoals KPN en VodafoneZiggo) ontwikkelen, als antwoord op het verschuivende mediagebruik, hun eigen platforms met content. Het aanbod raakt daardoor steeds meer versplinterd. Geen partij achter de dijken beschikt over de schaalgrootte, de catalogus, het gebruiksgemak en de marketingkracht van de buitenlandse platforms. Het marktaandeel van nationale aanbieders blijft zo relatief klein en advertentie-inkomsten nemen navenant af, waardoor investeringsmogelijkheden beperkt blijven. Hierdoor zijn er uiteindelijk steeds minder Nederlandstalige kwaliteitsproducties te zien.

Op lokaal en regionaal niveau is dit effect nog groter en zichtbaarder. Al eerder is door het Fonds voor de Journalistiek gesignaleerd dat de regionale journalistiek op zijn minst verschraalt. 12 Dalende abonnements- en advertentie-inkomsten zorgen ervoor dat dagbladen minder aanwezig kunnen zijn in de regio. In zijn advies over het concessiebeleidsplan van de Regionale Publieke Omroep heeft de raad ook zijn zorg uitgesproken over de regionale nieuwsvoorziening. 13 Zoals gezegd in de inleiding zal de raad mede gezien de zorgelijke ontwikkelingen in de regionale nieuwsvoorziening in een later stadium een advies over het behoud van een pluriforme en onafhankelijke nieuwsvoorziening voorbereiden en er in dit advies niet dieper op ingaan.

Nederland staat niet alleen in de discussie over de gevolgen van de toenemende invloed van superplatforms op de nationale en regionale audiovisuele sector. In veel landen in Europa worden daarover zorgen geuit. Daarbij worden niet alleen economische argumenten aangehaald ( De audiovisuele sector vanuit economisch perspectief), maar ook sociaal-maatschappelijke: als de bevolking zich dag in dag uit urenlang laaft aan door algoritmen gedreven internationale content, wat betekent dat dan voor de lokale cultuur, voor sociale cohesie, voor nationaal aanwezige maatschappelijke normen en waarden?

Denemarken: tech-ambassadeur

Denemarken heeft een opvallende, maar interessante, maatregel getroffen om de pluriformiteit van en toegankelijkheid tot nationale audiovisuele producties te waarborgen. De Deense regering heeft een zogenaamde ‘tech ambassador’ aangesteld die zich volledig richt op het onderhouden van betrekkingen met bedrijven als Google, Apple, Facebook en Amazon en hun Chinese evenknieën. 14 De Deense redenering is dat deze bedrijven qua belang en waarde op hetzelfde niveau zitten, of hoger, dan de meeste landen. Ook zien de Denen dat de impact van deze bedrijven op het gedrag van hun burgers groot is. Zij vinden deze punten een volledige ambassadeursrol rechtvaardigen. De tech-ambassadeur smeedt relaties en partnerships met de superplatforms, oefent invloed uit op het beleid ervan, signaleert de grote trends en bewegingen in de markt en vertaalt deze naar de politieke arena om slagvaardig overheidsbeleid te helpen creëren. De raad adviseert naar Deens voorbeeld ook voor Nederland een tech-ambassadeur in te stellen.

De hoge productiebudgetten die vod-kanalen, en dan met name Netflix, beschikbaar stellen, hebben er daarnaast voor gezorgd dat men in Denemarken voor zogenaamde verdikking heeft gekozen. Om enigszins te kunnen concurreren met de series die Netflix aanbiedt, heeft men de productiekosten per aflevering verhoogd: er worden minder series gemaakt met hetzelfde totaalbudget. Deze stap, in combinatie met het benutten van een eigen signatuur – de Scandinavische sfeer –, heeft voor grote internationale successen gezorgd van Deense (en ook Zweedse) series. ‘Borgen’, ‘Forbrydelsen’ (‘The Killing’) en ‘Bron/Broen’ (‘The Bridge’) zijn hiervan de bekendste voorbeelden.

Om het Nederlandse media-aanbod – gegeven bovenstaande trends en ontwikkelingen – zichtbaar en toegankelijk te houden voor uiteenlopende doelgroepen, zijn naar de mening van de raad ten minste drie acties nodig. We behandelen deze hierna.

Verspreid publiek gefinancierde content via relevante distributiekanalen

Om de toegankelijkheid van het publieke media-aanbod te bevorderen, adviseert de raad samenwerking tussen (publieke en commerciële) omroepen en grote distributieplatforms. Zorg ervoor dat zeker het publieke media-aanbod te vinden is op de plekken waar veel gekeken wordt. Een strategie exclusief gericht op eigen kanalen –of het nu tv-netten zijn of ondemandplatforms – is niet meer houdbaar.

