Voorstel voor een nieuw landelijk cultuurbestel
Prioriteiten voor een nieuw beleid
In het voorgaande hebben we laten zien hoe het landelijke cultuurbestel meer recht kan doen aan de doelstellingen van cultuurbeleid en hoe we kunnen komen tot een betere afstemming tussen Rijksoverheid en andere overheden. We hebben vier prioriteiten aangewezen die leidend moeten zijn voor het vormgeven van
- Het landelijke cultuurbeleid moet alle culturele disciplines en genres includeren. Dat betekent dat het gesubsidieerde cultuuraanbod moet worden vernieuwd
en verbreed. - Het landelijke cultuurbeleid moet een breder publiek bedienen dat een juiste afspiegeling is van de bevolking, en cultuureducatie en -participatie moeten hoger op de nationale agenda komen te staan.
- Het landelijke cultuurbeleid komt de culturele sector in zijn geheel ten goede. Behalve voor productie en rijkscollecties dient het Rijk daarom ook verantwoordelijkheid te nemen voor genre- en talentontwikkeling, creatie en verdieping van kunstenaars en creatieven, en voor de presentatie van gemeentelijke en provinciale museale collecties
van (inter)nationale betekenis. - Het landelijke cultuurbeleid moet bevorderen dat de culturele arbeidsmarkt gezonder wordt en de betaling van werkenden in de sector op peil
wordt gebracht.
Op basis hiervan formuleren wij een voorstel voor een nieuw landelijk cultuurbestel dat de kunstenaar, het (potentiële) publiek, het culturele aanbod én de maatschappij ten goede komt, want dat is wat cultuurbeleid volgens ons moet beogen. In elk geval zijn hierin de volgende
Uitbreiding en verbreding van de BIS
- De BIS wordt uitgebreid met een aantal instellingen die sterk regionaal geworteld zijn en door hun werking, spreiding of aandachtsgebied
van nationale betekenis zijn. - De BIS wordt opengesteld voor culturele genres die nu nog niet of onvoldoende zijn vertegenwoordigd
in het stelsel. - De BIS wordt opengesteld voor (meer) ontwikkelinstellingen, presentatie-instellingen
en festivals. - De BIS wordt uitgebreid met enkele gemeentelijke en provinciale musea met een l
andelijke betekenis. 1 - Er komt een verkenning naar de mogelijkheid om een extra ondersteuningsfunctie in te richten en op te nemen in de BIS die zich toelegt
op publieksonderzoek. 2 - De BIS wordt uitgebreid met een bovensectorale ondersteunende instelling voor professionalisering en ondernemerschap
in de BIS. 3 - De BIS wordt uitgebreid met een ondersteunende functie voor behoud en beheer
in de podiumkunsten. 4 - De BIS wordt uitgebreid met een ondersteunende functie
voor leesbevordering. 5
Met deze maatregelen komen creatie, productie en ontwikkeling in de keten en de top van het gehele culturele leven (gedeeltelijk) onder de verantwoordelijkheid van het Rijk, waarbij het Rijk zich laat leiden door actuele culturele ontwikkelingen die in
Verbreden subsidiecategorieën en maatwerk in subsidietoekenningen
- De categorieën theatergezelschap, dansgezelschap en operagezelschap in de BIS worden losgelaten om meer ruimte te bieden voor interdisciplinaire ontwikkelingen. Er komt daarom één categorie voor ketenvoorzieningen in de scenische
podiumkunsten. 6 Instellingen die disciplines combineren, vallen in het vervolg binnenéén subsidieregeling. - De categorie jeugdtheatergezelschap wordt verruimd naar een categorie voor ketenvoorzieningen in de jeugdpodiumkunsten om de BIS ook open te stellen voor jeugddans, jeugdmuziek(theater) en interdisciplinaire ontwikkelingen binnen
de jeugdpodiumkunsten. - De subsidiebedragen voor bovengenoemde categorieën ketenvoorzieningen vragen om meer maatwerk. Subsidies worden opgebouwd uit een vast basisbedrag, aangevuld met extra subsidiebedragen voor additionele taken, zoals (verstevigde inzet op) talentontwikkeling, het maken van grote-zaalproducties, het ontwikkelen van interdisciplinaire activiteiten of jeugdtaken.
Het basisbedrag dient hoog genoeg te zijn om de kerntaken naar behoren uit te voeren en daarnaast recht te doen aan redelijke normen rond goed opdrachtgeverschapen goed werkgeverschap.
Aanpassingen in de subsidie-, beoordelings-
De subsidiesystematiek
- De drempels voor nieuwe toetreders tot de BIS worden verlaagd door aanvraagprocedures te vereenvoudigen.
Het Rijk moet samen met stedelijke cultuurregio’s de beoordelingscriteria ontwikkelen voor aanvragersbinnen de BIS. - Subsidieregelingen worden voor een ruimere waaier aan instellingen, kunstenaars
en creatieven opengesteld. - Diversiteit gaat een belangrijke rol spelen in de beoordelingen van subsidieaanvragen. Daarbij moet een nieuw evenwicht worden gevonden tussen de noodzaak een breder en divers samengesteld publiek te bereiken en de vraag om eigen inkomsten
of publieksaantallen. - Toepassing van de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur moet een subsidievoorwaarde worden voor de BIS, net als toepassing van een nieuw te ontwikkelen code ter vervanging van de Code Culturele Diversiteit, meer gericht op inclusiviteit in den brede.
De raad moedigt ook andere overheden en de cultuurfondsen aan deze codes als criteriumte hanteren. - Beoordeling en monitoring vinden plaats door divers samengestelde commissies. Bij het samenstellen van beoordelings- en monitoringscommissies dient het Rijk (net als andere overheden en cultuurfondsen) normen te hanteren om diversiteit binnen commissies te garanderen in termen van expertise, kennis, woonplaats, culturele herkomst, geslacht et cetera.
De nieuw te ontwikkelen code omtrent inclusiviteit kan hierbij alsleidraad dienen. - De Erfgoedwet wordt uitgebreid met de publiekstaken van de musea die nu al vanuit deze wet worden gefinancierd voor collectie- en huisvestingskosten.
De raad krijgt een wettelijke taak om het totale takenpakket van deze musea te monitoren.Deze musea worden dan niet langer vanuitde BIS gesubsidieerd. 7
Nieuwe beleidsinstrumenten
- Er wordt voor de komende kunstenplanperiode een programmafonds ingericht dat stedelijke cultuurregio’s een impuls kan geven om zich verder
te ontwikkelen. - Er wordt in samenwerking met de rijkscultuurfondsen een cultuurbreed revolverend fonds ingericht om cultuurproducenten in alle disciplines en genres (zowel vrije als gesubsidieerde producenten) in staat te stellen meer risico’s te nemen, zoals door het ontwikkelen van nieuw Nederlands cultuuraanbod of door te experimenteren met nieuwe publieksgroepen.
Op dit fonds kan ook een beroep worden gedaan voor het organiseren van reprises vansuccesvolle podiumkunstproducties.
Aandachtspunten voor stedelijke cultuurregio’s
- De raad moedigt gemeenten en provincies aan om gaten in de culturele humuslaag
– de zogenaamdebasisvoorzieningen – te dichten, waar nodig en mogelijk met gebruikmaking van elkaars voorzieningen. Deze aansporing betreft ook gemeenten die geen onderdeel uitmaken van eenstedelijke cultuurregio. - Stedelijke cultuurregio’s worden aangemoedigd proeftuinen rond talentontwikkeling uit te werken, ontwikkelplekken op te nemen in hun structurele cultuurbeleid en een coördinerende rol te vervullen met betrekking tot talentontwikkeling
in hun regio. - Stedelijke cultuurregio’s worden aangemoedigd in samenwerking met de rijkscultuurfondsen bij te (blijven) dragen aan de verbetering van het evenwicht tussen aanbod- en afnamesubsidiëring in met name
de podiumkunsten. - Stedelijke Cultuurregio’s dienen instellingen in hun regio te subsidiëren die in aanmerking willen komen als ketenvoorziening
in de BIS.