De situatie is te vergelijken met een markt. Wie zijn fruit en groente in een kraam presenteert buiten de loop, verkoopt ze niet – hoe goed en lekker de producten ook zijn. Samenwerking met grote internationale distributeurs – de marktkramen die veel publiek trekken – zal de vindbaarheid en zichtbaarheid van Nederlandse audiovisuele content vergroten. De publieke omroeporganisaties maken hier tot nu toe slechts mondjesmaat gebruik van. Dat ligt in beperkte mate aan wet- en regelgeving, maar is vooral ingegeven door de strategie van de NPO. Die is tot op heden gericht op marketing van het eigen ‘merk’ via de eigen platforms. Vermenging met andere ‘mediamerken’ zou volgens de NPO ten koste kunnen gaan van de waarde van het eigen merk. Dat geldt volgens de NPO ook voor de content; wanneer publieke-omroepcontent tussen andere, niet-publieke content staat, zou dit ten koste kunnen gaan van de waarde ervan. De NPO vindt het belangrijk dat zijn content binnen de juiste context wordt gezien. Dus niet te midden van content die mogelijk in strijd is met de waarden die de NPO nastreeft of uit wil dragen.

De raad is het eens met de NPO dat publieke content als zodanig herkenbaar moet zijn. In de eerste plaats is het de inhoud zelf die zorgt voor deze herkenning. Het gaat om kwalitatief hoogwaardige content, gemaakt vanuit de waarden die NPO en omroepverenigingen voorstaan. De inhoud van de NPO-programma’s dient ervoor te zorgen dat het herkend wordt als publieke content. Daarnaast zijn er nog genoeg mogelijkheden om via het beeld het publiek helderheid te geven over de ‘afzender’ van het programma.

De raad deelt dus niet de zorgen van de NPO dat publieke content onherkenbaar wordt en het publiek in verwarring raakt als programma’s van omroepverenigingen in een andere ‘verpakking’ te zien zijn. Naar de mening van de raad is dat een achterhaald beeld, gezien het huidige en toekomstige mediagebruik van de Nederlander.

Wij moedigen de NPO aan een onlinestrategie te ontwikkelen die niet slechts gebruik maakt van eigen distributiekanalen maar vooral ook gericht is op samenwerking met andere relevante (internationale, al dan niet commerciële) distributieplatforms. Hiermee wordt de zichtbaarheid van Nederlandse publieke programma’s sterk vergroot. Eventuele wet- en regelgeving die een belemmering vormt voor de verspreiding van publiek gefinancierd materiaal via private partijen, dient daarvoor aangepast te worden.

Creëer één Nederlands vod-platform

Als tweede strategie pleit de raad voor de verdere ontwikkeling van één herkenbaar ondemandplatform voor Nederlandse nationale, regionale en lokale content op basis van NLZIET.

Consumenten zijn naar verwachting bereid voor een beperkt aantal ondemandplatforms te betalen. De lessen uit de muziekindustrie zijn hier waardevol. In de muziekindustrie is gebleken dat een zo compleet mogelijke catalogus van groot belang is voor massale adoptie van een platform. Voor Spotify, inmiddels de marktleider voor streaming muziek, waren er al diverse pogingen van individuele labels om met hun eigen diensten, met alleen hun eigen catalogus, consumenten te binden. Die pogingen bleken niet succesvol en niet voldoende schaalbaar, en dergelijke initiatieven zijn dan ook door de industrie verlaten ten voordele van Spotify en enkele andere grote vergelijkbare platforms. Schaal en compleetheid zijn naar analogie van de muziekindustrie van groot belang om substantiële groepen te binden voor een vod-service die verder gaat dan een specifieke niche.

De toenemende behoefte bij het Nederlandse televisiepubliek om programma’s te kijken op een zelf gekozen plek en tijdstip, heeft ertoe geleid dat de drie grootste partijen die Nederlandse tv uitzenden (NPO, RTL en Talpa TV) na jarenlang wikken en wegen een gezamenlijk ondemand-tv-platform zijn gestart: NLZIET.