Aandachtspunten voor rijkscultuurfondsen
- De rijkscultuurfondsen worden aangemoedigd met hun programma’s en subsidieregelingen bij te (blijven) dragen aan vernieuwing en creatie door kunstenaars en creatieven, aan de pluriformiteit van het culturele aanbod, aan het bereiken van een divers samengesteld publiek en aan het verbeteren van fair practice in
de culturele sector. - De rijkscultuurfondsen worden aangemoedigd hun subsidieregelingen voor ontwikkeling en nieuwe creatie voort te zetten en waar wenselijk aan te scherpen.
Zij blijven ook een rol spelen bij het ondersteunen van productiehuizen en presentatie-instellingen buitende BIS. - De rijkscultuurfondsen krijgen de opdracht een coördinerende rol te spelen in het landelijke netwerk van initiatieven gericht op ontwikkeling, in samenwerking met stedelijke cultuurregio’s. Stedelijke cultuurregio’s krijgen deze opdracht met betrekking tot de ontwikkelinitiatieven in hun
eigen regio. - De rijkscultuurfondsen worden aangemoedigd in samenwerking met stedelijke cultuurregio’s bij te (blijven) dragen aan de verbetering van het evenwicht tussen aanbod- en afnamesubsidiëring in met name de podiumkunsten en hun afnamesubsidies
uit te breiden.
Het landelijke cultuurbestel in samenhang bezien
De raad vindt het van onmetelijk belang om een integraal, door de verschillende overheidslagen en rijkscultuurfondsen gedragen cultuurbeleid te voeren.
Het landelijke cultuurbestel bevat idealiter
- Ten eerste onderscheiden we drie categorieën voorzieningen die in culturele ecosystemen
niet mogen ontbreken: - Basisvoorzieningen
- Ketenvoorzieningen
- Topvoorzieningen
De raad heeft deze voorzieningen reeds geïntroduceerd in de verkenning Cultuur voor stad, land en regio.
- Daarnaast heeft het culturele leven behoefte aan flexibele instrumenten die impulsen kunnen geven aan het culturele leven: landelijke programma’s en cultuurfondsen, die verantwoordelijkheid dragen voor programma’s, projecten, beurzen
en verdiepende activiteiten. - Ten slotte is een landelijk netwerk nodig van
ondersteunende instellingen.
Gezamenlijk borgt dit netwerk alle noodzakelijke functies en spelers voor een volwaardig
Hieronder werken we per categorie uit welke rol die speelt in het culturele leven en welke plaats we hiervoor zien in
Voorzieningen
Basisvoorzieningen
In het op peil brengen en houden van de basisvoorzieningen per gemeente zien we een rol voor de overheden binnen stedelijke cultuurregio’s.
De financiële verantwoordelijkheid voor deze basisvoorzieningen ligt bij provincies en gemeenten.
De raad wijst erop dat ook gemeenten die buiten stedelijke cultuurregio’s vallen enkele basisvoorzieningen hebben.
Ketenvoorzieningen
Ketenvoorzieningen zijn geworteld in en vinden, naast rijksfinanciering bij, ook financiering van overheden in de stedelijke cultuurregio’s.
De raad vindt deze ketenvoorzieningen essentieel voor een pluriform, goed gespreid cultuuraanbod. Daarom kan een deel van deze ketenvoorzieningen, mits ze van landelijk belang zijn voor hun discipline of genre en bijdragen aan de door de raad vastgestelde prioriteiten, aanspraak maken op een plek in de BIS als ketenvoorziening.
Podia met een louter presenterende rol blijven onder de verantwoordelijkheid van gemeenten binnen stedelijke cultuurregio’s vallen.
Stedelijke cultuurregio’s krijgen met de toetreding van meer ketenvoorzieningen tot de BIS echt een impuls. Daarbij garanderen we hiermee dat door het land heen de prioriteiten voor het nieuwe stelsel, bedoeld om meer recht te doen aan de doelstellingen van cultuurbeleid, daadwerkelijk worden gerealiseerd. Cofinanciering tussen Rijk en stedelijke cultuurregio’s is voor deze categorie instellingen een must. Daarnaast kunnen ketenvoorzieningen additionele middelen aanvragen in het kader van landelijke programma’s of cultuurfondsen voor activiteiten die buiten hun dagelijkse
Topvoorzieningen
Topvoorzieningen zijn instellingen van een landelijke, vaak internationale statuur, die als vlaggenschepen functioneren voor stedelijke cultuurregio’s. Deze instellingen kijken (ver) over de grens van de eigen cultuurregio heen en trekken door hun aanwezigheid publiek van elders in het land of uit het buitenland naar zich toe.
Een groot deel van deze voorzieningen maakt nu al onderdeel uit van de BIS. Voor enkele genres stellen we voor nieuwe voorzieningen toe te laten. Cofinanciering vanuit de stedelijke cultuurregio is daarbij een must voor zover het gaat om de exposure van deze instellingen binnen de eigen regio. Een ander deel van deze voorzieningen betreft de musea die via de Erfgoedwet geheel of grotendeels worden gefinancierd
De stevige rol in de landelijke basisinfrastructuur voor deze topvoorzieningen komt met extra zekerheid, maar ook met extra verantwoordelijkheden.
Topvoorzieningen in de BIS kunnen geen aanspraak maken op additionele middelen in het kader van landelijke programma’s of cultuurfondsen voor activiteiten die buiten hun dagelijkse praktijk vallen.
Instrumenten
Programma’s
Programma’s kunnen een goede methode zijn om maatschappelijk relevante onderwerpen extra aandacht te geven in het culturele leven.
We onderscheiden:
- Landelijke programma’s vanuit het ministerie van OCW en/of andere ministeries
Lopende voorbeelden van dit soort programma’s zijn ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ en ‘Méér Muziek in de Klas’, beide gericht op cultuureducatie. Deze programma’s verdienen voortzetting inde komende kunstenplanperiode(n). - Programmafonds stedelijke cultuurregio
Om stedelijke cultuurregio’s een impuls te geven stelt de raad voor een programmafonds in te richten voor deperiode 2021 – 2024 .Dit fonds is met name geschikt om de publiek-maatschappelijke worteling van cultuur te verbeteren. Het kan programma’s financieren op het gebied van publieksvergroting, educatie, participatie, talentontwikkeling en ontwerpopdrachten.De programma’s die worden ondersteund door dit fonds komen naast de proeftuinen van stedelijke cultuurregio’s die de minister inapril 2019 aanwijst (al kunnen proeftuinen in uitgebreide vorm tevens aanspraak maken op dit programmafonds). Om een beroep te doen op dit fonds, is het noodzakelijk dat stedelijke cultuurregio’s een penvoerder aanwijzen die als bestuurlijke partner kan optreden voor het Rijk.Dit kan een provincie zijn, maar dit kunnen ook een of meer van de participerende gemeenten zijn, of een combinatie van provincie(s) en gemeente(n). De raad speelt graag een rol in het beoordelen van ingediende programmaplannen.De raad stelt voor dat het Rijk de helft van het benodigde budget ter beschikking stelt, met een vooraf te bepalen maximumbedrag per programma. De andere helft wordt gefinancierd door een of meer overheden binnende stedelijke cultuurregio. - Programma’s bij cultuurfondsen
Ook de zes cultuurfondsen kunnen eigen programma’s initiëren, zie over deze fondsen verder hieronder. Zo is het Fonds voor Cultuurparticipatie bezig met het ontwikkelen van eenprogramma Cultuurparticipatie.
Cultuurfondsen
De minister van OCW heeft zes landelijke cultuurfondsen ingesteld.
Volgens de taakverdeling die bij de oprichting van de BIS werd ingevoerd, zijn de fondsen vooral verantwoordelijk voor artistiek gedreven initiatieven, die hun bestaansrecht hebben op grond van de artistieke signatuur van instellingen en individuele kunstenaars.