NLZIET levert in hoge beeldkwaliteit toegang tot het online aanbod aan programma’s van de drie partners. Sommige content is te zien voordat deze op televisie is uitgezonden. Gebruikers kunnen voor zo’n acht euro per maand een abonnement afsluiten op de dienst, die ook via mobiele apparaten af te nemen is. Per 1 april 2018 vervalt bovendien de geoblocking in de EU, zodat abonnees de NLZIET-catalogus dan in heel de EU kunnen bekijken. In combinatie met de afschaffing van de roaming-tarieven zal dit naar verwachting voor een toename in online kijktijd zorgen, met name tijdens de vakanties. Daarmee krijgen de Nederlandse burgers toegang tot Nederlandse producties en de daarbij behorende publieke waarden, ook als ze zich buiten Nederland bevinden.

Een belangrijke beperking voor het succes van NLZIET, is dat de promotie die nodig is om een breed publieksplatform neer te zetten onderhevig is aan de regelgeving ten aanzien van de NPO. Het Commissariaat voor de Media heeft besloten dat de NPO NLZIET niet mag promoten buiten de reclameblokken, omdat commerciële derden hiermee ook geholpen zouden worden. Dit zorgt ervoor dat er bij de NPO een aanzienlijke beperking is om dit ook binnen de publieke omroep breed gedragen initiatief in te zetten, en om het daartoe noodzakelijke informeren van het publiek en de bijbehorende promotie te verzorgen. Het opheffen van deze beperking maakt succes voor dit platform veel waarschijnlijker. De promotie vanuit de zenders kan dan door alle partijen identiek en op grote schaal plaatsvinden.

Gezien de geschetste situatie en ontwikkelingen vindt de raad het van groot belang dat de NPO de wettelijke ruimte krijgt om deze samenwerking tot een succes te maken.

Daarnaast adviseren wij dat publieke en commerciële omroepen die op Nederland gericht zijn, gezamenlijk verder werken aan de ontwikkeling van dit hoogwaardig en gebruiksvriendelijke ondemandkanaal, en ook andere partijen met relevante Nederlandse content uit nodigen om hieraan mee te werken. Dan kan naar de mening van de raad op termijn veel van de Nederlandse audiovisuele content zichtbaar en toegankelijk worden gemaakt te midden van het grote internationale aanbod.

Ook voor deze uitbreidingsstrategie geldt dat eventuele wet- en regelgeving die daarvoor een belemmering vormt, moet worden aangepast.

Voer quota in voor de vertoning van nationale en Europese producties

In Nederland en andere Europese landen gelden, vooral voor de publieke omroepen, quota voor de vertoning van nationale en Europese producties. Anders dan in verschillende andere Europese landen gelden dergelijke quota in Nederland niet voor eindexploitanten, zoals private vod-platforms of voor bioscopen en (gesubsidieerde) filmtheaters. 15 De strategie die wij adviseren om de zichtbaarheid van nationale content te vergroten, ontlenen wij aan ingrepen die andere Europese landen hebben gedaan, binnen de context van de Europese wetgeving op dit gebied. In Frankrijk, bijvoorbeeld, geldt niet alleen een quotum voor de catalogus van een vod-dienst, maar ook voor het openingsscherm van de dienst: het openingsscherm van Netflix dient op zijn minst 20 procent Franse of Europese content te bevatten. Wij adviseren de overheid over te gaan tot het instellen van (minimum)quota voor de vertoning van Nederlandse films, series, documentaires en animaties voor video-on-demandplatforms die op Nederland zijn gericht en voor bioscopen en filmtheaters. 16

Bioscopen, filmtheaters en filmfestivals

Ondanks de alomtegenwoordigheid van schermen in huis en de schier oneindige hoeveelheid films die men daarop, op de bank, in bed of onderweg, kan bekijken, hebben de bioscopen en filmtheaters niets van hun aantrekkingskracht verloren. 3D – nu zelfs 4D – kijken, een indrukwekkend geluid en de donkere zaal bieden veel mensen een waarde die filmkijken thuis niet heeft. Het aantal bezoeken per inwoner is gestegen en de recette per bezoeker stijgt al jaren. Het aantal filmzalen is ook de laatste jaren flink gestegen: in 2016 zijn er meer dan 50 zalen bij gekomen, goed voor zo’n 9500 extra stoelen. In 2015 werden 33 miljoen bezoeken aan bioscopen en filmtheaters afgelegd. Waarvan 6,2 miljoen aan Nederlandse films. De totale bioscoopomzet is gestegen van 159,7 miljoen euro in 2007 tot 287,7 miljoen euro in 2016. 17