De cultuurfondsen hebben een grote expertise op hun terrein en het is wenselijk dat zij die blijven inzetten om artistieke ontwikkelingen en talent te bevorderen en hun vinger aan de pols te houden waar het actuele ontwikkelingen in de cultuur betreft. Fondsen zijn de instrumenten bij uitstek om snel te reageren op ontwikkelingen, vernieuwing aan te jagen, een rol te spelen op het gebied van talent- en genreontwikkeling en te zorgen voor een landelijk gespreid aanbod van flexibele initiatieven.
De rijkscultuurfondsen hebben een grote vrijheid in het vormgeven van hun regelingen. Deze regelingen moeten in de ogen van de raad optimaal bijdragen aan het realiseren van de vier doelstellingen van cultuurbeleid.
Bij het inrichten van meerjarige subsidieregelingen voor culturele instellingen is het van belang maatwerk te bieden voor verschillende typen instellingen. Middelgrote en grote instellingen die beschikken over een volwaardige productionele en bedrijfsmatige ondersteuning moeten binnen hun meerjarige subsidiebudgetten voldoende mogelijkheden krijgen om hun positie in de culturele sector en de maatschappij te verstevigen en op te treden als goede werk- en opdrachtgevers.
Steeds vaker zien we dat kunstenaars en creatieven uit verschillende culturele en maatschappelijke domeinen met elkaar samenwerken aan culturele uitingen die zich niet meer onder noemers als ‘podiumkunst’, ‘beeldende kunst’ of ‘participatie’ laten scharen, soms valt ook het onderscheid tussen professionele kunstenaars en amateurkunstenaars weg.
Het is van belang dat zij daarnaast blijven werken aan het versterken van mogelijkheden voor Nederlandse kunstenaars, creatieven en instellingen om zich te presenteren
Private cultuurfondsen
Naast de cultuurfondsen die onder verantwoordelijkheid vallen van het Rijk is er ook een aantal private cultuurfondsen dat culturele projecten en kunstenaars ondersteunt.
Ondersteunende instellingen
Een goed netwerk van landelijke ondersteunende instellingen is van onbetwist belang om de sector gezond te houden.
De ondersteunende instellingen staan ten dienste van de gehele landelijke culturele sector: de basisvoorzieningen, de ketenvoorzieningen, de topvoorzieningen en de kunstenaars, creatieven en instellingen die binnen programma’s en door de cultuurfondsen worden ondersteund.
Inrichting van de Culturele basisinfrastructuur (BIS)
Voor een gedeelte van het bovenstaande samenspel aan voorzieningen, instrumenten en ondersteunende instellingen is het Rijk (mede)verantwoordelijk. Hieronder presenteren we ons voorstel voor een nieuwe inrichting van de Culturele basisinfrastructuur (BIS). Hiertoe behoren formeel die instellingen die direct door het Rijk worden gesubsidieerd (in het kader van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid alsmede
Een nieuwe kijk op functies
Bij de oprichting van de Culturele basisinfrastructuur (BIS), die
De raad is van mening dat een functionele indeling nog steeds bruikbaar is voor de inrichting van het cultuurbestel. Maar we kiezen wel voor een nieuwe invulling van zulke functies, om meer recht te doen aan de doelstellingen van cultuurbeleid.
Ketenvoorzieningen
De raad adviseert een landelijk gespreid netwerk van ketenvoorzieningen te subsidiëren in het kader van de BIS in de
- Concertante podiumkunsten (muziek)
- Scenische podiumkunsten
- Jeugdpodiumkunsten
- Presentatie-instellingen
- Musea
- Ontwikkelinstellingen
- Festivals
De raad adviseert per stedelijke cultuurregio
Dit zal, uitgaande van elf volwaardige stedelijke cultuurregio’s, in totaal leiden
Niet elke culturele instelling die nu meerjarig wordt gesubsidieerd komt in aanmerking voor een positie in de BIS.
Culturele instellingen die in aanmerking willen komen voor een positie als ketenvoorziening in de BIS, kunnen hiervoor vóór
Hieronder lichten we de categorieën toe en adviseren we over de
Concertante podiumkunst (muziek)
Binnen het huidige contingent van rijksgesubsidieerde symfonieorkesten zijn er vijf instellingen met een stevige regionale inbedding, die voor het muziekklimaat van landelijke betekenis
De raad adviseert een subsidiebedrag te hanteren variërend
Scenische podiumkunsten
In de huidige BIS zijn 1 muziektheatergezelschap,
De raad adviseert in deze categorie meer differentiatie in de subsidiehoogten om de regeling beter te laten aansluiten op de uiteenlopende ambities van podiumkunstinstellingen.
Jeugdpodiumkunsten
In de huidige BIS zijn
De raad adviseert het subsidieniveau van jeugdpodiumkunstgezelschappen binnen deze categorie te verhogen.
Presentatie-instellingen 15
In de huidige BIS zijn
De raad adviseert een subsidiebedrag te hanteren variërend
Musea
Op dit moment zijn er geen stedelijke en provinciale musea opgenomen in de BIS.
Ten derde moet de talentontwikkeltaak van producerende instellingen binnen de BIS effectiever worden ingericht. In het vernieuwde stelsel kunnen culturele instellingen zelf kiezen of ze een rol voor zichzelf zien in talent- en genreontwikkeling, repertoirevernieuwing en
De raad adviseert een subsidiebedrag vanuit het Rijk van
Ontwikkelinstellingen
In de huidige BIS zijn 3 productiehuizen voor podiumkunsten vertegenwoordigd met een stevige regionale inbedding, die voor het podiumkunstenklimaat van landelijke betekenis zijn.
Ontwikkelinstellingen kunnen divers zijn in vorm.
Voorwaarde voor opname in de BIS is dat in de regio een rijke infrastructuur bestaat in het betreffende genre, door de aanwezigheid van bijvoorbeeld passende presentatieplekken, producerende instellingen, festivals, kunstvakopleidingen (inclusief mbo), een scene van autodidactische kunstenaars of een
De raad adviseert een subsidiebedrag te hanteren variërend
Festivals
In de huidige BIS zijn 3 podiumkunstfestivals vertegenwoordigd met een stevige regionale inbedding, die voor het podiumkunstenklimaat van landelijke betekenis zijn.
De raad adviseert het budget per festival in deze categorie vast te stellen per deelsector.
Topvoorzieningen
De raad adviseert naast de categorie ketenvoorzieningen, waarin zich een hoge mate van flexibiliteit kan aftekenen, een aantal instellingen aan te wijzen als topvoorziening
Hier gaat het om topvoorzieningen die in het nationale en/of het internationale veld toonaangevend zijn. Hun kerntaak bestaat eruit met hun werk het hele land te bedienen. Daarnaast opereren ze veelal op een internationaal speelveld: ze onderhouden een groot internationaal netwerk, treden veelvuldig in het buitenland op, tonen hoogstaand internationaal aanbod of organiseren vanuit een internationaal perspectief artistieke postacademische residenties voor kunstenaars. Deze instellingen nemen zodoende een ‘internationale toppositie’ in, zoals de minister het in haar
De raad stelt voor binnen de BIS een nieuwe (deel)categorie in te richten voor deze topvoorzieningen, waarmee deze instellingen kunnen rekenen op extra vertrouwen van het Rijk.
In de huidige BIS is een aantal instellingen vertegenwoordigd met een dergelijke nationale of internationale werking. Het gaat om
Om in aanmerking te komen voor een positie als topvoorziening in de BIS, dienen culturele instellingen vóór
De raad adviseert in totaal maximaal
We adviseren de subsidiehoogte per instelling vast te stellen, waarbij wordt gewaarborgd dat instellingen hun kerntaken naar behoren kunnen uitvoeren en daarnaast kunnen functioneren als goede werkgevers en opdrachtgevers.
De minister kan ervoor kiezen deze instellingen, die bijna zonder uitzondering al jarenlang continu op een hoog bedrijfsmatig en artistiek niveau opereren en in hun werkpraktijk vaak langetermijnafspraken moeten maken, een subsidieperspectief te geven van twee keer vier jaar.