Bij de bioscopen en filmtheaters is er in het aanbod eveneens sprake van buitenlandse dominantie. Deze sector heeft in ons land financieel een zeer goed jaar achter de rug, maar het aandeel Nederlandse films speelde daarbij een beperkte rol. Het marktaandeel van bezoek aan Nederlandse films is verder gedaald in 2017: naar slechts 12 procent. 18 Dit is vooral het gevolg van een gebrek aan Nederlandse blockbusters. De positieve ontwikkeling in het bezoek aan Nederlandse documentaires, arthouse- en cross-overfilms kan het gebrek aan belangstelling voor Nederlandse publieksfilms niet compenseren. De verwachting is dat de bioscoopbezoekersaantallen de komende jaren blijven groeien. 19 Die groei is vrijwel geheel te danken aan de bouw van nieuwe bioscopen en zalen van buitenlandse partijen (Pathé, Vue, Kinepolis), die in Nederland de markt domineren – in 2016 hebben zij 70 procent van de markt.

Niet alleen in de zalen, maar ook op het gebied van distributie domineren buitenlandse bedrijven. Van de filmdistributeurs die actief zijn in Nederland is 85 procent in buitenlandse handen en de allergrootste maatschappijen, de ‘majors’, maken hiervan 67 procent van uit. Deze vier majors hebben op het gebied van distributie met 64,8 procent – en dat percentage stijgt alleen maar – het grootste aandeel, terwijl zij, in tegenstelling tot de meeste onafhankelijke distributeurs, al jaren niet investeren in de uitbreng van Nederlandse films. 20 Deze laatste hebben een aandeel van 35,2 procent op de distributiemarkt en dit percentage daalt. 21

De concurrentie is groot en er is weinig tijd en weinig geld beschikbaar om de Nederlandse film het podium te geven dat die verdient. Door gebrek aan substantiële marketingbudgetten en het ontbreken van lange vertoningsperiodes krijgt een groeiend aantal nationaal geproduceerde films geen (serieuze) kans. Behalve meer middelen voor marketing en distributie van Nederlandse films is ook een grotere inspanning van bioscopen en filmtheaters wenselijk. Echter, bij die laatste ontbreekt hiervoor vaak het budget.

Filmtheaters bieden vaak een verdiepende randprogrammering aan om publiek te betrekken en te verbinden. De meerderheid van de filmtheaters is vanwege de concurrentie genoodzaakt ook cross-overs te draaien of te kiezen voor commerciëlere buitenlandse arthouse-films. Het gevolg is een versterking van een neerwaartse spiraal van het aanbod die zich ook manifesteert bij televisieproducties: minder (goed) Nederlands cultureel aanbod leidt tot minder kans om er publiek voor te vinden, leidt tot minder waardering en draagvlak voor de Nederlandse film en leidt daarmee tot minder kans om er geld mee te verdienen. Bovendien komen de filmtheaters met deze programmering in het vaarwater van de commerciële partijen terecht. Resultaat: verschraling van het aanbod, minder concurrentie op content en meer van hetzelfde.

Afhankelijk van de ambitie van een filmtheater is er echter wel degelijk ruimte om de neerwaartse spiraal te doorbreken. Daar waar commerciële bioscopen voornamelijk voor omzetgroei kiezen, hebben filmtheaters een belangrijke culturele verantwoordelijkheid. Zij vertonen een divers artistiek aanbod, dikwijls voor een kleiner publiek. Distributeurs die doeken zoeken voor hun bijzondere films kunnen doorgaans niet terecht bij commerciële theaters; zij kunnen wel aankloppen bij filmtheaters. De raad hecht aan deze culturele functie van de filmtheaters. Wij moedigen gemeentelijke overheden aan om deze theaters in staat te stellen om tot avontuurlijke arthouse-programmering te komen. Nederlandse films horen daar ook bij.

Ondanks een subsidierelatie tussen (gemeentelijke) overheden en filmtheaters worden er op dit moment nauwelijks nadere voorwaarden gesteld aan de filmprogrammering. Bijvoorbeeld dat een gesubsidieerd filmtheater voldoende ruimte moet bieden aan (door het Filmfonds ondersteunde) Nederlandse films en coproducties. Wat de raad betreft zou deze ketenbreuk hersteld moeten worden. Daarnaast adviseert de raad tot quota afspraken te komen met bioscopen en filmtheaters over de inzet voor Nederlandse en Europese films.

Festivals in de basisinfrastructuur
Nederland onderscheidt zich met drie gerenommeerde internationale filmfestivals en een nationaal filmfestival, te weten: International Documentary Festival Amsterdam, Cinekid en International Film Festival Rotterdam en het Nederlands Filmfestival. Deze festivals zijn opgenomen in de BIS. De filmfestivals worden goed bezocht, de bezoekersaantallen nemen de laatste jaren toe. Deze festivals hebben een belangrijke functie in het cureren en etaleren van (inter)nationaal aanbod en op het gebied van talentontwikkeling en educatie. Daarnaast wordt het publiek inhoudelijk betrokken via masterclasses, discussieprogramma’s en andere randactiviteiten.