Ondersteunende instellingen
Naast de besproken keten- en topvoorzieningen zijn er ten slotte enkele instellingen in de huidige BIS die een bovensectorale ondersteunende functie vervullen.
Cultuurfondsen
De voorgestelde wijzigingen hebben enige consequenties voor de rijkscultuurfondsen.
Belangrijkste stelselwijzigingen
De BIS zal door de voorgestelde wijzigingen een nieuw beeld te zien geven. Onderstaande tabel geeft weer hoe de nieuwe BIS eruitziet ten opzichte van de huidige BIS.
Huidige situatie:
gesubsidieerd in het kader van de Culturele basisinfrastructuur
Podiumkunsten 10 symfonieorkesten (waarvan 1 voor pop- en jazzmuziek) 9 theatergezelschappen 3 operagezelschappen 4 dansgezelschappen 9 jeugdtheatergezelschappen 3 productiehuizen 4 festivals Beeldende kunst 6 presentatie-instellingen 5 postacademische instellingen Creatieve industrie 1 ondersteunende instelling (gedeeltelijk vanuit de Erfgoedwet) |
Musea 25 musea met een collectie waarvoor 1 ondersteunende instelling (gedeeltelijk vanuit de Erfgoedwet) Film 4 filmfestivals 1 ondersteunende instelling (gedeeltelijk vanuit de Erfgoedwet) Letteren 3 ondersteunende instellingen Bovensectoraal 4 ondersteunende instellingen |
Nieuwe situatie:
gesubsidieerd in het kader van de Culturele basisinfrastructuur
Ketenvoorzieningen Concertante podiumkunsten (muziek) Maximaal 8 muziekensembles, waarvan maximaal Scenische podiumkunsten Maximaal 15 scenische podiumkunstgezelschappen (maximaal 3 per stedelijke cultuurregio) Jeugdpodiumkunsten Maximaal 15 jeugdpodiumkunstgezelschappen (maximaal 3 per stedelijke cultuurregio) Musea Maximaal 15 gemeentelijke en provinciale musea (maximaal 3 per stedelijke cultuurregio) Presentatie-instelling (beeldende kunst, ontwerp, cross-overs) Maximaal 15 presentatie-instellingen (maximaal 3 per stedelijke cultuurregio) Ontwikkelinstelling (cultuurbreed) Maximaal 15 ontwikkelinstellingen (maximaal 3 per stedelijke cultuurregio) Festival (cultuurbreed) Maximaal 15 festivals (maximaal 3 per stedelijke cultuurregio) Cultuurfondsen 6 cultuurfondsen |
Topvoorzieningen Cultuurbreed 4 symfonieorkesten 1 orkest voor pop- en jazzmuziek maximaal 7 ensembles/koren (diverse muziekgenres) 1 theatergezelschap 1 gezelschap voor 1 gezelschap voor opera 1 operagezelschap 1 dansgezelschap 1 gezelschap voor volwassenen- 1 gezelschap voor jeugdtheater 1 multidisciplinair podiumkunstfestival 1 festival voor popmuziek 3 filmfestivals 1 ontwerpfestival 5 postacademische instellingen Ondersteunende instellingen Cultuurbreed 5 bovensectorale ondersteunende instellingen 1 ondersteunende instelling voor concertante 4 ondersteunende instellingen voor letteren 1 ondersteunende instelling voor (gedeeltelijk gefinancierd vanuit de Erfgoedwet) 1 ondersteunende instelling voor film (gedeeltelijk gefinancierd vanuit de Erfgoedwet) |
Nieuwe situatie:
gefinancierd vanuit de Erfgoedwet
Musea 25 musea met een collectie waarvoor |
Ondersteunende instellingen 1 ondersteunende instelling voor erfgoed 1 ondersteunende instelling voor (gedeeltelijk gefinancierd vanuit de BIS) 1 ondersteunende instelling voor film (gedeeltelijk gefinancierd vanuit de BIS) |
Nieuwe omgang met de musea in de Erfgoedwet
De raad bepleit in dit advies, naast de voorgestelde wijzigingen in de BIS, een verandering ten aanzien van de musea die worden gefinancierd in het kader van de
Om musea te stimuleren tot het ontwikkelen van innovatieve presentatieplannen pleit de raad ervoor een bedrag van bijvoorbeeld
Tot slot
Bovenstaand voorstel voor een nieuw landelijk cultuurbestel is een stap op weg naar een ingrijpende wijziging van het gesubsidieerde cultuurlandschap.