De festivals hebben bovendien een goed oog voor wat er in de wereld gebeurt op het gebied van av-techniek, -productie en -formats. In hun programma is er in het algemeen niet alleen ruimte voor het gesprek en de discussie over innovatie maar ook voor innovatieve content zelf.

In zijn BIS-advies over de filmfestivals heeft de raad de positieve rol van de filmfestivals benadrukt – de festivals bieden onder meer context, verdieping, internationale samenwerking en educatie. Vanwege de aanwezigheid van buitenlandse partijen bij IDFA, IFFR en Cinekid kunnen deze festivals een goed platform of promotie-instrument zijn voor de Nederlandse av-sector. De Wet op het specifiek cultuurbeleid kent iedere functie binnen het artikel ‘Film’ een vast budget toe. Hierdoor is het niet mogelijk om een festival dat bijzonder goed functioneert of zich profileert met bijzondere publieke waarde, te belonen. Ook niet als een ander festival het volgens de raad met minder subsidie kan doen. De raad adviseert dan ook om deze normbedragen los te laten.

Bewaren en ontsluiten van audiovisueel materiaal

Idealiter zou al het av-materiaal dat (deels) met publiek geld gefinancierd is, in de best mogelijke vorm gedigitaliseerd en opgeslagen moeten kunnen worden. Zulk materiaal dient dan ook laagdrempelig (online) toegankelijk te zijn voor de Nederlandse burgers. EYE en Beeld en Geluid zijn de twee officiële organisaties voor het opslaan en toegankelijk maken van het Nederlandse audiovisuele erfgoed. Beide organisaties beschikken daartoe over eigen voorzieningen en personeel. Allebei hebben ze te maken met dezelfde problematiek: onvoldoende geld om av-content te digitaliseren en voor de toekomst te bewaren en voor het publiek te ontsluiten. EYE heeft overigens behalve de kerntaken van filmarchief en -museum ook belangrijke ondersteunende taken voor de sector: landelijke coördinatie van educatie en internationale promotie van de Nederlandse film, waarbij de raad opmerkt dat EYE voor beide taken ook een eigen verantwoordelijkheid heeft.

Digitalisering schept veel mogelijkheden voor beheer en behoud, maar levert ook uitdagingen op. Het gaat dan vooral om de (auteurs)rechten bij het voor het publiek ontsluiten van materiaal: modernisering van het auteursrecht is noodzakelijk. Van al het gedigitaliseerde materiaal bij Beeld en Geluid uit het project Beelden voor de Toekomst (2007 – 2017) is slechts 2,3 procent beschikbaar voor algemeen publiek en 15 procent voor het onderwijs. Door deze beperking worden superplatforms zoals YouTube in toenemende mate als ‘publiek archief’ gebruikt; de burger zoekt immers de makkelijkste weg. Deze superplatforms zijn zeer toegankelijk en er is eenvoudig veel te vinden, ook als dat niet altijd auteursrechtelijk is geregeld. Dat laatste is overigens voor de Nederlandse burger slecht te signaleren. Het staat immers op een publiek toegankelijk platform.

Ook bestaat er nog veel en belangwekkend materiaal dat (snel) gedigitaliseerd dient te worden. Daarnaast is er een beter perspectief nodig op beschikbaarstelling van gedigitaliseerd materiaal. Hiervoor is het van belang de wetgeving aan te passen, evenals het hierboven genoemde auteursrecht. Een afkoopconstructie met collectieve beheersorganisaties die rechthebbenden vertegenwoordigen, zou online beschikbaarheid van gedigitaliseerd materiaal zeer kunnen vergroten.

In 2018 zal Beeld en Geluid het nieuwe archiefsysteem Digitaal Audiovisueel Archief Nederland (DAAN) starten. Hiermee zullen de ontsluiting en toegang voor alle gebruikers makkelijker moeten zijn dan voorheen. De afgelopen jaren zijn er meer grote stappen gezet. De raad waardeert dat en moedigt EYE en Beeld en Geluid aan de toegankelijkheid tot publiek gefinancierde content, zonder restricties, te vergroten. Wij vinden het belangrijk dat burgers – al dan niet tegen betaling – eenvoudig toegang hebben tot publiek gefinancierd audiovisueel materiaal uit een van deze twee archieven. Bij nieuwe producties dient aan de voorkant geregeld zijn dat de publiek gefinancierde content ook online opvraagbaar en beschikbaar blijft, dus ook op het gebied van (auteurs)rechten.

Mediawijsheid en filmeducatie

Mediawijsheid

In 2005 introduceerde de raad de term ‘mediawijsheid’, in een advies waarin hij zijn zorg uit sprak over het kunnen meekomen van burgers in een gemedialiseerde samenleving. Indertijd waren er nog nauwelijks mensen actief op sociale media, was er geen draadloos internet en had nog vrijwel niemand gehoord van algoritmen of fake news.

 

Aantal Nederlandse gebruikers
op sociale media vanaf 2005
(in miljoenen)

bron: emerce.nl, 2017

 

Toch heeft dit advies – Mediawijsheid. De ontwikkeling van nieuw burgerschap – weinig van zijn waarde verloren. Mobiel internet heeft in nog geen tien jaar tijd het leven van miljarden mensen beïnvloed. De ‘medialisering’ van de samenleving maakt het meer dan ooit noodzakelijk dat kinderen en jongeren worden onderwezen over de aspecten ervan. Vrijwel alle kinderen tussen de twee en achttien jaar krijgen dagelijks via tv en mobiele apparaten de meest uiteenlopende beelden voorgeschoteld. Dit maakt de noodzaak van het kritisch ‘lezen’ van beelden – begrip van de wijze waarop ze tot stand zijn gekomen, kennis van de afzender en kunnen interpreteren – groter dan ooit. Om goed te kunnen functioneren en mee te kunnen komen in de samenleving zijn toegang tot media en kennis van de werking van (techniek van) media van groot belang voor iedereen – jong en oud.

Door de grote hoeveelheid platforms en content, die vaak zonder curator en zonder context worden gepresenteerd, is het voor de gebruiker steeds lastiger te herkennen en te begrijpen wat hij precies ziet en wat de waarde ervan is. In de huidige tijd, waarin gemiddeld meer dan acht uur per dag aan media wordt geconsumeerd, is het cruciaal om te weten hoe media werken, wat algoritmen zijn en wat ze doen, en om te begrijpen waarom je ziet wat je ziet. En hoe daarmee om te gaan. Mede dankzij het visietraject Onderwijs2032, waarvan het vervolg gestart is onder de naam Curriculum.nu, en de daaruit volgende acties krijgen dit soort vaardigheden die bij de moderne en toekomstige tijd horen, een structurele plek in het basisonderwijs. De raad hecht er waarde aan dat de acties die volgen uit Curriculum.nu, van toepassing zijn op zowel het basis als het voortgezet onderwijs. Die acties kunnen eventueel in samenwerking met of in aanvulling zijn op de activiteiten van het Expertisecentrum Mediawijsheid (Mediawijzer.net), dat zicht richt op alle Nederlanders, van alle leeftijden.

Via het basis- en voorgezet onderwijs dienen kinderen niet alleen beelden en teksten kritisch leren te beschouwen, maar ook de technologische kennis en vaardigheden – bijvoorbeeld basaal leren programmeren en digitaal creëren, maar ook: wat zijn algoritmen en hoe werken die?

De raad is van mening dat kinderen vroeg het idee moeten meekrijgen dat niet alles op internet gratis is. Dat er investeringen zijn gedaan om iets te maken, dat mensen een inkomen uit die content halen en er met de opbrengsten weer nieuwe producties gemaakt kunnen worden. De raad pleit ervoor dit een onderdeel van mediawijsheid te maken. Mediaconsumenten, jonge en oude, dienen ‘auteursrechtwijs’ te zijn.

Filmeducatie

Mede vanwege het grote aandeel aan tijd dat bewegend beeld opslokt, is filmeducatie van belang.

Culturele, artistieke en journalistieke producties geven een beeld van de wereld; ze verklaren gebeurtenissen of werpen er een bepaald licht op. Ze laten de identiteiten van Nederland zien en geven er mede vorm aan. Culturele programma’s kunnen een bijdrage leveren aan actuele maatschappelijke kwesties, en kunnen agenderen en onderzoeken wat er leeft – zowel aan de oppervlakte als wat onderhuids gonst.

Vanwege het grote bereik vormt film sterker dan vele andere kunstvormen een gemeenschappelijk referentiekader. Het medium heeft dan ook, naast een esthetische, een belangrijke sociaal-maatschappelijke waarde. Films kunnen ethische dilemma’s, misstanden en de veranderende mores blootleggen, het maatschappelijk debat aanzwengelen, en de basis vormen voor educatieve programma’s op scholen of het gesprek in de klas. Dat geldt niet alleen voor (jeugd-)documentaires, maar ook voor speelfilms en jeugd- en familiefilms. Denk aan op jeugd gerichte films rond thema’s als kanker, pesten en verlies.