Het doorvoeren van zo’n ingrijpende verandering vraagt om een grote nauwkeurigheid: bij het Rijk, bij de stedelijke cultuurregio’s, bij de cultuurfondsen en bij de
De raad wijst op het belang van een zorgvuldige uitwerking van deze nieuwe subsidieregeling.
Deze aanbeveling motiveren we in deel 4 van dit advies.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Voor topvoorzieningen in de BIS gelden vanaf 2021 geen categorieën. Zie de uitwerking later in dit hoofdstuk.
Deze aanbeveling motiveren we in deel 4 van dit advies.
In de praktijk worden de instellingen die binnen deze regeling worden gesubsidieerd vaak de Culturele basisinfrastructuur genoemd. Formeel vallen de zes rijkscultuurfondsen ook onder de BIS.
Deze functies waren de zogenaamde instandhoudingsfunctie, de ontwikkelfunctie, de internationale platformfunctie en de ondersteuningsfunctie. Daarnaast zijn er zes rijkscultuurfondsen, die vierjarige subsidies verstrekten aan instellingen op grond van een artistiek profiel.
‘Kunst van Leven’,
Ministerie van OCW, 2007
De BIS omvat daarnaast vijf orkesten die we door hun (inter)nationale werking en het feit dat zij minder zijn ingebed in stedelijke cultuurregio’s tot de topvoorzieningen rekenen. Deze bespreken we in de volgende paragraaf.
Gezien de sterk uiteenlopende mate waarin provincies en gemeenten op dit moment bijdragen aan rijksgesubsidieerde cultuur en het feit dat hierover gemaakte bestuurlijke afspraken uit de jaren tachtig nog niet officieel zijn herzien, vindt de raad het op dit moment niet wenselijk om als voorwaarde voor rijkssubsidie een bepaald percentage cofinanciering door gemeenten en provincies te verlangen. Wel vinden we dat ketenvoorzieningen slechts in aanmerking komen voor subsidiëring in het kader van de BIS wanneer zij in te verantwoorden mate worden gefinancierd vanuit de betrokken stedelijke cultuurregio’s.
De BIS omvat daarnaast 2 theatergezelschappen, 2 dansgezelschappen, 1 operagezelschap en 1 instelling voor opera en dans die we door hun (inter)nationale kerntaak tot de topvoorzieningen rekenen. Deze bespreken we in de volgende paragraaf.
De situatie waarbij een instelling voor zijn subsidie zowel is aangewezen op de BIS als op een cultuurfonds is niet langer wenselijk.
De BIS omvat daarnaast 1 gezelschap voor jeugdtheater en jeugddans (dat voor zijn danstaken wordt gesubsidieerd door het Fonds Podiumkunsten) dat we tot de topvoorzieningen rekenen. Dit bespreken we in de volgende paragraaf.
De raad kan zich voorstellen dat presentatie-instellingen in de BIS een andere naam krijgen, die meer recht doet aan hun brede activiteitenpakket.
De BIS omvat daarnaast 1 festival voor interdisciplinaire podiumkunsten en drie filmfestivals die we tot de topvoorzieningen rekenen. Deze bespreken we in de volgende paragraaf.
De situatie waarbij één BIS-instellingen binnen verschillende BIS-categorieën valt of waarbij een instelling voor zijn subsidie zowel is aangewezen op de BIS als op een cultuurfonds is niet langer wenselijk.
Deze aanbeveling motiveren we in deel 4 van dit advies.