Filmeducatie maakt van burgers beter geschoolde kijkers en gebruikers die het aangeboden product beter op waarde kunnen schatten. Dit komt ook de afname ten goede: investeren in educatie van kinderen leidt tot meer, kritischer maar vooral ook kwalitatiever mediagebruik in de toekomst.

Ondanks de stappen die in het onderwijs zijn gezet, is filmeducatie (of breder: media-educatie) nog te weinig structureel ingebed in het onderwijscurriculum. Ook het Filmfonds stelt in zijn beleidsplan: “In het primair en voortgezet onderwijs en ook op de pabo is geen structurele aandacht voor de beeldcultuur waarmee kinderen opgroeien, noch voor het creëren van of reflecteren op bewegend beeld. (…) Een actieve rol van de minister is voor de verwezenlijking hiervan noodzakelijk. Mediageletterdheid en filmeducatie zijn evenals als lezen en schrijven basisvaardigheden die scholing vergen.” 22

Intermediairs die vraag en aanbod bij elkaar brachten, zijn op veel plekken in het land wegbezuinigd. Daarnaast ontbreken middelen voor de ondersteuning van educatieve activiteiten van (landelijke en lokale) filmfestivals, filmtheaters en andere organisaties, sinds in 2010 de middelen van het Filmfonds zijn overgeheveld naar EYE. Andere publieke en private fondsen zetten de beperkte middelen voor educatie in voor andere kunstdisciplines.

De afstemming over filmeducatie bij filmfestivals in de BIS en lokale (gesubsidieerde) theaters en festivals verdient verbetering. Voor scholen is er een versnipperd aanbod en het verschil tussen de programma’s is vaak onduidelijk.

EYE heeft een eigen taak als instelling maar ook een landelijke taak op het gebied van filmeducatie. Enkele filmtheaters ontwikkelen zelf educatieprogramma’s voor de scholen in de steden en dorpen waar de theaters gevestigd zijn. Tegelijkertijd verzorgen grote en kleine festivals eveneens educatie in diezelfde theaters in het land (o.a. IFFR, Cinekid, NFF, IDFA, Movies that Matter). Opvallend is ook dat vanwege een verschil in subsidiehoogte vergelijkbare film- en media-educatie voor verschillende bedragen wordt aangeboden.

Hieruit blijkt in elk geval dat de afstemming en samenwerking beter kunnen worden, in het belang van de leerlingen en ook van het film- en media-onderwijs. De financiering van alle film- en media-educatie zou vanuit één gedachte geregeld moeten worden, en in hun onderlinge relatie moeten worden beschouwd. Dat kan bijvoorbeeld door filmeducatie, net als mediawijsheid, in het schoolcurriculum op te nemen en dit landelijk te laten coördineren. Het verdient de voorkeur filmeducatie onder te brengen bij een landelijke instelling, die zelf geen belang heeft bij de realisatie.

Nu er in de BIS expliciet geld voor is vrijgemaakt, zou de omschrijving ten aanzien van de landelijke taak op het gebied van filmeducatie scherper geformuleerd moeten worden, gekoppeld aan de identiteit van het betreffende festival, rekening houdend met de andere landelijke aanbieders, zodat verschillende partijen niet dezelfde of vergelijkbare educatieve producten ontwikkelen.

In dit kader is onlangs een vanuit filmtheater Lux gepresenteerd plan interessant om aanbod en vraag bij elkaar te brengen. Vanwege de vele, ook elkaar beconcurrerende, instellingen die zich bezighouden met mediawijsheid en filmeducatie, zien scholen vaak door de bomen het bos niet meer. Filmtheater Lux heeft mede daarom in samenwerking met het filmtheater van Den Haag een pilot voorgesteld waarbij zij als ‘filmeducatiehub’ een rol gaan spelen in de eigen regio. Ook EYE is hierbij betrokken. Het idee is dat er meerdere van deze hubs in Nederland ontstaan. De lokale instellingen voor media en film weten doorgaans beter de weg naar scholen te vinden – en andersom – dan een landelijke organisatie. Regionale en lokale inbedding zijn van essentieel belang om goed in te kunnen spelen op de vraag van het onderwijs.

Aansturing en coördinatie van filmeducatie en mediageletterdheid vindt dan plaats op regionaal niveau, maar de algehele coördinatie en afstemming tussen de hubs zouden wel op nationaal niveau moeten plaatsvinden. De bekostiging van een hub zou vorm kunnen krijgen via een matchingsregeling tussen Rijk en regio kunnen gebeuren.

De raad merkt ten slotte het volgende op. Er hoeft geen btw te worden berekend voor onderwijs in muziek, dans, drama en beeldende vorming aan personen jonger dan 21 jaar. Omdat film hier niet tussen staat, valt onderwijs in film aan personen jonger dan 21 jaar niet onder de btw-vrijstelling. Onlangs is de lijst uitgebreid met onderwijs in circus-technieken, omdat dat gerelateerd is aan ‘drama’ en ‘dans’. Aangezien ‘film’ ook aan ‘drama’ gerelateerd kan worden, pleiten wij ervoor dat ook deze kunstdiscipline aan de lijst wordt toegevoegd.

Diversiteit voor en achter de camera

Om een inclusief divers audiovisueel aanbod te krijgen zal door het gehele veld – van alle ‘witte redacties’ in Hilversum tot het kunstvakonderwijs waar het opleiden van veel makers begint – actie ondernomen moeten worden. 23

De NPO is zich zeer bewust van zijn verantwoordelijkheid op dit vlak, maar constateert dat de veelkleurigheid van de samenleving onvoldoende te zien is in het eigen programma-aanbod, en ook dat daarin te weinig vrouwen in voorkomen. 24 Daarom blijft diversiteit, in brede zin, een aandachtspunt voor de NPO.

Het Filmfonds, de andere grote speler in het publieke av-veld, benadrukt ook het belang van diversiteit. Voor alle regelingen moeten aanvragers tonen op welke manier bij het beoogde project invulling wordt gegeven aan diversiteit. Dit maakt deel uit van de beoordelingscriteria die integraal worden gewogen. Het Filmfonds kijkt daarbij naar diversiteit voor en achter de camera, in thematiek en bereik.

De raad moedigt deze stappen van NPO en Filmfonds aan en benadrukt voor alle spelers in het audiovisuele veld, van opleiding tot vertoner, de toepassing van de Code Culturele Diversiteit.


 

Jaarrapport 2017
Stichting Kijkonderzoek

human.nl

Jaarrapport 2017
Stichting Kijkonderzoek

Jaarrapport 2017
Stichting Kijkonderzoek

94 percent of UK adults would rather live without sex than their mobile phone.
dailymail.co.uk

It Zucks!
De Groene Amsterdammer,
17 september 2017

Nielsen, 2016

The Nielsen Comparable Metrics Report 2016.
The Nielsen Company,
2016

adage.com

Jaarrapport TV 2016
Stichting Kijkonderzoek

marketingfacts.nl

Nieuwsvoorziening in de regio 2014.
“Gelukkig zijn hier geen journalisten”.
Landman, L. en Kik, Q. e.a.
Studies voor het Stimuleringsfonds voor de journalistiek/ S40,
Stimuleringsfonds voor de journalistiek, 2015

Advies Concessiebeleidsplan 2017 – 2025 Regionale Publieke Omroep
Raad voor Cultuur,
5 oktober 2017

Dat Denemarken dit als een serieuze positie ziet, blijkt uit het feit dat deze ambassadeur, Casper Klynge, een jarenlange ervaring heeft als ambassadeur.

Bijvoorbeeld Litouwen, Malta, Slowakije, Frankrijk, Kroatië, Tsjechië, Italië, Polen, Roemenië, Slovenië, Spanje.

Voor een uitleg van ‘Nederlands’: zie de criteria die het Filmfonds hiervoor hanteert.

Jaarverslag 2016.
Nederlandse Vereniging van Bioscopen en Filmtheaters

Wel is het zo dat het totale aantal bezoeken aan een Nederlandse film tussen in 2017 ten opzichte van 2016 met ongeveer 3 procent is gestegen naar 4,3 miljoen en ook de omzet toonde met 1,79 procent een lichte stijging.
denvbf.nl

PwC Media Entertainment and Media Outlook
2017 – 2021.
2017

Universal Pictures International Netherlands, Warner Bros. Pictures International (Holland), The Walt Disney Company (Benelux), Sony Pictures Releasing Holland.

Film Facts & Figures of the Netherlands 2016.
Nederlands Filmfonds,
mei 2017

Beleidsplan 2017 – 2020.
Nederlands Filmfonds,
2016

voorbeeld-allochtoon.nl

Begroting 2018.
NPO

De audiovisuele sector vanuit
maatschappelijk perspectief